HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct. VUURWERK '"LJ1;'"" DSCH DAGBLAD - Tweede Blad Zaterdag 30 December 1??3 lOUWKUNSTIG SCHOON^ HISTORISCHE FIGUREN. UIT DE BONTE WftERELD. DE LAKENHAL. I. _,rens iets uit de bouwgeschiedenis lakenhal" mede te deelen, ls het .ht'n.et ongewenscht enkele gegevens architectenloopbaan van Mr. Arent ■s-Gravesande in herinnering te déden hem, voor zoover bekend is, het eerst genoemd in 1633, wonende Iswijk. vanwaar hij in 1634 naar Den verhuisde. In errstgenoemd jaar was ..schrijnwerker en teekenaar" in bij Simon de la Vallée, die voor Frederik Hendrik Nleuburg" en selaarsdljk" had te verbouwen, werd toen, zooals we reeds vroeger tten o.a. opgedragen, een houten te maken voor de groots trap in de van „Honselaarsdijk", welke trap 'een grooten lichtkoepel moest komen en. Zijn officieele titel schijnt in ,.Jd te zijn geweest: „teekenaar van prins van Oranje". 's-Gravesande vóór dien tijd zelf m Ijk ls geweest, is niet bekend, doch rg men aannemen dat Vingboom en van Campen Parijs uit eigen aan- iwing kenden en verder weet men, ij van kunstzinnige Hollanders Frank- bezochten. In ieder geval heeft 's-Gra- ide's omgang als ondergeschikte met Vallée en met Jacob van Campen, 1632 bevriend raakte met Huvgens, d gehad op zijn vorming in Fran- gecst. 1635 leverde hij in opdracht van de he Schutterij plattegrond- en op- leekeningen voor de Nieuwe Doelen, het Gemeente-Museum. Ofschoon t zeker is, of dat gebouw werd op en naar de teekenlngen van 's-Gra- i of naar die van Van der Bassen, een dergelijke opdracht ontving, lert de gevel met zijn Jonisehe pi- irde en door een fronton bekroonde lenpartij wel aan de Lakenhal. 1636 werd 's-Gravesande door de e Vroedschap benoemd tot „op en contreroïleur" van den ,fa- leester", welke laatste functie om de werd waargenomen door een der meesteren. Hij is dan in Den Haag technisch bouwkundig ambtenaar van beteekenis. duurde dit evenwel niet, want an- 't jaar later 21 Mei 1638 werd hij Ie Leldsche Vroedschap benoemd tot k der stad tegen een honorarium 600 'sjaars met genot van vrije j. Dit tegelijk technisch en admini- if ambt was gewichtiger dan zlfn :he betrekking. Het is wel aardig i te merken, dat hij voor zijn n'euwe king, waarin hij allerlei betalingen 1e stad moest verrichten, een borg hebben en dat als zoodanig fun- Havik Jansz. Steen, de vader van beroemden Leldschen schilder, goed stond 's-Gravesande in Den aangeschreven en zoo invloedrijk wa- jn protectors dat men hem te Lelden had willen benoemen tot tresorier- mrdinaris, buitengewoon schatbewaar- omstandigheld evenwel, dat 's-Gra- te Lelden een vreemde eend in was en van elders geboortig, was ^overkomelijk bezwaar. Meh moest waschechte Leidenaar zijn, om dezen van vertrouwen te kunnen bekleeden. poorter kon men hem wel creëeren al jnen te Lelden met het verstrekken het poorterschap aan vreemdelingen al zeer zuinig. Direct bij zijn benoe- 'tot „fabryck" werd hem dan ook bet irschap verleend, een noodzakeiijk- trouwens. want zonder het poorter- it kon niemand te Leden een hoogere were openbare functie bekleeden. 's-Gravesande hier goed en wel ebureerd, begon weldra zijn werk meid. Men weet dat zijp eerste be- ijke werk hier de .Lakenhal" was, 40. On stijlkundige gronden meen ik 'k het Hofje van Broekhoven, 1640, [ontwerp van hem ls. In 1645 volgt de 'enpoort. waarover later. Tusschen 1639 49 de Marekerk. En eindeliik meent land tn zttn „Gesehlchte der N'ederidn- ■hen Bauknpst". dat ook de Thys'us- wtherk. 1655, naar een ontwerp van izou kunnen zijn gebouwd, hetwelk wij op stiflkundige gronden zullen tracti le onderzoeken. In het voorjaar van 's-Gravesande ziin ontslag als ji orndat zijn z°dellik leven door dienstmaagd in opsnraak was ge jut geiilk we vroeger al eens hebben Oegede»ld. s schiinmotief voor zijn ontslag werd ifvoerd, dat hij zijn Instructies niet 'rezet had nageleefd, waartoe zoowel ■zit. dat deze instructies zeer omvang- waren en tot in allerlei bijzonder- VI afdaalden, als het fett dat 's-Gra- 'n.,e vóór alles artist wns, en dus klei- ftood We' CenS ver°a';' alIe aanleiding L-V.G''ovesande's werkzaamheden na zhr» «it L"id»p, Ik meen in Mei 1655, at hij on 13 Januari van dot jaar ont- s-n was, liggen bulten ons bestek. [fios verlokkelijk het moge zijn een en hvmed0 te deeIen over de geschiedenis 'asennerlng, de „draperie" zooals men RECLAME. 231 I in de Middeleeuwen zei, toch zullen we ons beperken tot enkele sobere punten. Zonder twijfel is deze industrie hier van zeer ouden datum. Uit het feit. dat reeds in de 8ste en 9de eeuw de schapen een be langrijk aandeel vormden van de klooster- Soederen in deze streken, leidt prof. Blok af. dat de groote hoeveelheden lnlandsche i wol toen reeds werden gebezigd voor de lakenbereiding. En reeds voor de 13de eeuw werd hier ook voor de fijnere stoffen de fijnere Engelsche wol ingevoerd, die de Le'denaars van 1365 uit de stapelplaats Calais betrokken. Reeds vóór dien tijd be stonden er te Leiden strenge keuren op cie fabricage van lakens. Naar aanleiding van mededeelingen uit 1396 weten we, dat jaarlijks od St. Pletersavond vier waar- dijns werden benoemd, die de weelsels moesten onderzoeken en die de vervaar digers van minderwaardige stoffen moes ten straffen, alsof zij het Stedelijk Ge recht zelve vormden. Deze keuring had des tijds plaats in het Wanthuis, dat men vond aan den Nieuwen Rijn in de omgeving van »t teBenwoordlge stadhuispoortje. Nog in 1406 was daar de z.g. pers. Eenlgen tijd later werd het laken door de waar- dijns gekeurd „in de stede halle" „op de Paertse dewelke van ouden tijde op het stadhuijs geweest en gebleven Is, noch eenige Jaeren na het ontset dezer Stede". Aldus Orlers. I lu 1567 kocht de Stedelijke Regeering I het St. Jacobsgasthuis van de huiszltten- meesters. In 1596 namen de lakenwaar- I ciijns, die lntusschen ook al weer eemge i Jaren schijnen gezeten te hebben in het I voormalige Leprozenhuis aan de Maren- clorpsche Achtergracht Van der Werff- straat hun Intrek in de kapel van het St. Jacobsgasthuis. waar ook de Saaihal was gevestigd. Het is In dezen tijd dat Leiden weer be gint te herleven. Lieven de Key's arbeid aan het Stadhuis, de bouw van het Rijn- landshuis, de Latijnsche school, het Wees huis aan de Hooglandsche Kerkgracht, de nieuwe Penshal, waarvan nu alleen de beide poortjes nog over zijn, en tal van andere gebouwen getuigen ervan. De Industrie nam toe, ook al doordat zich weer een vloed van Vlaamsche wevers te Lelden vestigde. Men zag zich genood zaakt de stad voor de vierde maal uit te breiden. Dat geschiedde in 1610, toen Morschsingel, Rijnsburgersingel en Mare- 6ingel werden gegraven en dus alles wat lag tusschen genoemde singels ten eene zijde en Turfmarkt en Oude Vest ter andere zijde, aan de stad werd toegevoegd. De nieuwe Marepoort. pas een tiental jaren vroeger waarschijnlijk naar een ontwerp van Lieven de Key gebouwd, moest worden afgebroken en Noordwaarts herbouwd, wat toen in minder pittoresken vorm geschied de. Het terrein werd in de lengte door sneden door de Langegracht, waarlangs en aan welker zijstraten bij menigte de wo ningen met de tultgeveltjes verrezen voor de toegestroomde Vlaamsche wevers. Het terrein langs den Ouden Singel werd ge reserveerd voor de woningen van drape- r.iers, professoren en andere beter gesi tueerden. Zoo werd een stuk grond Vlak tegenover de voormalige Marepoort ir» 1612 aange kocht door den stadsmeester-metsclaar nr. Heodrick Cornelisz. van BUderbeek, d.e er het huis „In den vergulden gekroonden houtkamer" bouwde, thans Oude Singel 72. waarvan We het keurige metselwerk en het fraai gebeeldhouwde fries boven de ramen der grondverdieping indertijd heb ben besproken. Mr. Overvoorde dateert het huis uit 1622, doch in 1627 werden huls en erf door mr. Van Bilderbeeck verkocht. Voorbij de brug, die destijds de Schelstraat verbond met de Lijsbethsteeg vond hij een groot terrein, waar hij een woning met werkplaatsen oprichtte voor zijn steeu- houwersbedrijf, waarbij natuurlijk de mo gelijkheid niet is uitgesloten, dat er sinds 1610 reeds een woning verrezen was. In leder geval woonde mr. Hendrik van Bil derbeeck daar in 1639. Op dit terrein lieten Burgemeesteren 't oog vallen, toen door de toenemende ne ring de kapel van het St. Jacobsgasthuis te klein werd voor Lakenhal. De vrees voor concurreerende steden droeg er niet weinig toe bij, om alles wat den lakenhan del en de weverij betrof zoo royaal mogelijk cp te vatten en te bevorderen. Het besluit, een nieuwe Lakenhal te bouwen werd genomen 8 Maart 1639. Te vens werd Mr. Arent van 's-Gravesande belast het huis op te nemen en den grond op te meten, en verder om met de Gou verneurs voorloopige besprekingen te nou- den over het program van eischen. of zoo als het betreffende relaas uit het „Bur gemeesteren Gerechtsdagboek" luidt: „off de voorszhuyslnge en erve bestant en ca pabel was, om aldaar een bequame Halle, en vordeze gelegenhelt noodich tot onder houdt ende aanfocken van de voorsz. nee- ringe te konnen bouwen" om vervolgens Burgemeesteren van advies te dienen. Reeds den 16den Maart diende de archi tect zijn gunstig luidend rapport in en den zelfden dag verscheen mr. Van Bilderbeeck voor die van den Gerechte en vroeg f 6000 voor een en ander. Twee neutrale burgers Michiel Mathys Chinraer en Pieter Gerritse van der Speek werden als taxateurs be- HET ADELAARSJONG. n. De zoon van Napoleon, die „koning van Rome" zou neeten, draagt dus, van zijn zesde Jaar af, den titel „nertog van Reien- staat", net schijnt heel wat nooldbrekens gekost te hebben aan de heeren van de Staatskanselarij te Weenen, voordat die titel aller goedkeuring had verworven. Eerst had men gedacht aan dien van „her tog van Mödling", daarna werd overwogen, hem „hertog van Buscntehxad" te noe men, maar ten slotte werd hel dan ..Franz i Josef Karl Herzorg von Reichstadt", met het predlcaat „Doorluchtigheid'Durcn- laucht", stevig Oostenrijksch, heelemaal niet Fransch, want het kind moest Oos tenrijker zijn, voor zijn omgeving en voor zich zelf. Daarom moest het ook te Schon- brunn worden opgevoed. Toen de moeder, Marie Louise, een oogenblik de gedaente had geopperd het meê te nemen naar Italië, had zijn grootvader er zich met be slistheid tegen verzet: „der Bub bleibt da!" luidde het korte bevel: „de jongen blijft hier!" Geen vreemd land om hem heen, geen vreemde raenschen, die niet onder bewaking stonden. „Oostenrijksch", dat was het parool. Ja, natuurlek, het kind moest zijn Fransch niet verleeren; dat zou het zijn leven lang noodlg hebben, al werd het dan ook vervormd tot Oosten rijker. Daarom werden niet alle Fransche e.ementen uit zijn omgeving verbannen, maar overigens zou de tijd wel voor Oos tenrijk arbeiden; niemand weerstaat den dagehjkschen, jaren lang werkenden in vloed van zijn kring. En het kind was nog zoo Jong! Maar daarbij moet men dan ook den tijd zijn rustigen, bedachtzamen gang laten gaan, niet zelf te veel willen bedisselen, te veel dwingen. Is dit laatste niet dikwijls van Oostenrijksche zijde vergeten? Of was de kleine „hertog "niet alleen een zeer ge voelig maar tevens een zeer standvastig kind, zoodat het bij de scherpe herinne ring, die blij bewaarde van zijn eersten kinuertijd, moeilijker te buigen was dan andere kinderen? Er zal wel iets van het „aardje naar zijn vaartje" In hem gezeten hebben, Ei ls onder de kernachtige uit spraken, onder de korte spreuken, die de jonge prins uit boeken overschreef of mis schien een enkelen keer wel zelf bedacht, er eene. die te denken geeft. Zij luidt: „Welke redenen er ook mogen bestaan om van zijn vaderland verwijderd te zijn, ls er toch geen .die geldig genoeg ls om het te vergeten." Dacht hij aan Frankrijk, toen hij deze regels copieerde of uit eigen overdenking en ervaring neerschreef? Had hij zelf on dervonden, wat eertijds Danton met zijn forsch woord in een moeilijk oogenblik, toen men hem aanried te vluchten, had geantwoord: „men Kan het vaderland toch niet aan zijn schoenzolen meenemen!" Bleef Frankrijk zijn vaderland en bleef Oostenrijk voer hem net vreemde land? Geschiedkundigen vertellen, dat de kleine „koning van Rome" na den val van Napo leon geweldig te keer ging, toen men hem uit het paleis der Tullerieën wilde weg brengen. Het kind verdedigde zich met mond, armen en beenen, tegen wie het naderden. Het moet een geweldige scène geweest zijn, waarvan de kleine vent de hoofdpersoon was. Het ls mogelijk, dat dit feit hemzelf in duidelijke herinnering ls gebleven en dat hij evenmin vergeten kon, wat daartoe aanleiding gaf. n.l. zijn ge hechtheid aan de menschen en dingen, die hem omringden. Hoe het zij. we kun nen wel als zeker aannemen, dat Oosten rijk voor hem het vreemde land bleef en dat hij, naarmate hij ouder werd, er zich nnnder thuis gevoelde, eenzamer, met grooter verlangen naar het verlorene: het land, waarover zijn vader geheerscht had. Is hij, de zoon van Napoleon, een zwak keling? Lichamelijk is hij niet sterk ge weest, doch geestelijk naar alle waarschijn lijkheid sterke rdan men over het alge meen aanneemt. Er zijn een paar uitla tingen over nem, critische beschouwingen. Eéne er van is van den generaal-majoor prins Wasa, in wiens regiment de jonge hertog diende. Ziehier het rapport: heeft een vurig temperament, een buitengewoon opgewekten zin, een aan genaam en innemend optreden in het ge zelschapsleven. Jegens ondergeschikten is hij streng maar rechtvaardig. HIJ ls van goeden wil en lofwaardigen ijver om zich ln de verschillende takken van dienst in te werken. Hij commandeert zijn batalllon dcelmatig en handig en is een flink ruiter." Een ander getuigenis spreekt van ztjn „ijzeren ziel" in sterke tegenstelling met zijn teer lichaam. Dit een en ander ls ge noeg om de bewering ter zijde te 6chuiven ais zouden geestelijke en lichamelijke zwakte in hem vereenigd zijn. noemd en deelden reeds den volgenden dag aan Burgemeesteren mede dat zij het ge heel op f.7440 schatten. Na eenlg heen en weer praten werd op 21 Maart de koop gesloten voor f. 7800. In gaande met 1 Mei. Mocht mr. Bilderbeeck dan nog geen terrein voor een nieuwe werkplaats hebben gevonden, dan mocht hij tijdelijk gebruik maken van de Stads- steenhouwerswerkplaatsen. We hebben hier het woord „gouver neurs" genoemd, en tot goed begrip dienen we dit nog even te verklaren. In de Mid deleeuwen stonden aan het hoofd der draperie vier waardijers. die althans tn den Bourgondischen tijd. drie staalmees ters aanstelden ,dle vooral de kleuren van het laken moesten onderzoeken. Na ecu vervaltijd van de nijverheid in het midden der 16de eeuw, kwamen hier in en na 1577 een groot aantal uitgeweken Vlaamsche wevers en werd de lakenbereiding op nieuwe lees* geschoeid. Dit gaf een aan merkelijke opleving. De Regeering zag zich nu genoodzaakt het geheele deskundige toezicht anders te organiseeren. Sinds 1581 stelde zij aan het hoofd ervan vier Vlaamsche gouverneurs met drie assisten ten en een „bailly". Deze hoofdambtenaren stelden de ondergeschikten aan, te weten 9 „perssenaers". 9 looders. 5 ..betreekers" 6 wolwaardeerders, een prenter en een haileknecht. Men zet. het was een om vangrijk nerennee! dat aan de Lakenhal was verbonden. Graaf Moritz von Dletrlchstein moest de opvoeding van den prins leiden. Hu was zeker een rechtschapen man. maar een man die aan zijn gedachten enge grenzen had gesteld. Hij komt mu voor een dier personen geweest te zijn, die van wege üo kleine dingen de grootere niet zien. Hij klaagt steeds steen en been over de spel fouten van zijn keizerlijken pupil. Dat nad deze van zijn vader, die onvoldoende ortnographle door onleesbaar achriit be dekte. De gouverneur klaagde over traag heid, verstrooidheid, langzame vorderin gen, gebrek aan opnemingsvermogen van zijn pleegkind. Ook Jean de Bom-going, over wiens een Jaar of zeven geleden werk ik ln mijn vorig artikel repte, vindt den prins luchthartig, onnadenkend, ver strooid. Maar hij erkent, dat de jonge man vroegrijp ls, galant, zeker en rustig in zijn optreden en dat zijn conversatie geesüg kan zijn en van fijnen toon. Als kind heelt hij soms slechte gewoonten lk zou lie ver willen zeggen :ondeugende aardighe den hij loopt b.v. mank om zijn gou verneur te ergeren. De gouverneur spreekt er met den dokter over Deze. waarschiln- lijk beter menschen- er. kinderkenner dan mijnheer von Dletrlchstein, schrijft warme baden voor en thuis en in bed blijven. Dat helpt: bet mank loopen ls over. Herr Graf Morlts von Dietrichstein had ten taak den hem „gnkdlgst anvertrauten Prinz" Dultsch op te voeden. Toch heeft men dezen de geschiedenis van zijn vader niet onthouden, zooals Rostand's tooneel- werk doet vermoeden. In zyn kinderbedje bidt hij voor zijn vader ln de verte. Doch lk heb een vermoeden, dat bij dit alles slechts officieele voorschriften nauwgezet uitgevoerd werden. Het persoonlijk karakt- ter ontbreekt er aan. Het maakt natuurlijk een groot verschil of het onderwijs gege ven wordt door hen, die den vader ver eeren en liefhebben, dan wel door perso nen, die hem haten, of, zooals de gouver neur, onverschillig voor hem zijn. Eens laat men den vijftienjarigen jon gen een groot opstel maken over het leven van Schwarzenberg, denoverwinnaar van Napoleon. Overmaat van tact is hierin nu juist niet te bespeuren. Maar dit feit klopt niet heelemaal met wat Jean de Bourgoing beweert over de vrijheid, die hem gelaten werd ten opzichte van de vereering voor zijn vader. Een dergelijk opstel geeft eerder de lijnen aan. waar binnen men die vereering wil terughou den; de opgave is een verdekte poging om den vijand ten koste van den vader te verhoogen. Begrijpelijk ls dan ook, dat de Jonge hertog klaagt: „Niemand heeft mijn vader begrepen; het ls een erbarmelijke leugen der vijan den om aan de daden van Napoleon geen andere beweegredenen dan eerzucht toe te sennjven." aean de Bourgoing publiceert tal van oorspronkelijke geschrltten, die historisch belang hebben. Zoo hooren we iets uit den mond van Probesch, den vertrouwden van oen prins, tot wien deze eens, toen de gou verneur even het vertrek verlaten had, zenuwachtig uitriep: terwijl hij hem bij den arm vatte: „Zeg nflj de waarheid! Ben lk werkelijk iets waard en ln staat mij een groote toe komst voor te bereiden of valt er met mi) ruets te beginnen?" Gok hieruit spreekt iets anders dan de rustige vertrouwelijkheid van een ln alle opzichten naar goede paedagogle overeen komstig zijn aard en aanleg opgevoed kind. Ik begin door wat vooraf gaat een wei nig te twijfelen, met aan de goede Deooe- lingen, doen aan den Julsten blik, dien Oean de Bourgoing heeit op net Weenscue hof ten opzicnte van de verhouding, waar in de hertog van Reichstadt verkeerde. En het zou ook haast te veeletschend zijn, van dit hof te verwachten, dat het den zoon van Napoleon opvoedde in de vereering van zijn vader. Daar, waar Metternicn heersebte was zoo iets onmogelijk. Zelfs ln den omgang met anderen wordt do Jonge prins gehinderd; ztjn innemende wijze om met de menschen om te gaan was op zich zelf reeds een gevaar. „HIJ had geen popu lariteit noodig", aldus werd u-tgemaait, Dat wil voor den goed-verstaander natuur lijk zeggen: Metternich vreesde zijn popu lariteit. De Jonee man was en bleet de zoon van Napoleon, het Adelaarsjong, zoowel toen de gekooide Adelaar nog leefde als na diens dood. En in den ondergang van den Jongen adelaar, zedelijk en lichame lijk. school een groot politiek belang. Ik bedoel niet, hiermede de beschuldi gingen te herhalen, die langen tijd in be dekten vorm gemompeld werden als zou Metternich den Jongen hertog van Re.cn- stadt hebben laten vergiftigen. Onmiddel lijk nadat deze gestorven was. werd te Parijs en hier openlijk en luid de Oostenrijksche minister als zijn moorde naar genoemd. Metternich liet dit terstond energiek tegenspreken. Zelfs liet hij door den Franschen minister graaf Montbel een werk samenstellen, waarin „de dwaze en verkeerde begrippen omtrent het leven en de ziekte van den pas gestorvene" werden weerlegd. Maar Montbel. hoewel Fransch- min, diende een Bourbonsch koning. Ka- rel X. en was dus sterk anti-Bonapartist. Zijn inspirator Metternich was een Oos tenrijker en In den grond van zijn hart een verbitterd vijand van Napoleon. Het boek kon dus niet veel vertrouwen wekken bij het groote publiek De beschuldigingen bleven hoorhaar voor wie scherp luisterde en de tientallen jaren, die sedert 22 Juli 1832 datum van den dood van den her tog van Reichstadt voorbij gegaan zijn, hebben daaraan geen einde gemaakt, al wekten zll steels minder belangstelling. Doch in den jongsten tijd beeft de hoog leeraar Ribl. een Weensch historieschrij ver. geschreven over „Leugens der Ge schiedenis". In zijn boek wordt wel het ge rucht der vergiftiging als onwaar ter zijde geschoven, doch erkend, dat de ernstige, nauwgezette onderzoeker het Weensch ka binet niet kan vrijpleiten van het verwijt, voor de gezondheid van den jongen her tog. die «en delicaat gestelde had onvol doend zorg gedragen te hebben. De schrij ver acht het onverantwoordelijk, dezen teeren uit zijn krachten Begroeiden jon gen man te hebben bloot gesteld aan de .Strapazen" van den garn'zoen=dienst en hem b.v, den I6en Januari 1832 bij sner pende koude het bevel oogedra"en te heb ben over een eere-eomcagnle bii de begra fenis van een generaal ofschoon reeds an derhalf Jaar vroeger des hertogs lijfarts GEVAARLIJK DUEL TUSSCHEN TWEE DAMES. Er bestaat een schilderij van Emi'e Bayard, genaamd „Een Eerezaak". Hierop zijn twee dames in kleeren van de vorige eeuw afgebeeld, welk tweetal niets meer of minder doet dan elkaar met de blanke degen volgens de regelen van de kunst te ltjf gaan. De vrouwen hadden ruzie over een heer. Te Boedapest kregen twee leden der zwakke hunne meenlngsverschll tijdens het bridgen. De eene was mej. Magda Fulop en de andere mej. Annle Tarnoczay. Laatstgenoemde maakte een ernstige fout bij het spel, waarop mej. Fulop over haar zenuwen heen raakte en haar partner de huid vol schold. Deze gin" (Ietwat vreemd voor een meisje) zonder een woord te zeggen naar huls, maar den volgenden ochtend meldden zich bt) de andere dame twee personen aan. die voor mej. Tarnoc zay genoegdoening elschten Die koopige en trotsche Magda (dit ls weer niet zoo vreemd) weigerde haar excuses aan te bie den, en verklaarde geen bezwaar te heb ben tegen een duel. Belde partijen hadden de schermschool bezocht In het Fodor-gymnasium kwamen de tegenstandsters en haar helpsters bij elkaar. Toen de degens reeds gekruisd waren, stelde een der dames-secondanten een laatste poging ln het werk om een verzoening tot stand te brengen. Zij merkte op, dat de belde vechtlustige Jonge vrouwen een schitterend bewijs van haar moed hadden gegeven door tot dit duel over te gaan. Thans moesten zU bloedver gieten voorkomen. Daar mej. Fulop de be- leedlgende termen had uitgesproken dien de zij de eerste st-ap te doen. Deze ontroerende toespraak miste harr uitwerking niet. De belde dames, wlca toch van de zenuwen het hullen al nai r dan het lachen stond, wierpen haar zwaar den weg en vielen elkander weenend o-n de hals. Er vloeiden aan belde kanten he 1 wat tranen, maar overigens liep geen der partijen verwondingen op. DE MAN DIE DRIE MAAL STIERF. Een der interessantste geschiedenissen is de historie van een zekeren Tim San- dell, die wij waar of niet hier laten volgen. Sandell woont te Londen, en heelt door een merkwaardlgo samenloop van omstan- a.gheden drie maal zijn eigen dood, of al thans het bericht daarvan, kunnen bo- leven. De eerste maal zou hij aan moorde naars ten offer zijn gevallen. HIJ bekleedde een gevaarlijke post ln Bengalen, en ver liet zijn verblijfplaats Juist bijtijds om niet vermoord te worden door een wraak zuchtige, die een grief tegen hem meende te hebben. In zijn plaats werd zijn opvolger gedood. De ambtswisseling was aan de autoriteiten nog niet meegedeeld, zoodat men naar Europa seinde, dat Sandell het leven had gelaten De man ln kwestia kwam precies op tijd ln Londen aan om zijn vrouw de moeite te besparen rouw- kleeren aan te schaffen. Weliswaar werd de echtgenoote door dit geval eenige weken zenuwziek en meden Sandell'» vrienden hem geruimen tijd. Een jaar later lag 6andell met blinde darmontsteking In een hospitaal. H- t stond er niet goed met hem voor en men had hem naar een aangrenzend lokaal overgebracht. Een andere zieke kwam tn zijn bed, waarbij men vergat het naam bord te verwisselen, 's Nachts stier! de tweede pat ent. De nachtzuster, die nieuw was en niets van de plaatsverandering wist, stelde de ongelukkige gade er van ln kennis, dat haar man was overleden. Prompt vond zij hem, toen zij zich naar het gasthuis spoedde, aan de beterhand. De derde vergissing zou eenige weken geleden hebben plaats gehad. Bij Wands worth gebeurde een motorongeluk, waarbij een persoon om het leven kwam. In diens koffer bevonden zich bokshandschoenen, gemerkt met de naam Ttm Sandell, be nevens een papiertje met Sandells adres er op. Daar andere documenten ontbraken, wist de politie niet beter, of Sandell was de doode. lntusschen bleek dat de man ln kwestie op het gevonden adres niet meer woonde. Tegen vijf uur In den och tend belde men bij het goede huls aan en deelde aldaar mee. dat Sandell bij Wanss- worth om het leven was gekomen, waaw-s het slachtoffer van binnen uit antwoordde dat zulks onmogelijk was, daar hij tot nu toe had geslapen. Het bleek, dat Sandell de bokshandschoenen cadeau had gedaan aan den man op de motorfiets, wien hij, tevens zijn adres had gegeven, eenige maanden geleden vóórdat hij verhuisde. RECLAME- 30S4 It It A T O - O II I) It S I A U It L 14 21 DEC. BESTELD W01DT T3DIS BvZOfliD voorgeschreven had, alle Inspanning van de spraakorganen alle buitengewone koude en hitte voor den prin» te vermijden. Bij die begrafenis had de stem van den bevel- voerenden jongen officier eensklaps haar dienst geweigerd, zoodat hij het comman do aan een ander moest overgeven. Dit voorval verwekte veel belangstelling; het gerucht er van drong door tot Parijs. De „Temps" vermeldde het. Onmiddellijk liet Metternich het ln het .Journal des Dé- bats" tegenspreken. Maar Bib! achterhaalt deze „leugen der geschiedenis" met de waarheid der navorschlng. En andere ver wijten richt BIbl tot hen. die over het doen en laten van den prins beschikten. Zij betreffen stelselmatige weloverdachte maatregelen, waaron lk bezwaarlük ln een couranten-artikel kan ineaan doch die ten doel hadden den jongen man met zUn zwakke gezondheid aan ernstige gevaren bloot te stellen. Zoo stierf deze vroeg, hoewel te laat om niet te hebben geleden onder de tegen stelling. die er was tusschen zijn wensch en zijn lot Hij was een verplante boom, die in den n!euw»n grond niet wüde groeien. Voor de geschiedenis blijft de teere figuur over wiens leven lk nog het een en ander wensch mede te deelen. een tragisch voorbeeld van slachtofferschap ln het van treurspelen zoo overrljke gebied der Internationale politiek, A. J. BOTHENIUS BROUWER. 3—2

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 7