Sectieverslag over de
Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 30 December 1933
Derde Blad
No. 22632
Leidsche Begrooting voor 1934
met antwoord van b. en w.
ALGEMEEN BELEID VAN B. EN W.
leden waren van meening, dat de
[ding. die B. en W. vaak tegenover den
[vele
eenteraad en diens individueele leden
nemen van weinig respect en welwil-
»id getuigt, terwijl zij van opmerkin-
j voorstellen uit den Raad weinig no-
nemen; een dier leden achtte die hou-
Ss met bevorderlijk aan de handhaving
m°den parlementair-democratischen be-
Érïïdaamï werd voorts over het langzame
itrken van B. en W, Het duurt dikwijls
anden, soms zelfs jaren, voordat toege-
praéadviezen worden uitgebracht en,
én zij dan eindelijk uitgebracht, dan
ïhiedt dit vaak op een zoodanig tijd-
0 dat den Raad zeer weinig tijd voor
,'behoorlyke behandeling gelaten wordt.
voorbeeld uit den allerlaatsten tijd
j gewezen op de behandeling van het
Etbreidingsplan, dat door B. en W. aan de
Ede is gesteld, zonder dat den leden van
len Raad de gelegenheid was geschonken
eet plan behoorlijk te bestudeeren.
Van andere zijde werd in dit verband het
late indienen van deze begrooting betreurd,
j gevolg waarvan den Raadsleden slechts
dagen voor de bestudeering daarvan
,jn worden gelaten; ook de rekening over
1532 ls zeer laat verschenen.
Naar de meening van een lid vervallen
r en W. ook wel eens in een ander
Uiterste en plaatsen zij den Raad voor een
accompli, als voorbeeld waarvan de
plaatsing van reclameborden werd ge-
noemd.
Ook de uitvoering van Raadsbesluiten
lat naar de meening van vele leden vaak
veel te wenschen over. Zoo werd het
r deze leden sterk afgekeurd en veroor-
.v^ld, dat aan den uitdrukkelijk uitge-
iprok'en wensch van den Raad een zóó
tjjd.ge oproeping van sollicitanten voor de
betrekking van Directeur van Maatschap
pelijk Hulpbetoon, dat deze binnen zes
laanden na de aanneming van de reorga-
iatie-voorstellen in functie kan treden
•t zal worden voldaan.
Een ander lid keurde het eveneens af,
kt de voorstellen van Raadsleden en de
idressen van ingezetenen, die krachtens
besluiten van den Raad tegelijk met het
ptbreidingsplan moesten worden behan-
;ld, daarbij niet behandeld zijn. Namens
it sociaal-democratische fractie verzocht
I lid in de Memorie van Antwoord op-
ve te doen van alle voorstellen en adres-
i door den Raad in handen van B. en W.
praeadvies gesteld.
Weer een ander lid was van oordeel, dat
nok met de uitvoering van Raadsbesluiten
tiet altijd de noodige spoed wordt be
tracht; zoo is aan het besluit tot ophef-
j van een openbare bewaarschool en tot
[verplaatsing van een andere, besluit, dat
'voor het emde van de zomervacantie moest
|rijn uitgevoerd zelfs thans nog geen be
lui van uitvoering gegeven.
Een verdere grief van vele leden was, dat
|door B. en W. aan den Raad gedane toe
zeggingen niet steeds woiden nagekomen.
heeft de bij de behandeling van de
vorige gemeente-begrooting beloofde spoe
dige behandeling van het ontwerp-amb-
tenarenreglement zelfs nu nog niet plaats
gehad. Aan de toezegging, dat aan elk
Raadslid vóór de behandeling van het
uitbreidingsplan een kaart zou worden ver
strekt, is evenmin voldaan. De belofte ten
slotte, door den met de behandeling van de
algemeene personeelszaken belasten Wet
houder bij de behandeling van de begroo
ting voor 1933 gedaan, dat aan het bij het
Gemeentelijk Radio-distributie-bedrijf
werkzame personeel, dat In een der metaal
bewerkersbonden is georganiseerd, welke
riet de werkgevers een collectief contract
hebben gesloten, dit collectieve contract
loon zou worden uitbetaald, is ook weder
riet gestand gedaan.
Naar de meening van een lid behoort
riededeellng aan den Raad te worden ge
daan, indien bijzondere omstandigheden de
uitvoering van Raadsbesluiten of het na
komen van toezeggingen beletten; het zon
der meer niet of niet tijdig uitvoeren van
Raadsbesluiten, alsmede het niet nakomen
van gedane belofte, werd door een ander
hd orde en gezag ondermijnend genoemd.
Naar de meening van de hierboven aan
het woord zijnde leden strekt een en ander
Jan ook niet tot verhooging van het ver-
wouwen van den Raad in het College van
n. en W. en zij vreesden, dat dit gemis van
vertrouwen op den duur een goede samen-
Werking tusschen beide College's zelfs vol
strekt onmogelijk zou maken.
Een ander lid wees op het groote belang
van een zoo groot en hartelijk mogelijke
samenwerking tusschen B. en W. en den
«Md, vooral in deze tijden.
Een lid meende voorts, dat B. en W bij
net in- en doorvoeren van verslechterin
gen een grootere activiteit betoonen dan
rij het dienen van de belangen der ge-
riecnschap.
Tenslotte was een lid van oordeel, dat
en w. bij de behartiging van het alge
meen belang meer recht behooren te laten
wedervaren aan de belangen van bijzon
dere personen, in dien zin, dat, als het al
gemeen belang maatregelen vraagt, waar
voor bijzondere personen worden bena
deeld, een behoorlijke schadevergoeding
"loet worden in uitzicht gesteld.
hl dit verband merkte een ander lid op
dat een ambtenaar van het Bouw- en
woningtoezicht in opdracht van B. en W.
s jaar achtereen den eigenaar van het
perceel Haagweg. hoek De Genestetstraat,
eelt bewogen geld en grond aan de ge
rente af te staan, aangezien anders geen
"Eunntng tot vernieuwing van dat per-
„JjJJJou kunnen worden gegeven. Door dit
tPt,r™en is genoemde eigenaar in zijn
tdrijf benadeeld. Dit lid vroeg, hoe B. en
1'erder in deze aangelegenheid denken
'e handelen.
van 'lci ^Pleitte nog eens het toestaan
niirfi)p'ochten °P Zondag, althans des na-
j.ddags. Bij de huidige samenstelling van
.bevolking achtte dit lid het billijk, dat.
uien er al bezwaren zijn om optochten
f., urehóe den geheelen Zondag toe te
icatÜl bet althans mogelijk wordt ge
houden optochten op Zondagmiddag te
Hrtf j ander lid en een derde lid sloot
baarbij aan achtte het toestaan van
niet met muziek op Zondagavond
btvo-derlitk aan de handhaving van
de Zondagsrust en aan de heiliging van
den Zondag en ook niet in overeenstem
ming met artikel 4 van de Zondagswet;
naar de meening van dit lid behoort de
toestemming voor het houden van op
tochten, na het volkomen geëindigd zijn
van de godsdienstoefeningen op den Zon
dag, niet bij den Burgemeester alleen, doch
bij B. en W. te berusten.
Het laatst aan het woord zijnde lid drong
voorts naar aanleiding van een onlangs
hier plaats gehad hebbende vertooning
van een film, die door recensenten als een
aansporing tot prostitutie ls beoordeeld,
aan op de Invoering van een gemeentelijke
nakeuring van films.
Tenslotte betoogde een lid weder de wen-
schelijkheid van annexatie van Oegstgeest;
ook al is thans de tijd voor uitbreiding
van gemeenten niet gunstig, de gedachte
daaraan mag daarom niet prijs worden
gegeven.
Ook andere dan financieele belangen
wettigen z.i. de door hem voorgestane ge
biedsuitbreiding der gemeente, als be
hoorlijke aansluiting van verkeerswegen,
doelmatige regeling van de bestemming
van gronden, economische verzorging van
belangen enz,
Antwoord van B. en W.
B, en W. antwoorden:
De felle critiek op het beleid van ons
College, heeft bij ons de vraag doen rijzen,
wat nu eigenlijk de bedoeling van die cri
tiek is geweest? Moet die critiek worden
opgevat als een opbouwende, dan wel heeft
bij het uiten daarvan de bedoeling voor
gezeten, den leden van ons College een
wenk te geven hun zetels ter beschikking
van den Raad te stellen? Natuurlijk is er
nog een derde mogelijkheid, n.l. dat de
critiek zonder bepaalde bedoeling is geuit,
doch deze mogelijkheid mogen wij niet ver
onderstellen bij een zoo hoog staand en
serieus orgaan als Uw Raad.
Doch hoe een en ander ook zij, door deze
critiek en o.a. ook in de Raadsvergadering
van 6 November j.l. is uitgesproken, wordt
het besturen van een gemeente als Leiden
in deze moeilijke en zorgvolle tijden ons
College niet vergemakkelijkt en wordt het
gezag van het gemeentebestuur tegenover
de ingezetenen zeer zeker niet hoog ge
houden.
Vooral met het oog hierop betreuren wij
de uitgeoefende critiek en in het bijzonder
de wijze, waarop zij is te berde gebracht,
ten zeerste. Wil men de leden van ons
College door anderen vervangen zien, wel
nu reeds in 1935, over ruim anderhalf jaar,
heeft Uw Raad daarvoor de gelegenheid en
mocht men van oordeel zijn, dat het be
lang van de gemeente een vroegere ver
vanging noodzakelijk maakt, dan heeft Uw
Vergadering daartoe ook nu al het middel,
n.l. het aannemen van een motie van wan
trouwen. Intusschen doet het wel eenigs-
zins zonderling aan, dat bij de wethouders-
verkiezing in 1931 de drie leden van ons
College, die zich toen herkiesbaar stelden,
met groote meerderheid door Uwen Raad
weder tot zijn vertrouwensmannen werden
gekozen en dat toen bij de discussie, aan
de stemming voorafgaande, geen enkel
woord van mindere tevredenheid over het
beleid van de drie zich herkiesbaar stel
lende leden van ons College werd gerept,
niettegenstaande men reeds gedurende vier
jaren hun werkzaamheid had kunnen
S&ClBSlclclIl»
Na deze algemeene opmerkingen zullen
wij de geopperde critiek punt voor punt
onder oogen zien.
Allereerst dan de bewering, dat de hou
ding van ons College tegenover Uwen Raad
en zijn individueele leden, van we.nig
respect en welwillendheid getuigt en dat
van opmerkingen ere voorstellen uit den
Raad weinig notitie wordt genomen. Hierop
kunnen wij niet anders antwoorden, dan
dat het ons spijt, dat vele leden een wan
verhouding zien tusschen hun verdiensten
en de waardeering daarvan door ons Col
lege. Wij zijn ons echter niet bewust daar
in te kort te zijn geschoten.
De klacht over het langzame werken van
ons College kunnen wij moeilijk ontzenu
wen, zoolang men die klacht niet nader
omschrijft. Aan de behandeling van zaken
behoort toch steeds een nauwgezet onder
zoek vooraf te gaan en dat onderzoek is in
vele gevallen zeer tijdroovend, vooral ook
door de verschillende instanties, die moe
ten worden doorloopen. Dit kunnen wij
echter wel zeggen, dat de tijd, die ons Col
lege zich kan nemen voor zijn beslissing,
in de meeste gevallen veel korter is, dan
die, welke Uw Vergadering ter beschikking
wordt gegeven. Zoodra de noodige gege
vens ons zijn verstrekt en de adviezen van
de betrokken commissies ons hebben be
reikt pleegt veelal oogenblikkeiijk een be
slissing in de vergadering van ons College
te vallen. Slechts wanneer het bijzonder
moeilijke vraagstukken geldt, nog nadere
inlichtingen moeten worden ingewonnen of
te groot verschil van meening heerscht,
zoodat rijpere overdenking noodtg is, wordt
langer tijd ter beslissing genomen.
De voorbeelden, die ter illustratie van
het langzame werken van ons College in
het verslag worden aangetroffen, kunnen
wij ook niet accepteeren.
Natuurlijk zou het ook ons College aan
genaam zijn geweest, indien de begrooting
eerder had kunnen verschijnen; het op
maken van de begrooting in tijden, als wij
thans beleven, gaat echter met buitenge
wone moeilijkheden gepaard en vergt dan
ook veel meer tijd dan voorheen, zoodat
een overschrijding van den gestelden ter
mijn. zoo hier als in vele andere gemeen
ten. zeer begrijpelijk is en feitelijk geen
nadere toelichting of verklaring behoeft.
Niettemin is het toch nog gelukt de be
grooting voor 1934 ongeveer 14 dagen
eerder gereed te krijgen, dan die van 1933.
Volledigheidshalve zij er verder nog aan
herinnerd, dat de nota inzake de begroo
ting voor 1934. welke nota alle hoofdzaken
bevatte, van 12 October dateert, terwtil de
vergaderingen van de Secties eerst 13 Nov.
d a.v. werden gehouden.
De gemeente-rekening ls dit jaar op 6
Sept. door den Gemeente-Ontvanger aan
ons College aangeboden. Nog dienzelfden
dag heeft de gebruikelijke publicatie in de
couranten plaats gehad en zijn de voor
naamste cijfers ter kennis van de leden
van Uwen Raad gebracht, terwijl eveneens
op 8 September aan de Commissie van
Financiën is medegedeeld, dat de rekening
te harcr beschikking lag op het kantoor
van den Ontvanger. Ons rapport over de
rekening verscheen 28 September, terwijl
de getypte exemplaren omstreeks half No
vember werden rondgezonden. Een en an
der had zeker niet later plaats, dan in de
laatste jaren, eerder iets vroeger. Wij zul
len gaarne trachten de verschijning in den
vervolge zooveel mogelijk te bespoedigen,
aangezien zulks op zichzelf wenschelijk is
en ook Uw Vergadering daarop blijkt prijs
te stellen. Het feit, dat de voorloopige vast
stelling van de rekening door Uwen Raad
tengevolge van het wachten op het advies
van de Commissie, belast met het nazien
van de rekening, met belangrijke over
schrijding van den wettelijken termijn
heeft plaats gehad, ook in gevallen, waarin
de indiening van de rekening tijdig plaats
vond, schijnt niet bevorderlijk te zijn ge
weest aan een tijdige indiening in de
laatste jaren.
De grief, dat ons College Uw Vergadering
wel eens voor een fait accompli plaatst,
moeten wij eveneens weerspreken. Het
aangehaalde voorbeeld ls dan ook onjuist,
terwijl uit dat aanhalen bovendien blijkt,
dat Uw Vergadering eenvoudig geen acht
slaat, op het geen door ons College wordt
gezegd.
Naar aanleiding van vragen ter zake
van den heer Wilbrink toonden wd in de
raadsvergadering van 2 October j.l. aan.
dat wij bij Uw besluit van 11 April 1933
gemachtigd werden, om de daarvoor in
aanmerking komende gemeente-eigendom
men voor reclamedoeleinden te verhuren
en dat wij dus op grond van dat raads
besluit het recht hadden het aanbrengen
en explolteeren van aanplakborden op de
openbare straat te verpachten. Deze ver
pachting viel geheel binnen de ons ver
leende opdracht, zoodat er onzerzijds gee
nerlei aanleiding was Uw Vergadering m
deze aangelegenheid nader te mengen;
bezwaarlijk kan dan ook worden volgehou
den, dat Uw Vergadering te dezen aan
zien voor een voldongen feit werd gesteld.
De uitvoering van raadsbesluiten blijkt
ook al naar de meening van vele leden
vaak zeer veel te wenschen over te laten.
Het dienaangaande in de eerste plaats
genoemde voorbeeld, het niet tijdig op
roepen van sollicitanten naar de betrek
king van Directeur van Maatschappelijk
Hulpbetoon, kunnen wij onder verwijzing
naar het door den Wethouder voor Sociale
Zaken gesprokene in de raadszitting van
4 December J.l., hier verder stilzwijgend
voorbijgaan.
Een ander voorbeeld betreft het niet
altijd met den noodigen spoed uitvoeren
van raadsbesluiten. Daaromtrent zij opge
merkt, dat de bewaarschool aan de Oude
Vest, tot welker opheffing bij raadsbesluit
van 24 Juli 1933 werd besloten en waarop
blijkbaar in het verslag wordt gedoeld, met
ingang van den eersten schooldag na de
zomervacantie is opgeheven. Aan de ver
plaatsing van de bewaarschool aan de
Groenesteeg naar het gebouw aan de Ha-
verstraat moest, zooals U bekend is, het
aanbrengen van eenige verbeteringen aan
dat gebouw voorafgaan. Tot ons leedwezen
is voor het aanbrengen van die verbeterin
gen meer tijd noodig geweest, dan wij ge
dacht hadden.
Een volgende grief van vele leden betreft
het niet steeds nakomen van aan den
Raad gedane toezeggingen en het achter
wege laten van een mededeeling aan den
Raad. indien bijzondere omstandigheden de
uitvoering van raadsbesluiten of het nako
men van toezeggingen beletten.
Ook omtrent deze grief kan ons. uitge
zonderd een onwillekeurig verzuim met be
trekking tot het uitbreidingsplan, geen en
kel verwijt treffen.
Zoo ls een bepaalde toezegging, dat het
ontwerp-Ambtenarenreglement in 1933 Uwe
vergadering ter vaststelling zou worden
aangeboden, door ons College niet gedaan;
alleen de verwachting is uitgesproken, dat
de behandeling van het ontwerp-reglement
in den loop van 1933 zou kunnen plaats
hebben. Toen was evenwel niet bekend, dat
door de in de Algemeene Ambtenaren- en
Algemeene Werklieden Commissie vertegen
woordlgde organisaties van gemeente-per
soneel op het ontwerp niet minder dan 175
amendementen zouden worden ingediend,
welke amendementen vóór de behandeling
in het georganiseerde overleg niet alléén
gerangschikt, maar door ons College ook
stuk voor stuk moesten worden overwogen.
Ondanks den daaraan verbonden omvang
rijken en tijdroovenden arbeid, die naast
het gewone loopende werk moest worden
verricht, is het ontwerp in de maand Juli
j.l. In het georganiseerd overleg behandeld.
Uit den aard der zaak is met het opstellen
van het advies, betreffende deze uitbe-
breide en Ingewikkelde materie, alsmede
met de formuleering van de door het ge
organiseerd overleg aangenomen amende
menten wederom veel tijd gemoeid. Intus
schen kan nu met zekerheid worden ver
wacht. dat de behandeling in de eerste
helft van 1934 zal kunnen plaats hebben.
In elk geval blijkt uit het bovenstaande
volkomen duidelijk, dat van het niet na
komen van een belofte ln dezen geen
sprake is.
Wat voorts de loonen van de losse werk
lieden van het Gemeentelijk Radio-distri
butiebedrijf betreft, de betrokken wethou
der heeft niet anders toegezegd dan dat,
wanneer zou blijken, dat de werklieden bij
dit bedrijf, toen in groep C ingedeeld, in
derdaad in een te lage loongroep waren ge
plaatst of te laag waren gesalarieerd, hij
deze zaak nader onder de oogen zou zien.
Dit is inmiddels geschied en als gevolg
daarvan is een nieuwe indeeling van de
losse werklieden bij dit bedrijf in vier toon
groepen tot stand gekomen; de loonen van
die groepen nu zijn zeker niet lager, doch
eerder hooger. dan die van de loongroepen
van de collectieve arbeidsovereenkomst
voor de electrotechnische industrie, waar
toe deze werklieden op grond van hun vak
bekwaamheid geacht moeten worden te be
hooren.
Ook hier is het dus onjuist van het niet
nakomen van een belofte te spreken.
Over de meer in algemeenen zin ter
sprake gebrachte grieven, dat ons College
bij het in- en doorvoeren van verslechte
ringen een grootere activiteit zou betoonen,
dan bij het dienen van de belangen der
gemeenschap, terwij! ons College voorts bij
de behartiging van het algemeen belang
meer recht zou behooren te laten weder
varen aan de belangen van bijzondere per
sonen, behoeven wij niet veel in het mid
den te brengen. Met betrekking tot de
eerste grief moeten wil toch aannemen,
dat zij niet luist ls weergegeven, aangezien
de opmerking zooals zij in het verslag
voorkomt, slechts zou getuigen van een
grondig gebrek aan kennis in de behande
ling van zaken. En wat de tweede grief
betreft, daarop kunnen wij antwoorden,
dat bij de behartiging van het algemeen
belang onzerzijds steeds op de belangen
van bijzondere personen in zoodanige mate
wordt gelet, als waartoe de wettelijke voor
schriften of de billijkheid naar ons inzien
aanleiding geven. Voor zoover ons bekend,
hebben ook de betrokken ambtenaren met
betrekking tot de ln het verslag bedoelde
bouwplannen, bij het verstrekken van in
lichtingen uiteraard de gebruikelijke toe
passing van het bepaalde bij de artikelen 1
en 2 van de bouwverordening, waarmede
die bouwplannen in strijd waren, tot richt
snoer genomen. Van een bewegen hunner
zijds. om geld en grond af te staan in
strijd met de desbetreffende bepalingen,
kan derhalve niet worden gesproken en
aanleiding tot het nemen van maatregelen
te hunnen aanzien bestaan derhalve niet.
Wij komen thans tot de beantwoording
van de verschillende grieven tegen ons be
leid met betrekking tot 't uitbreidingsplan.
Ofschoon deze zaak uitermate uitvoerig
6 November j.l. is behandeld en de opmer
kingen, welke thans naar aanleiding van
het gesprokene in de afdeelingen op 13 No
vember dA.v. in het verslag voorkomen,
eigenlijk als „onnoodlg nakaarten" zouden
kunnen worden betiteld en ons College
haar beantwoording dus gevoegelijk ach
terwege zou kunnen laten, hebben wij toch
gemeend deze gedragslijn in dit geval niet
te moeten volgen. De gemaakte opmerkin
gen bieden ons n.l. een goede gelegenheid,
om nog eens duidelijk en uitvoerig uiteen
te zetten, hoe de zaak werkelijk is en op
te komen tegen legenden, die zich mis
schien bij het publiek hebben gevormd.
Weliswaar is de zaak onzerzijds reeds 6
November uitvoerig belicht en zijn toen de
vele te berde gebrachte beschuldigingen
aan het adres van ons College weerlegd,
doch de mogelijkheid is niet uitgesloten,
dat een en ander, In het bijzonder voor
oningewijden, niet voldoende tot zijn recht
is gekomen. Bovendien kwamen de onjuiste
en heftige aanvallen voor ons College ge
heel onverwacht, In de op 30 October t.v.
gehouden, vooruit aangekondigde, besloten
bijeenkomst, waarin deskundige voorlich
ting in ruime mate te verkrijgen was en
voldoende gelegenheid bestond, om alle mo
gelijke vragen te stellen en grieven te
uiten, werd, om voor ons College onver
klaarbare redenen, geen der grieven, waar
om het hier gaat de zakelijke critiek op
het uitbreidingsplan hebben wij natuurlijk
niet op het oog te berde gebracht.
Om te beginnen de tot twee keer toe
door een der raadsleden geuite bewering,
dat ons College eerst na 7 jaren met een
voorstel in zake het uitbreidingsplan is ge
komen. er 7 jaren over heeft gedaan. Deze
bewering is om net zeer zacht uit te druk
ken in den meest volstrekten zin van het
woord onjuist Elk raadslid kan weten en
de zooeven bedoelde spreker ln het bijzon
der, aangezien hij reeds meer dan 14 jaren
raadslid is, dat we! op 17 Mei 1926. dus
ruim 7 Jaren geleden, aan het architecten
bureau Granpré Molière. Verhagen en Kok
te Rotterdam opdracht werd verstrekt tot
het ontwerpen van plannen tot herziening
van het uitbreidingsplan onzer gemeente,
doch dat dit ontwerp eerst op 8 Aug. 1929
aan ons College werd aangeboden, terwiji
de bij het ontwerp behoorende memorie
van toelichting pas op 28 October 1929 in
ons bezit kwant. Van de 7 jaar gaan dus 3
jaar af, zoodat de geuite bewering alvast
voor bijna 43% onjuist blijkt te zijn.
Heeft ons College nu gedurende het tijd
perk van plm. 4 jaar. dat het ontwerp ln
ons bezit is, getreuzeld? Wij zullen aantoo-
nen, dat ook van de met 43'/® verkleinde
bewering geen syllabe waar is.
Op 28 October 1929 kwam, gelijk gezegd,
de memorie van toelichting in ons bezit.
Reeds in onze vergadering van 31 October
1929, dus 3 dagen later, maakte het plan
een onderwerp van bespreking in onze ver
gadering uit; besloten werd toen het ont
werp met toelichting te stellen in handen
van den Directeur van Gemeentewerken
om advies.
Op 23 December 1929 bereikte ons reeds
dit advies. Op 30 December d.a.v. werd be
sloten het rapport met nota van den Di
recteur te stellen in handen van de Com
missie van Fabricage, met welke Commis
sie op 2 April 1930 een gemeenschappelijke
bespreking plaats had. Op 30 Mei d.a.v.
kwam vervolgens iiet advies van de Com
missie van Fabricage bij ons ln. Reeds
ruim een week daarna op 10 Juni 1930
maakte het advies een onderwerp van be
handeling In onze vergadering uit. Beslo
ten werd het ontwerp toen, onder mede
deeling van de dezerzijds noodig geachte
wijzigingen, in besloten bijeenkomst aan
Uwe Vergadering over te leggen.
Op 30 Juni d.a.v. had deze besloten
bijeenkomst plaats. De heeren Verhagen
en Kok van het Architectenbureau, als
mede de Directeur van Gemeentewerken,
lichtten het plan toe
Nadat de in de besloten bijeenkomst
gemaakte opmerkingen rijpelijk waren
overwogen, waarmede eenige tijd gemoeid
ging in verband met de onvoltalligheid van
ons College ln de zomermaanden en de
voorbereiding van de gemeente-begrooting,
werd op 27 October 1930 aan den Directeur
van Gemeentewerken opgedragen met
spoed een nieuwe teekening van het ont-
werp-uitbreidingsplan te vervaardigen en
in te zenden, waarbij met de dezerzijds,
mede op grond van het ln de besloten
bijeenkomst opgemerkte, noodig geachte
wijzigingen, moest worden rekening gehou
den.
Op 19 Juni 1931 zond de Directeur de
nieuwe teekening in. Nadat het op tal van
punten gewijzigde en aangevulde plan
dezerzijds was bestudeerd, werd op 27 Juli
d.a.v. besloten het ontwerp-plan alsnu aan
de Provinciale Advies-Commissie ter be-
oordeeling toe te zenden, nadat nog eenige
wijziging zou hebben plaats gehad. Op 2
September 1931 had daarop die toezen
ding plaats. Zooals U bekend zal zijn, ach
ten Gedeputeerde Staten een dergelijk
overleg gewenscht.
De Provinciale Advies-Commissie behan
delde het ontwerp op 19 November d.a.v.
Bij die behandeling was o.m. een lid van
ons College tegenwoordig. Het advies der
commissie bereikte ons op 14 Maart 1932
en maakte in onze vergadering van 17
Maart d.a.v., dus slechts drie dagen later,
een punt van bespreking uit. Besloten
werd den Directeur van Gemeentewerken
op te dragen:
a. te ontwerpen en aan ons College zoo
spoedig mogelijk in te zenden een nadere
omschrijving zoo noodig in den vorm
van een verordening, deel uitmakende van
het uitbreidingsplan van de op de tee
kening van het plan voorkomende aandui
dingen (als: open bebouwing, half open
bebouwing, beteren bouw enz.), zulks in
overleg met de ontwerpers van het plan;
b. de detailteekeningen en overige stuk
ken, noodig voor de ter visie-legging van
het plan verder gereed te maken, zulks met
inachtneming van de wijzigingen, welke
alsnog in het ontwerp waren aangebracht
en met dien verstande, dat een en ander
uiterlijk 1 November 1932 gereed zou zijn.
Op 3 December 1932 zond de Directeur
zijn rapport in, dat is dus ruhn een maand
na den hem gestelden termijn. Verwonde
ring behoeft deze termijnoverschrijding
intusschen niet te baren, als men in aan
merking neemt, dat de door de ontwerpers
overgelegde kaart van het uitbreidings
plan eigenlijk niet meer dan een uitge
werkt schetsplan was, welk schetsplan op
verschillende onderdeden moest worden
gewijzigd en omgewerkt, soms vrij belang
rijk. en in zijn geheel in onderdeelen moest
worden uitgewerkt.
Waarin het omwerken bestond en wal
bij het in onderdeelen uitwerken moest
worden verricht, zullen wij hier niet na
der in finesses uiteenzetten. Gaarne zijn
wij bereid dit aan hen, die zulks mochten
wenschen, te laten zien.
Behalve dit omwerken en in onderdeelen
uitwerken, moesten verder nog de bij het
plan behoorende bebouwingsvoorschriften
worden ontworpen, terwijl ten slotte nog
ten aanzien van elk perceel, dat in het
uitbreidingsplan is begrepen of door een
rooilijn wordt getroffen, moest worden
nagegaan, of meer dan 1/3 gedeelte aan
bebouwing werd onttrokken en staten
moesten worden opgemaakt van de per-
ceelen, ten aanzien waarvan dit het ge
val was.
Het rapport vjn den Directeur werd
met het daarbij behoorende plan behan
deld in onze vergadering van 15 Decem
ber d a.v. en om advies gezonden naar de
Commissie van Fabricage. Bij haar rap
port van 27 Februari 1933 gaf deze ons ln
overweging het (ingevolge de wet voor
geschreven) advies van de Gezondheids
commissie over het ontwerp ca. in te
winnen en tot ter visie legging daarvan
te besluiten, een en ander met inachtne
ming van eenige in het rapport aangege
ven wijzigingen.
Overeenkomstig het advies der Commis
sie van Fabricage besloot ons College op
2 Maart d.a v. het ontwerp aan de Ge
zondheidscommissie te zenden met ver
zoek haar gevoelens vóór 4 April 1933 ken
baar te maken, aangezien het ontwerp
uiterlijk 11 April 1933 ter visie moest wor
den gelegd.
Waarom moest deze ter visie legging nu
uiterlijk 11 April 1933 plaats hebben en
was het zoodoende ten eenenmale onmo
gelijk het ontwerp vóór de ter visie leg
ging nog eens aan Uwe Vergadering over
te leggen? Om U dit duidelijk te maken,
is het noodig even in Uwe herinnering
terug te roepen Uw besluit van 11 April
1932. Bij dat ingevolge art 36 lid 4 van
de Woningwet genomen besluit werd over
eenkomstig ons voorstel en op advies van
de Commissie van Fabricage, ter bescher
ming van het in voorbereiding zijnde plan
van uitbreiding bepaald, dat de vaststel
ling van een plan van uitbreiding voor
onze gemeente werd voorbereid, teneinde
op eenvoudige wijze te voorkomen, dat
vóór de ter visie legging van het ont-
werp-ultbreidingsplan in strijd met het
ontwerp werd gebouwd. Een dergelijk be
sluit vervalt echter, indien niet binnen
een jaar het ontwerp-plan zelf ter visie
wordt gelegd. Teneinde derhalve ook na
het vervallen van dien termijn het bou
wen in strijd met het ontwerp-plan te
kunnen tegengaan, was het noodzakelijk
uiterlijk 11 April 1933 tot ter visie legging
over te gaan.
Na de ter visie legging, welke overeen
komstig het wettelijk voorschrift gedu
rende 4 weken heeft plaats gehad, kwa
men geleidelijk verschillende bezwaar
schriften tegen het ontwerp-uitbreidings-
plan en de vast te stellen voorgevelrooi-
lijnen ln. Aangezien het niet mogelijk was
het onderzoek van al die bezwaarschriften
binnen drie maanden na afloop van de
ter visie legging te beëindigen en
het ontwerp-plan te doen vaststellen,
werd op voorstel van ons College
bij Uw besluit van 24 Juli 1933 besloten de
beslissing over het plan van uitbreiding
voor drie manden te verdagen. Een derge
lijke verdaging laat de wet slechts één
maal voor ten hoogste drie maanden toe.
zoodat dus uiterlijk 8 November 1933 de
beslissing moest vallen.
Op 16 Augustus 1933 diende de Dirceteur
van Gemeentewerken zijn rapport over de
bezwaarschriften in, over welk rapport de
Commissie van Fabricage op 26 September
d.a.v. haar advies uitbracht. Nadat ons
College van deze stukken had kennis ge
nomen en nadere toelichting door den
Directeur van Gemeentewerken had plaats
gehad, werd op 12 October 1933 besloten
de zaak bij Uwe Vergadering aanhangig
te maken. Op 23 October d.a.v. brachten
wij ons zeer uitvoerig praeadvies aan U
uit. Op 30 October had daarop de toelich
ting in besloten bijeenkomst plaats, ge
volgd door de bekende openbare behande
ling in Uwe Vergadering van 6 Nov. jl.
Uit deze uiteenzetting, die zeer tot ons
leedwezen bijzonder omvangrijk is gewor
den tot recht verstand der zaak was
zulks echter niet te vermijden blijkt o.l.
duidelijk, dat van een langzaam werken
van ons College met betrekking tot het
uitbreidingsplan geen sprake ls, integen
deel, dat zoowel door ons College als door
de betrokken ambtenaren met bekwamen
suoed is gewerkt. Doch tevens toont onze
uiteenzetting aan, dat de raadsleden, die
belang stelden in het ontwerp-uitbrei-
dingsplan niet alleen alleszins in de ge
legenheid zijn geweest daarvan kennis te
nemen, maar ook nimmer den wensch
daartoe met een enkel woord hebben te
kennen gegeven, zelfs niet toen bij raads
besluit van 24 Juli j.l. werd besloten de
beslissing over het plan voor drie maan
den te verdagen. Ook vergete men niet,
dat de geheele gang van zaken heeft
plaats gehad ln overleg met en overeen
komstig het advies van de Commissie van
Fabricage, in welke Commissie een ver
trouwensman van elke meer dan één ltd
tellende fractie zitting heeft, sedert, inge
volge Uwen wensch die commissie met 2
leden ls uitgebreid
Thans zullen wij nog eenige aandacht
wijden aan de overige klachten met be
trekking tot het uitbreidingsplan.
Zoo zouden niet zijn uitgevoerd de be
sluiten van Uwen Raad om over verschil
lende voorstellen praeadvies uit te bren
gen ter behandeling tegelijk met de her
ziening van het uitbreidingsplan, terwijl
ook verschillende adressen, die ingevolge
Uwe besluiten zouden worden behandeld
tegelijk met het uitbreidingsplan, daarbij
niet aan de orde zouden zijn gesteld.