Sectieverslag over de Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 30 December 1933 Derde Blad No. 22632 Leidsche Begrooting voor 1934 met antwoord van b. en w. ALGEMEEN BELEID VAN B. EN W. leden waren van meening, dat de [ding. die B. en W. vaak tegenover den [vele eenteraad en diens individueele leden nemen van weinig respect en welwil- »id getuigt, terwijl zij van opmerkin- j voorstellen uit den Raad weinig no- nemen; een dier leden achtte die hou- Ss met bevorderlijk aan de handhaving m°den parlementair-democratischen be- Érïïdaamï werd voorts over het langzame itrken van B. en W, Het duurt dikwijls anden, soms zelfs jaren, voordat toege- praéadviezen worden uitgebracht en, én zij dan eindelijk uitgebracht, dan ïhiedt dit vaak op een zoodanig tijd- 0 dat den Raad zeer weinig tijd voor ,'behoorlyke behandeling gelaten wordt. voorbeeld uit den allerlaatsten tijd j gewezen op de behandeling van het Etbreidingsplan, dat door B. en W. aan de Ede is gesteld, zonder dat den leden van len Raad de gelegenheid was geschonken eet plan behoorlijk te bestudeeren. Van andere zijde werd in dit verband het late indienen van deze begrooting betreurd, j gevolg waarvan den Raadsleden slechts dagen voor de bestudeering daarvan ,jn worden gelaten; ook de rekening over 1532 ls zeer laat verschenen. Naar de meening van een lid vervallen r en W. ook wel eens in een ander Uiterste en plaatsen zij den Raad voor een accompli, als voorbeeld waarvan de plaatsing van reclameborden werd ge- noemd. Ook de uitvoering van Raadsbesluiten lat naar de meening van vele leden vaak veel te wenschen over. Zoo werd het r deze leden sterk afgekeurd en veroor- .v^ld, dat aan den uitdrukkelijk uitge- iprok'en wensch van den Raad een zóó tjjd.ge oproeping van sollicitanten voor de betrekking van Directeur van Maatschap pelijk Hulpbetoon, dat deze binnen zes laanden na de aanneming van de reorga- iatie-voorstellen in functie kan treden •t zal worden voldaan. Een ander lid keurde het eveneens af, kt de voorstellen van Raadsleden en de idressen van ingezetenen, die krachtens besluiten van den Raad tegelijk met het ptbreidingsplan moesten worden behan- ;ld, daarbij niet behandeld zijn. Namens it sociaal-democratische fractie verzocht I lid in de Memorie van Antwoord op- ve te doen van alle voorstellen en adres- i door den Raad in handen van B. en W. praeadvies gesteld. Weer een ander lid was van oordeel, dat nok met de uitvoering van Raadsbesluiten tiet altijd de noodige spoed wordt be tracht; zoo is aan het besluit tot ophef- j van een openbare bewaarschool en tot [verplaatsing van een andere, besluit, dat 'voor het emde van de zomervacantie moest |rijn uitgevoerd zelfs thans nog geen be lui van uitvoering gegeven. Een verdere grief van vele leden was, dat |door B. en W. aan den Raad gedane toe zeggingen niet steeds woiden nagekomen. heeft de bij de behandeling van de vorige gemeente-begrooting beloofde spoe dige behandeling van het ontwerp-amb- tenarenreglement zelfs nu nog niet plaats gehad. Aan de toezegging, dat aan elk Raadslid vóór de behandeling van het uitbreidingsplan een kaart zou worden ver strekt, is evenmin voldaan. De belofte ten slotte, door den met de behandeling van de algemeene personeelszaken belasten Wet houder bij de behandeling van de begroo ting voor 1933 gedaan, dat aan het bij het Gemeentelijk Radio-distributie-bedrijf werkzame personeel, dat In een der metaal bewerkersbonden is georganiseerd, welke riet de werkgevers een collectief contract hebben gesloten, dit collectieve contract loon zou worden uitbetaald, is ook weder riet gestand gedaan. Naar de meening van een lid behoort riededeellng aan den Raad te worden ge daan, indien bijzondere omstandigheden de uitvoering van Raadsbesluiten of het na komen van toezeggingen beletten; het zon der meer niet of niet tijdig uitvoeren van Raadsbesluiten, alsmede het niet nakomen van gedane belofte, werd door een ander hd orde en gezag ondermijnend genoemd. Naar de meening van de hierboven aan het woord zijnde leden strekt een en ander Jan ook niet tot verhooging van het ver- wouwen van den Raad in het College van n. en W. en zij vreesden, dat dit gemis van vertrouwen op den duur een goede samen- Werking tusschen beide College's zelfs vol strekt onmogelijk zou maken. Een ander lid wees op het groote belang van een zoo groot en hartelijk mogelijke samenwerking tusschen B. en W. en den «Md, vooral in deze tijden. Een lid meende voorts, dat B. en W bij net in- en doorvoeren van verslechterin gen een grootere activiteit betoonen dan rij het dienen van de belangen der ge- riecnschap. Tenslotte was een lid van oordeel, dat en w. bij de behartiging van het alge meen belang meer recht behooren te laten wedervaren aan de belangen van bijzon dere personen, in dien zin, dat, als het al gemeen belang maatregelen vraagt, waar voor bijzondere personen worden bena deeld, een behoorlijke schadevergoeding "loet worden in uitzicht gesteld. hl dit verband merkte een ander lid op dat een ambtenaar van het Bouw- en woningtoezicht in opdracht van B. en W. s jaar achtereen den eigenaar van het perceel Haagweg. hoek De Genestetstraat, eelt bewogen geld en grond aan de ge rente af te staan, aangezien anders geen "Eunntng tot vernieuwing van dat per- „JjJJJou kunnen worden gegeven. Door dit tPt,r™en is genoemde eigenaar in zijn tdrijf benadeeld. Dit lid vroeg, hoe B. en 1'erder in deze aangelegenheid denken 'e handelen. van 'lci ^Pleitte nog eens het toestaan niirfi)p'ochten °P Zondag, althans des na- j.ddags. Bij de huidige samenstelling van .bevolking achtte dit lid het billijk, dat. uien er al bezwaren zijn om optochten f., urehóe den geheelen Zondag toe te icatÜl bet althans mogelijk wordt ge houden optochten op Zondagmiddag te Hrtf j ander lid en een derde lid sloot baarbij aan achtte het toestaan van niet met muziek op Zondagavond btvo-derlitk aan de handhaving van de Zondagsrust en aan de heiliging van den Zondag en ook niet in overeenstem ming met artikel 4 van de Zondagswet; naar de meening van dit lid behoort de toestemming voor het houden van op tochten, na het volkomen geëindigd zijn van de godsdienstoefeningen op den Zon dag, niet bij den Burgemeester alleen, doch bij B. en W. te berusten. Het laatst aan het woord zijnde lid drong voorts naar aanleiding van een onlangs hier plaats gehad hebbende vertooning van een film, die door recensenten als een aansporing tot prostitutie ls beoordeeld, aan op de Invoering van een gemeentelijke nakeuring van films. Tenslotte betoogde een lid weder de wen- schelijkheid van annexatie van Oegstgeest; ook al is thans de tijd voor uitbreiding van gemeenten niet gunstig, de gedachte daaraan mag daarom niet prijs worden gegeven. Ook andere dan financieele belangen wettigen z.i. de door hem voorgestane ge biedsuitbreiding der gemeente, als be hoorlijke aansluiting van verkeerswegen, doelmatige regeling van de bestemming van gronden, economische verzorging van belangen enz, Antwoord van B. en W. B, en W. antwoorden: De felle critiek op het beleid van ons College, heeft bij ons de vraag doen rijzen, wat nu eigenlijk de bedoeling van die cri tiek is geweest? Moet die critiek worden opgevat als een opbouwende, dan wel heeft bij het uiten daarvan de bedoeling voor gezeten, den leden van ons College een wenk te geven hun zetels ter beschikking van den Raad te stellen? Natuurlijk is er nog een derde mogelijkheid, n.l. dat de critiek zonder bepaalde bedoeling is geuit, doch deze mogelijkheid mogen wij niet ver onderstellen bij een zoo hoog staand en serieus orgaan als Uw Raad. Doch hoe een en ander ook zij, door deze critiek en o.a. ook in de Raadsvergadering van 6 November j.l. is uitgesproken, wordt het besturen van een gemeente als Leiden in deze moeilijke en zorgvolle tijden ons College niet vergemakkelijkt en wordt het gezag van het gemeentebestuur tegenover de ingezetenen zeer zeker niet hoog ge houden. Vooral met het oog hierop betreuren wij de uitgeoefende critiek en in het bijzonder de wijze, waarop zij is te berde gebracht, ten zeerste. Wil men de leden van ons College door anderen vervangen zien, wel nu reeds in 1935, over ruim anderhalf jaar, heeft Uw Raad daarvoor de gelegenheid en mocht men van oordeel zijn, dat het be lang van de gemeente een vroegere ver vanging noodzakelijk maakt, dan heeft Uw Vergadering daartoe ook nu al het middel, n.l. het aannemen van een motie van wan trouwen. Intusschen doet het wel eenigs- zins zonderling aan, dat bij de wethouders- verkiezing in 1931 de drie leden van ons College, die zich toen herkiesbaar stelden, met groote meerderheid door Uwen Raad weder tot zijn vertrouwensmannen werden gekozen en dat toen bij de discussie, aan de stemming voorafgaande, geen enkel woord van mindere tevredenheid over het beleid van de drie zich herkiesbaar stel lende leden van ons College werd gerept, niettegenstaande men reeds gedurende vier jaren hun werkzaamheid had kunnen S&ClBSlclclIl» Na deze algemeene opmerkingen zullen wij de geopperde critiek punt voor punt onder oogen zien. Allereerst dan de bewering, dat de hou ding van ons College tegenover Uwen Raad en zijn individueele leden, van we.nig respect en welwillendheid getuigt en dat van opmerkingen ere voorstellen uit den Raad weinig notitie wordt genomen. Hierop kunnen wij niet anders antwoorden, dan dat het ons spijt, dat vele leden een wan verhouding zien tusschen hun verdiensten en de waardeering daarvan door ons Col lege. Wij zijn ons echter niet bewust daar in te kort te zijn geschoten. De klacht over het langzame werken van ons College kunnen wij moeilijk ontzenu wen, zoolang men die klacht niet nader omschrijft. Aan de behandeling van zaken behoort toch steeds een nauwgezet onder zoek vooraf te gaan en dat onderzoek is in vele gevallen zeer tijdroovend, vooral ook door de verschillende instanties, die moe ten worden doorloopen. Dit kunnen wij echter wel zeggen, dat de tijd, die ons Col lege zich kan nemen voor zijn beslissing, in de meeste gevallen veel korter is, dan die, welke Uw Vergadering ter beschikking wordt gegeven. Zoodra de noodige gege vens ons zijn verstrekt en de adviezen van de betrokken commissies ons hebben be reikt pleegt veelal oogenblikkeiijk een be slissing in de vergadering van ons College te vallen. Slechts wanneer het bijzonder moeilijke vraagstukken geldt, nog nadere inlichtingen moeten worden ingewonnen of te groot verschil van meening heerscht, zoodat rijpere overdenking noodtg is, wordt langer tijd ter beslissing genomen. De voorbeelden, die ter illustratie van het langzame werken van ons College in het verslag worden aangetroffen, kunnen wij ook niet accepteeren. Natuurlijk zou het ook ons College aan genaam zijn geweest, indien de begrooting eerder had kunnen verschijnen; het op maken van de begrooting in tijden, als wij thans beleven, gaat echter met buitenge wone moeilijkheden gepaard en vergt dan ook veel meer tijd dan voorheen, zoodat een overschrijding van den gestelden ter mijn. zoo hier als in vele andere gemeen ten. zeer begrijpelijk is en feitelijk geen nadere toelichting of verklaring behoeft. Niettemin is het toch nog gelukt de be grooting voor 1934 ongeveer 14 dagen eerder gereed te krijgen, dan die van 1933. Volledigheidshalve zij er verder nog aan herinnerd, dat de nota inzake de begroo ting voor 1934. welke nota alle hoofdzaken bevatte, van 12 October dateert, terwtil de vergaderingen van de Secties eerst 13 Nov. d a.v. werden gehouden. De gemeente-rekening ls dit jaar op 6 Sept. door den Gemeente-Ontvanger aan ons College aangeboden. Nog dienzelfden dag heeft de gebruikelijke publicatie in de couranten plaats gehad en zijn de voor naamste cijfers ter kennis van de leden van Uwen Raad gebracht, terwijl eveneens op 8 September aan de Commissie van Financiën is medegedeeld, dat de rekening te harcr beschikking lag op het kantoor van den Ontvanger. Ons rapport over de rekening verscheen 28 September, terwijl de getypte exemplaren omstreeks half No vember werden rondgezonden. Een en an der had zeker niet later plaats, dan in de laatste jaren, eerder iets vroeger. Wij zul len gaarne trachten de verschijning in den vervolge zooveel mogelijk te bespoedigen, aangezien zulks op zichzelf wenschelijk is en ook Uw Vergadering daarop blijkt prijs te stellen. Het feit, dat de voorloopige vast stelling van de rekening door Uwen Raad tengevolge van het wachten op het advies van de Commissie, belast met het nazien van de rekening, met belangrijke over schrijding van den wettelijken termijn heeft plaats gehad, ook in gevallen, waarin de indiening van de rekening tijdig plaats vond, schijnt niet bevorderlijk te zijn ge weest aan een tijdige indiening in de laatste jaren. De grief, dat ons College Uw Vergadering wel eens voor een fait accompli plaatst, moeten wij eveneens weerspreken. Het aangehaalde voorbeeld ls dan ook onjuist, terwijl uit dat aanhalen bovendien blijkt, dat Uw Vergadering eenvoudig geen acht slaat, op het geen door ons College wordt gezegd. Naar aanleiding van vragen ter zake van den heer Wilbrink toonden wd in de raadsvergadering van 2 October j.l. aan. dat wij bij Uw besluit van 11 April 1933 gemachtigd werden, om de daarvoor in aanmerking komende gemeente-eigendom men voor reclamedoeleinden te verhuren en dat wij dus op grond van dat raads besluit het recht hadden het aanbrengen en explolteeren van aanplakborden op de openbare straat te verpachten. Deze ver pachting viel geheel binnen de ons ver leende opdracht, zoodat er onzerzijds gee nerlei aanleiding was Uw Vergadering m deze aangelegenheid nader te mengen; bezwaarlijk kan dan ook worden volgehou den, dat Uw Vergadering te dezen aan zien voor een voldongen feit werd gesteld. De uitvoering van raadsbesluiten blijkt ook al naar de meening van vele leden vaak zeer veel te wenschen over te laten. Het dienaangaande in de eerste plaats genoemde voorbeeld, het niet tijdig op roepen van sollicitanten naar de betrek king van Directeur van Maatschappelijk Hulpbetoon, kunnen wij onder verwijzing naar het door den Wethouder voor Sociale Zaken gesprokene in de raadszitting van 4 December J.l., hier verder stilzwijgend voorbijgaan. Een ander voorbeeld betreft het niet altijd met den noodigen spoed uitvoeren van raadsbesluiten. Daaromtrent zij opge merkt, dat de bewaarschool aan de Oude Vest, tot welker opheffing bij raadsbesluit van 24 Juli 1933 werd besloten en waarop blijkbaar in het verslag wordt gedoeld, met ingang van den eersten schooldag na de zomervacantie is opgeheven. Aan de ver plaatsing van de bewaarschool aan de Groenesteeg naar het gebouw aan de Ha- verstraat moest, zooals U bekend is, het aanbrengen van eenige verbeteringen aan dat gebouw voorafgaan. Tot ons leedwezen is voor het aanbrengen van die verbeterin gen meer tijd noodig geweest, dan wij ge dacht hadden. Een volgende grief van vele leden betreft het niet steeds nakomen van aan den Raad gedane toezeggingen en het achter wege laten van een mededeeling aan den Raad. indien bijzondere omstandigheden de uitvoering van raadsbesluiten of het nako men van toezeggingen beletten. Ook omtrent deze grief kan ons. uitge zonderd een onwillekeurig verzuim met be trekking tot het uitbreidingsplan, geen en kel verwijt treffen. Zoo ls een bepaalde toezegging, dat het ontwerp-Ambtenarenreglement in 1933 Uwe vergadering ter vaststelling zou worden aangeboden, door ons College niet gedaan; alleen de verwachting is uitgesproken, dat de behandeling van het ontwerp-reglement in den loop van 1933 zou kunnen plaats hebben. Toen was evenwel niet bekend, dat door de in de Algemeene Ambtenaren- en Algemeene Werklieden Commissie vertegen woordlgde organisaties van gemeente-per soneel op het ontwerp niet minder dan 175 amendementen zouden worden ingediend, welke amendementen vóór de behandeling in het georganiseerde overleg niet alléén gerangschikt, maar door ons College ook stuk voor stuk moesten worden overwogen. Ondanks den daaraan verbonden omvang rijken en tijdroovenden arbeid, die naast het gewone loopende werk moest worden verricht, is het ontwerp in de maand Juli j.l. In het georganiseerd overleg behandeld. Uit den aard der zaak is met het opstellen van het advies, betreffende deze uitbe- breide en Ingewikkelde materie, alsmede met de formuleering van de door het ge organiseerd overleg aangenomen amende menten wederom veel tijd gemoeid. Intus schen kan nu met zekerheid worden ver wacht. dat de behandeling in de eerste helft van 1934 zal kunnen plaats hebben. In elk geval blijkt uit het bovenstaande volkomen duidelijk, dat van het niet na komen van een belofte ln dezen geen sprake is. Wat voorts de loonen van de losse werk lieden van het Gemeentelijk Radio-distri butiebedrijf betreft, de betrokken wethou der heeft niet anders toegezegd dan dat, wanneer zou blijken, dat de werklieden bij dit bedrijf, toen in groep C ingedeeld, in derdaad in een te lage loongroep waren ge plaatst of te laag waren gesalarieerd, hij deze zaak nader onder de oogen zou zien. Dit is inmiddels geschied en als gevolg daarvan is een nieuwe indeeling van de losse werklieden bij dit bedrijf in vier toon groepen tot stand gekomen; de loonen van die groepen nu zijn zeker niet lager, doch eerder hooger. dan die van de loongroepen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de electrotechnische industrie, waar toe deze werklieden op grond van hun vak bekwaamheid geacht moeten worden te be hooren. Ook hier is het dus onjuist van het niet nakomen van een belofte te spreken. Over de meer in algemeenen zin ter sprake gebrachte grieven, dat ons College bij het in- en doorvoeren van verslechte ringen een grootere activiteit zou betoonen, dan bij het dienen van de belangen der gemeenschap, terwij! ons College voorts bij de behartiging van het algemeen belang meer recht zou behooren te laten weder varen aan de belangen van bijzondere per sonen, behoeven wij niet veel in het mid den te brengen. Met betrekking tot de eerste grief moeten wil toch aannemen, dat zij niet luist ls weergegeven, aangezien de opmerking zooals zij in het verslag voorkomt, slechts zou getuigen van een grondig gebrek aan kennis in de behande ling van zaken. En wat de tweede grief betreft, daarop kunnen wij antwoorden, dat bij de behartiging van het algemeen belang onzerzijds steeds op de belangen van bijzondere personen in zoodanige mate wordt gelet, als waartoe de wettelijke voor schriften of de billijkheid naar ons inzien aanleiding geven. Voor zoover ons bekend, hebben ook de betrokken ambtenaren met betrekking tot de ln het verslag bedoelde bouwplannen, bij het verstrekken van in lichtingen uiteraard de gebruikelijke toe passing van het bepaalde bij de artikelen 1 en 2 van de bouwverordening, waarmede die bouwplannen in strijd waren, tot richt snoer genomen. Van een bewegen hunner zijds. om geld en grond af te staan in strijd met de desbetreffende bepalingen, kan derhalve niet worden gesproken en aanleiding tot het nemen van maatregelen te hunnen aanzien bestaan derhalve niet. Wij komen thans tot de beantwoording van de verschillende grieven tegen ons be leid met betrekking tot 't uitbreidingsplan. Ofschoon deze zaak uitermate uitvoerig 6 November j.l. is behandeld en de opmer kingen, welke thans naar aanleiding van het gesprokene in de afdeelingen op 13 No vember dA.v. in het verslag voorkomen, eigenlijk als „onnoodlg nakaarten" zouden kunnen worden betiteld en ons College haar beantwoording dus gevoegelijk ach terwege zou kunnen laten, hebben wij toch gemeend deze gedragslijn in dit geval niet te moeten volgen. De gemaakte opmerkin gen bieden ons n.l. een goede gelegenheid, om nog eens duidelijk en uitvoerig uiteen te zetten, hoe de zaak werkelijk is en op te komen tegen legenden, die zich mis schien bij het publiek hebben gevormd. Weliswaar is de zaak onzerzijds reeds 6 November uitvoerig belicht en zijn toen de vele te berde gebrachte beschuldigingen aan het adres van ons College weerlegd, doch de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat een en ander, In het bijzonder voor oningewijden, niet voldoende tot zijn recht is gekomen. Bovendien kwamen de onjuiste en heftige aanvallen voor ons College ge heel onverwacht, In de op 30 October t.v. gehouden, vooruit aangekondigde, besloten bijeenkomst, waarin deskundige voorlich ting in ruime mate te verkrijgen was en voldoende gelegenheid bestond, om alle mo gelijke vragen te stellen en grieven te uiten, werd, om voor ons College onver klaarbare redenen, geen der grieven, waar om het hier gaat de zakelijke critiek op het uitbreidingsplan hebben wij natuurlijk niet op het oog te berde gebracht. Om te beginnen de tot twee keer toe door een der raadsleden geuite bewering, dat ons College eerst na 7 jaren met een voorstel in zake het uitbreidingsplan is ge komen. er 7 jaren over heeft gedaan. Deze bewering is om net zeer zacht uit te druk ken in den meest volstrekten zin van het woord onjuist Elk raadslid kan weten en de zooeven bedoelde spreker ln het bijzon der, aangezien hij reeds meer dan 14 jaren raadslid is, dat we! op 17 Mei 1926. dus ruim 7 Jaren geleden, aan het architecten bureau Granpré Molière. Verhagen en Kok te Rotterdam opdracht werd verstrekt tot het ontwerpen van plannen tot herziening van het uitbreidingsplan onzer gemeente, doch dat dit ontwerp eerst op 8 Aug. 1929 aan ons College werd aangeboden, terwiji de bij het ontwerp behoorende memorie van toelichting pas op 28 October 1929 in ons bezit kwant. Van de 7 jaar gaan dus 3 jaar af, zoodat de geuite bewering alvast voor bijna 43% onjuist blijkt te zijn. Heeft ons College nu gedurende het tijd perk van plm. 4 jaar. dat het ontwerp ln ons bezit is, getreuzeld? Wij zullen aantoo- nen, dat ook van de met 43'/® verkleinde bewering geen syllabe waar is. Op 28 October 1929 kwam, gelijk gezegd, de memorie van toelichting in ons bezit. Reeds in onze vergadering van 31 October 1929, dus 3 dagen later, maakte het plan een onderwerp van bespreking in onze ver gadering uit; besloten werd toen het ont werp met toelichting te stellen in handen van den Directeur van Gemeentewerken om advies. Op 23 December 1929 bereikte ons reeds dit advies. Op 30 December d.a.v. werd be sloten het rapport met nota van den Di recteur te stellen in handen van de Com missie van Fabricage, met welke Commis sie op 2 April 1930 een gemeenschappelijke bespreking plaats had. Op 30 Mei d.a.v. kwam vervolgens iiet advies van de Com missie van Fabricage bij ons ln. Reeds ruim een week daarna op 10 Juni 1930 maakte het advies een onderwerp van be handeling In onze vergadering uit. Beslo ten werd het ontwerp toen, onder mede deeling van de dezerzijds noodig geachte wijzigingen, in besloten bijeenkomst aan Uwe Vergadering over te leggen. Op 30 Juni d.a.v. had deze besloten bijeenkomst plaats. De heeren Verhagen en Kok van het Architectenbureau, als mede de Directeur van Gemeentewerken, lichtten het plan toe Nadat de in de besloten bijeenkomst gemaakte opmerkingen rijpelijk waren overwogen, waarmede eenige tijd gemoeid ging in verband met de onvoltalligheid van ons College ln de zomermaanden en de voorbereiding van de gemeente-begrooting, werd op 27 October 1930 aan den Directeur van Gemeentewerken opgedragen met spoed een nieuwe teekening van het ont- werp-uitbreidingsplan te vervaardigen en in te zenden, waarbij met de dezerzijds, mede op grond van het ln de besloten bijeenkomst opgemerkte, noodig geachte wijzigingen, moest worden rekening gehou den. Op 19 Juni 1931 zond de Directeur de nieuwe teekening in. Nadat het op tal van punten gewijzigde en aangevulde plan dezerzijds was bestudeerd, werd op 27 Juli d.a.v. besloten het ontwerp-plan alsnu aan de Provinciale Advies-Commissie ter be- oordeeling toe te zenden, nadat nog eenige wijziging zou hebben plaats gehad. Op 2 September 1931 had daarop die toezen ding plaats. Zooals U bekend zal zijn, ach ten Gedeputeerde Staten een dergelijk overleg gewenscht. De Provinciale Advies-Commissie behan delde het ontwerp op 19 November d.a.v. Bij die behandeling was o.m. een lid van ons College tegenwoordig. Het advies der commissie bereikte ons op 14 Maart 1932 en maakte in onze vergadering van 17 Maart d.a.v., dus slechts drie dagen later, een punt van bespreking uit. Besloten werd den Directeur van Gemeentewerken op te dragen: a. te ontwerpen en aan ons College zoo spoedig mogelijk in te zenden een nadere omschrijving zoo noodig in den vorm van een verordening, deel uitmakende van het uitbreidingsplan van de op de tee kening van het plan voorkomende aandui dingen (als: open bebouwing, half open bebouwing, beteren bouw enz.), zulks in overleg met de ontwerpers van het plan; b. de detailteekeningen en overige stuk ken, noodig voor de ter visie-legging van het plan verder gereed te maken, zulks met inachtneming van de wijzigingen, welke alsnog in het ontwerp waren aangebracht en met dien verstande, dat een en ander uiterlijk 1 November 1932 gereed zou zijn. Op 3 December 1932 zond de Directeur zijn rapport in, dat is dus ruhn een maand na den hem gestelden termijn. Verwonde ring behoeft deze termijnoverschrijding intusschen niet te baren, als men in aan merking neemt, dat de door de ontwerpers overgelegde kaart van het uitbreidings plan eigenlijk niet meer dan een uitge werkt schetsplan was, welk schetsplan op verschillende onderdeden moest worden gewijzigd en omgewerkt, soms vrij belang rijk. en in zijn geheel in onderdeelen moest worden uitgewerkt. Waarin het omwerken bestond en wal bij het in onderdeelen uitwerken moest worden verricht, zullen wij hier niet na der in finesses uiteenzetten. Gaarne zijn wij bereid dit aan hen, die zulks mochten wenschen, te laten zien. Behalve dit omwerken en in onderdeelen uitwerken, moesten verder nog de bij het plan behoorende bebouwingsvoorschriften worden ontworpen, terwijl ten slotte nog ten aanzien van elk perceel, dat in het uitbreidingsplan is begrepen of door een rooilijn wordt getroffen, moest worden nagegaan, of meer dan 1/3 gedeelte aan bebouwing werd onttrokken en staten moesten worden opgemaakt van de per- ceelen, ten aanzien waarvan dit het ge val was. Het rapport vjn den Directeur werd met het daarbij behoorende plan behan deld in onze vergadering van 15 Decem ber d a.v. en om advies gezonden naar de Commissie van Fabricage. Bij haar rap port van 27 Februari 1933 gaf deze ons ln overweging het (ingevolge de wet voor geschreven) advies van de Gezondheids commissie over het ontwerp ca. in te winnen en tot ter visie legging daarvan te besluiten, een en ander met inachtne ming van eenige in het rapport aangege ven wijzigingen. Overeenkomstig het advies der Commis sie van Fabricage besloot ons College op 2 Maart d.a v. het ontwerp aan de Ge zondheidscommissie te zenden met ver zoek haar gevoelens vóór 4 April 1933 ken baar te maken, aangezien het ontwerp uiterlijk 11 April 1933 ter visie moest wor den gelegd. Waarom moest deze ter visie legging nu uiterlijk 11 April 1933 plaats hebben en was het zoodoende ten eenenmale onmo gelijk het ontwerp vóór de ter visie leg ging nog eens aan Uwe Vergadering over te leggen? Om U dit duidelijk te maken, is het noodig even in Uwe herinnering terug te roepen Uw besluit van 11 April 1932. Bij dat ingevolge art 36 lid 4 van de Woningwet genomen besluit werd over eenkomstig ons voorstel en op advies van de Commissie van Fabricage, ter bescher ming van het in voorbereiding zijnde plan van uitbreiding bepaald, dat de vaststel ling van een plan van uitbreiding voor onze gemeente werd voorbereid, teneinde op eenvoudige wijze te voorkomen, dat vóór de ter visie legging van het ont- werp-ultbreidingsplan in strijd met het ontwerp werd gebouwd. Een dergelijk be sluit vervalt echter, indien niet binnen een jaar het ontwerp-plan zelf ter visie wordt gelegd. Teneinde derhalve ook na het vervallen van dien termijn het bou wen in strijd met het ontwerp-plan te kunnen tegengaan, was het noodzakelijk uiterlijk 11 April 1933 tot ter visie legging over te gaan. Na de ter visie legging, welke overeen komstig het wettelijk voorschrift gedu rende 4 weken heeft plaats gehad, kwa men geleidelijk verschillende bezwaar schriften tegen het ontwerp-uitbreidings- plan en de vast te stellen voorgevelrooi- lijnen ln. Aangezien het niet mogelijk was het onderzoek van al die bezwaarschriften binnen drie maanden na afloop van de ter visie legging te beëindigen en het ontwerp-plan te doen vaststellen, werd op voorstel van ons College bij Uw besluit van 24 Juli 1933 besloten de beslissing over het plan van uitbreiding voor drie manden te verdagen. Een derge lijke verdaging laat de wet slechts één maal voor ten hoogste drie maanden toe. zoodat dus uiterlijk 8 November 1933 de beslissing moest vallen. Op 16 Augustus 1933 diende de Dirceteur van Gemeentewerken zijn rapport over de bezwaarschriften in, over welk rapport de Commissie van Fabricage op 26 September d.a.v. haar advies uitbracht. Nadat ons College van deze stukken had kennis ge nomen en nadere toelichting door den Directeur van Gemeentewerken had plaats gehad, werd op 12 October 1933 besloten de zaak bij Uwe Vergadering aanhangig te maken. Op 23 October d.a.v. brachten wij ons zeer uitvoerig praeadvies aan U uit. Op 30 October had daarop de toelich ting in besloten bijeenkomst plaats, ge volgd door de bekende openbare behande ling in Uwe Vergadering van 6 Nov. jl. Uit deze uiteenzetting, die zeer tot ons leedwezen bijzonder omvangrijk is gewor den tot recht verstand der zaak was zulks echter niet te vermijden blijkt o.l. duidelijk, dat van een langzaam werken van ons College met betrekking tot het uitbreidingsplan geen sprake ls, integen deel, dat zoowel door ons College als door de betrokken ambtenaren met bekwamen suoed is gewerkt. Doch tevens toont onze uiteenzetting aan, dat de raadsleden, die belang stelden in het ontwerp-uitbrei- dingsplan niet alleen alleszins in de ge legenheid zijn geweest daarvan kennis te nemen, maar ook nimmer den wensch daartoe met een enkel woord hebben te kennen gegeven, zelfs niet toen bij raads besluit van 24 Juli j.l. werd besloten de beslissing over het plan voor drie maan den te verdagen. Ook vergete men niet, dat de geheele gang van zaken heeft plaats gehad ln overleg met en overeen komstig het advies van de Commissie van Fabricage, in welke Commissie een ver trouwensman van elke meer dan één ltd tellende fractie zitting heeft, sedert, inge volge Uwen wensch die commissie met 2 leden ls uitgebreid Thans zullen wij nog eenige aandacht wijden aan de overige klachten met be trekking tot het uitbreidingsplan. Zoo zouden niet zijn uitgevoerd de be sluiten van Uwen Raad om over verschil lende voorstellen praeadvies uit te bren gen ter behandeling tegelijk met de her ziening van het uitbreidingsplan, terwijl ook verschillende adressen, die ingevolge Uwe besluiten zouden worden behandeld tegelijk met het uitbreidingsplan, daarbij niet aan de orde zouden zijn gesteld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 9