LEIDSCH DAGBLAD - Vijfde Blad AAN HET EINDE. Zaterdag 30 December I933 HET FORELLEN-WONDER OP SINT SYLVESTER. Wees welkom, vroolljk Nieuwjaarskind! MET VERTROUWEN! OUBEJAARS-MUMERINGEN LEIOENS ONTZETTING Eenige Jaren geleden ontving ik op den laatsten dag van December een nieuw jaarsgroet uit Amerika. Hij kwam aan, juist op den avond van wel zeer bijzondere stemming en van rustiger overdenking en werd toegezonden op een dier mooie „cards", waarvan wU hier in Nederland meenen, dat het buitenland in het bij zonder Engeland en Amerika 't geheim bezit, hoewel we den oorsprong er van dikwijls zouden kunnen vinden In ons eigen land, waar grcote Industrieën, bU vele Nederlanders onbekend de aardige Christmas- en New Years Oreetlngs leve ren. waaraan wij een buitenlandse!) ka rakter plegen te ontdekken. Deze Amerlkaansche groet, uit New York afkomstig, gaf in kleine teekemng een gezellige kamer te alen. waarin een man, verzonken ln de diepte van een breeden armstoel, bij een vlammend haardvuur zat te lezen. Daaronder de wnnrilmi Old wood to burn Old books to read Old friends to trust 1) Aldus, voorzien van oud hout, oude boe ken en oude vrienden kan de man gerust cn tevreden het oude uit- en het nieuwe Ingaan: stoffelijk en geestelijk is hij goed verzorgd. Het knappend houtvuur geeft hem de streeling van het uiterlijk comfort, de boeken voeden zijn geest; voor de be hoeften van zijn hart zorgen de vrienden. Deze „card" zou men als een uitgangs punt voor een Oudejaarsavond-bespiege ling kunnen gebruiken, als een tekst v.or een preek, als een handleiding voor een nieuw stuk levensweg en daarbij den na druk leggen op de waarde van hetgeen in het verleden beproefd ls voor de toe komst, die men niet kent. Men zou een dlcperen zin kunnen geven aan alle drie onderdeden van de Engelsche uitspraak en k.men tot den hoogsten steun, die ons mcnschen, op aarde gegeven kan worden en aldus het nieuwe opbouwen uit het oude en met den schat van het verleden schat aan weldaden en aan ervaringen van verschillenden aard den grondslag leg gen voor het kapitaal eveneens van zoo veelzijdige samenstelling dat ens ln het nieuwe tijdperk moet doen leven, stoffe lijk en geestelijk. Ons lichaam, ons hoofd, ons hart, onze ziel moeten alle teerli.st hebben voor de nieuwe reis, voor het nieuwe stuk levensweg, waarvan we den duur noch de lengte kunnen bepalen. Vóór ons ligt het onbekende, waarvan we ver wachtingen k.esteren, groote of kleine, maar tóch verwachtingen, Achter ons ligt het bekende, het ervarene. Of we willen of niet, op 31 December, op den avond van Sint Sylvester, denken we terug en zien we vooruit, gelUk aan het oude Janusbeeld, dat met zijn twee aangezichten vooruit- en terugblikt. Want cp dien avond dringt sterker dan anders de waarheid tot ons door, dat om een uitspraak van een Fransch dichter aan te halen de uren voorbijgaan en heengüjden als voetstappen op een grasveld. Oeen geluld herinnert ons aan de vele schreden, die wij zetten. Want zoo ls het. De Lamartine had ge lijk. Snel en gerulschloos gaan ze voorbij, de kleine tijdruimten, die onze dagen vermen Zoo komen we, bijna zonder ons er rekenschap van te geven, tot den avond i van herinnering, die ln de wereld onzer i gedachten Iets ouds afscheidt van lets i nieuws. Wie ln het drukke leven tUd heb- ben voor niets, vooral niet om op den tijd te letten, tellen voor één enkele maal ln het jaar de minuten; de kleine spanne tljds; die nog overblijft, laten ze op dezen avond niet ongemerkt vo rbljgaan. Ze hooren naar de klokslagen ln een geheel andere stemming dan eewoonlljk: tien...., elf eindelijk twaalf.... Het Jaar is uit. Veel he l en zegen voor het Nieuwe! Zoo gaat het bij vele, eiken 31en Decem ber opnieuw. We wennen aan zooveel, maar aan het feit, dat een der grootere vakken, waarin we enze levenslengte, onze tijdsrekenlng, verdoelen, achter den rug ls en een ander zich voor ons opent, kunnen we moeilijk met onverschilligheid gewend raken. In weerwil onzer gewoonten, niet tegenstaande de haast, waarmede we van den eenen dag ln den anderen gedreven Een bepaling van de vlsscherlj-wet ln Tessino (Zwitserland) luidt, dat op 3t De cember, om 12 uur des middags, het vlsch- verbod op forellen ls opgeheven. WIJ. hengelaars, wU kijken al drie maan den lang van te voren naar dien Oude jaarsdag uit. Oude ervaring echter leert ons, dat In dit kcude seizoen de vlsscben weinig lust tot bUten toonen. Maar hengelaar zijn be- teekent: elk oogenbllk het wonder te ver wachten En ik, heb ik zelf niet op een laatsten Decemberdag het wonder, het zoo vurig begeerde wonder, beleefd? Geld ik sedert dien niet onder mUn spertgenoo- ten In Lugano voor den man. die op „San Sllvestro" op één middag reeds acht tien prachtige forellen ving? WU ondernamen dan, mUn sport kame raad D.menlco en ik, ln den namiddag op 30 December een tocht naar het dal van de Maggla. beroemd om zUn rijkdom aan vlsch, wat onze verwachtingen. tUdens het vlsch-verbod, niet weinig prikkelde. De schutspatroon van onze sport was ons ook als „weer-hellige" goed gezind: lente speurde men reeds ln de lucht; hier en daar bloeiden al de eerste primula's en over den weg, even met lichte rijp bedekt, die voerde van het station naar het kleine dorpje, liep men ln de schemering als over een tapUt. BU het logement kondig de een bordje aan: .Steeds versche forel len". „Zullen we wel voor zorgen", mompelde Domenlco vergenoegd als antwoord, met een aangeboren optimisme, dat alléén ln dit kanton tenminste, de menschen tot forellen-vlsschen vermag aan te sporen. De verhalen, die wU. als te doen gebrui- kelUk, dezen avond bij den gezelllgen haard opdlschten, schenen het dochterke van den waard niet geheel en al over tuigd te hebben. Toen zU ons bij het aan breken van den dag de koffie bracht en wij ons voor den tocht gereed maakten, kwam het mU voor, dat er een beetje spot stak achter den ernst, waarmee ze tegen mij zei: „Ik houd mU voor eenige mooie forellen aanbevolen!" „U hebt Immers zelf steeds versche voor radig". schertste ik en wees naar het bordje aan den muur. dat de reclame van het bordje bulten de deur herhaalde: „Ja", antwoordde ze nu schalks lachende ..maar weet U, forellen uit de Maggla wil ik hebben en als U die vangt Toen zweeg ze. maar bleef mij lachend aankijken. GrootmoedlglUk beloofde Ik het bekoorlllke meisje de mooiste exemplaren van mUn vangst. Toen wij echter een uur na den middag eenige kilometers stroom afwaarts hadden afgehengeld. was mijn mandje nog leeg en Domenico, die aan den anderen oever vlschte, had ook niet veel meer gevangen. HU moest, om naar het logement te komen, den stroom tot de brug volgen. Ik k-n over welden en door een klein dennebosch het reeds zichtbare huls zonder dezen omweg bereiken. Ver moeid, zooals men dit bU de eerste maal wordt, na een uur vis3chen langs een Daarginds, diep ln 't dal nl. woont een brave visscher, Marlo geheetenging zU onverstoorbaar verder; „alle paar dagen trekt hU met zijn voorraad naai Locarno.. maar hU verkoopt o„k wel forellen aan zUn eigen huls..,." En zU giert bet uit. „Glad mis, juffertje, glad mlsl" zeg ik. En Ik begin hoogst ernstig: dan een brok ln de keel schieten, 't Helpt niet verder. Moed gegrepen. Maken wat ervan te maken valt; dat ls de weg. Wie weet valt het dan nog wel mee! Die samen wandelen ln den mist zullen er goed aan doen om elkander vast te houden. Samen vinden ze misschien den weg; komen ze misschien thuis. De wereld, ook ons volk, wordt hoe langer zoo meer ,In het Jaar 335 heeft paus Sylvester, 1 verscheurd; versnipperdI Zouden we het op 31 December bet tUdeUJke gezegend. HU bad keizer ConstantUn tot bet Chris tendom bekeerd en van dezen als dank daarvcor het „patrimonium Petri" (de erfenis van Petrus) als geschenk ont vangen". „Un patrlmonio?" vroeg het meisje, door mUn ernst aangestoken. „Ja zeker En de helUge Petrus, de schuts patroon der vlsschers, bewijst van zUn kant af en toe zUn dankbaarheid met een wonder op den eere-dag van den hei ligen Sylvester en zoo'n wonder beeft hU nu heden gedaan...." Ik kwam niet verder: Lk had gezien, hoe langzaam de deur openging en een groote Wees welkom, vroolijk Nieuwjaar kind, Op lieve luchte lichte voetenl Laat overal u blij begroeten Waar gij den nieuwen weg begintl Wij strooien bloemen op uw pad. niet verder brengen wanneer we zochten naar de eenheid? Om samen den weg te vinden. Samen te komen aan het goede einde? WU weten nu, waartoe de ver deeldheid leidt, 't Is misschien Cassan dra's stem: zoekt de eenheid, dat wat samenbindt. Ieder heeft ln 't oude Jaar zUn ervarin gen opgedaan. ZUn vreugden gekend in Wij vlechten kransen om uw han>« huls en hart. Zijn leed gedragen, mis- I schlen alleen. HU houdt op Oudejaars avond een collecte van wat het Jaar hem bracht Zal het meevallen? WU zijn er nog! We werden gespaard, waar we moeilijk gemist konden worden! Och, als we alles gaan wikken en wegen, misschien dat we, Dat gij voor leed ons moog' bewjren Behulpzaam bij de hand ons vatl wolfshond naar blnnen stapte Ik moet I niettegenstaande den mist, nog gaan zeg- - n siapte. ik moet i gfm; wèl besehouwd heb ik toch nog recien De wandeling wordt vèr - wordt Ung Wij hebben al zoovéél geloopen. stellen, maar te aanvaarden wat onze Vervul ons met uw vreugdezang! levensleiding biedt. Dankbaarheid ls toch 6 een bron van kracht. En wie uit die bron I schept op den Ou cl ei aarsavond, die zal Gij hebt uw jeugd, uw jonge kracht, nog moed genoeg hebben om het nieuwe nog moed genoeg hebben om het nieuwe Jaar ln te gaan niet als degenen, die geen hoop hebben. I Ik sta beklemd voor dichte deuren Die straks open zullen gaan. 'k Huiver om wat kan gebeuren Als de klokken twaalf slaan. Groot geheimnisvol ligt zwijgen Op de toekomst die ons wacht. Om wat langzaam op zal stijgen Uit het diepste van den nacht. een zeer angstige beweging gemaakt heb- genoeg om dankbaar te wezen. £)0j ons gelooven doe ons hopen! ben, want Angelina, die den hend begon te Tenslotte hebben we geen eischen te 5 ur™' streelen, vroeg lachend; „Bent u bang voor dezen goelert?" Ik was ietwat verlegen. „Neen, bang niet", zei ik snel: „maar ik erger me over deze wolfshonden, evenzeer als lk mU erger over die ellendige prik keldraad-versperringen. Vertel u mU eens Signcrlna. waarvoor hebt u nu ln dit afge legen derp prikkeldraad en wolfshonoen noodlg? Hier toch zUn geen dieven of roovers?" „Neen", stemde ze toe, „roovers en die ven zUn hier niet. Het vlsschen echter zit nu eenmaal velen in het bloed, zooals b.v. dien Mario. Het watertje achter het huls.. zij wees in de richting van mUn watertje beneden bU de dennen „waren we verplicht af te zetten met prikkeldraad, maar zU kwamen toch steeds met hun netten, totdat we Caro", zU klopte zachtjes den hond op zijn kop „aanschaften. Sedert durft niemand meer binnenkomen, hè Caro?" En zy schaterde het uit. „Welk watertje?" VToeg ik, een beetje veinzend. „En wat bedoelt u met het moeten afzetten?" „Daarginds, achter!" duldde ze aan en weer wees ze naar bulten, „hebt U het nog i niet opgemerkt? Dat gebruiken wU toch Het jaar heeft 't oude kleed versleten, als visch-reservoir, nu het door prlkkel- Uw soep'le, slanke, sterke leden! Wij menschen zijn soms moegestreden Door alles wat het leven bracht. Doe ons tevreden verder gaan. Wil opgewekt ons vergezellen. Zoo zullen w'als de dagen snellen Berustend aan het einde staan! E. H.—v. M, draad is afgezet! „Steeds versche forellen voorhanden!' Weet U t ch wel!" „Ja, ja, natuurlUk!" antwoordde ik haastig Op Nieuwjaarsdag ving Domenlco twee kleine forellen; lk ving niets. Angelina was niet zuinig met haar spot. „Waar blijft nu Uw geluk?" Ik was zoo brutaal te antwoorden: „Geluk, geluk, zeg liever handigheid misschien ook wel, omdat het vandaag niet meer San Silvestro ls!" Toch heeft het meisje inderdaad in 't volle geloof verkeerd, dat lk een genie van een visscher was, want toen 's middags een paar Jonge kerels ons vroegen cf wü werkelijk achttien stuks vlsch gevangen hadden, begreep lk. dat Angelina reeds ln oever vol Irsse steenen, liep ik over de het dorp van 't "wonder eerent had tïP (IPTI fin Hh H onn Ov-> ?na Daai. naxcnavJa I TMn ThI - I welden op de dennen toe. Daar versperde mij een prikkeldraad-omheining het ver- dev-gaan: lk ontdekte echter een deurtje j en toen daarop, tusschen de dennen, een tweede hindernis: een kleinen zljstroom i der Maggia, die zich juist vóór mij ver breedde tot een dien meertje. Terwijl ik wil rondkijken naar lets van een mogelijk voetpad, schieten donkere schaduwen in het water vo rbtj de eerste forellen, die lk op dezen lana-begeerden dag ontdek Ik begreep 't dadelUk: het Maggia-water was voor hen te k od geworden: zU had den zich in dit warme bron-water terug getrokken! Drie pissen achteruit, den angel het water in en daar ligt meteen reeds een dikke vlsch aan den wal, tevergeefs po- I gend op te springen. Een minuut later i breng ik een tweede aan land. Kort en goed. alles was nog wonderbaarlijker dan ik in mijn k-enste droomen had durven hopen. Toen de derde forel toehapte, blm- bamde het op de Campan'le twee uur cn I i toen lk een uur later met mijn sevu'de mandje bU Domen'co en de slenorlna An gelina, die met het eten cp mij wachten, het logement binnenstapte, was het nog Die Domenlco is ook een alleraardigste kerel; ik gaf hem natuurlijk de helft der overgebleven vUf pind forellen. MogelUk heeft hU zUn vrouw verteld, dat hU ze zelf gevangen had. BU de kameraden ln Lugano echter heeft hij de waarheid hoog gehouden en mij aan mUn roem geholpen. Den vorigen zomer ben ik nog eens weer in bet dorpje teruggekeerd. „Herinnert U zich nog dat wonder op Oudejaarsavond?" vroeg mU het aardige herberglerstertje. Ik antwoordde met een kninogje: „Nog alMJd ve-sche forellen?" Het lieve kind begreep de bekentenis In mijn antivoord niet. Vier kilo waren 't," zei ze vol bewonde ring. „Dat is sedert dien geen hengelaar meer gelukt! Op één middag!" „In nauwelUks drie kwartier, alsjeblieft!" Nu dreigde ze met haar vingertje: „Jullie vlsschers moeten toch altyd opsnijden!" 't Werd gehavend en gevlekt. Overal kapot gereten. 't Is gescheurd uitééngerekt. Zal de toekomst schooner wezen? Wordt haar kleed van wit satijn? Mag ik jub'len? Moet ik vreezen? Wat zal wel de uitkomst zijn? 'k Heb de handen saamgevouwen Al mijn moed bijeengebracht. Ik wil u groeten met vertrouwen Raadselvolle Nieuwjaarsnacht! E. H.—v. M. worden, zo dat bet woord van een tUdge- j niet heelemaal kwart over drie. Domenlco zat met een brommerig gericht bjj de tafel: het meisje vroeg spottend: „En mUn forellen?" Terl-ops antwoordde ik, terwUl lk het korfle In een hoek plaatste: „Straks: zullen we niet eerst gaan eten?" Aneellna echter had reeds het deksel gelicht: „Per l'amor di DIo!" riep ze uit en sloeg de handen Inéén. Domenlco zag verbaasd op, „Vooruit dan maar", zei ik. quasi onwil lig. ..laten we ze dan maar even tellen!" Wij telden den gllbberlgen zegen uit op de keukentafel, achttien stuks waren 't. Het meisje woog ze uit: acht pond! Een aardig begin", constateerde ik, met ge- veln-den eenvoud. ..en jij, Domenico?" .Maar zelfs niet ééntje, meneer!" ant woordde In zUn plaats Angelina. „Tja", zei lk, „Je dient nu eenmaal wat van 't vlsschen te weten maar vocrult, breng nu gauw Je kinpetje op zUn jagers" „oo zUn vlsschers", verbeterde zU. Ik beken: het was een laagheid van mU. dat lk Domen'co niets van mUn beekje verried en na het eten, ln een onbewaakt no", zoo ontstellend waar klinkt: nous arrlvons touc cesoufflés A la mert" (2), imponeert hU toch, die laatste klokslag van het jaar- HU doet verlangen naar een oogenbllk van rust, waarin, zij het o k maar even, de tijd stil zou staan. Want onwillekeurig gevoelen wij ln dat voorbU- gaan eene bedreiging, ecne ernstige ver maning althans. We zijn een weinig be- beklemd, nu we wpl vedwo""cn worden er ons even in te denken, dat met de-jaren cók nrre-jaren voorbijgaan. Hot besef van het onbestrndi-e. het niet-beklljvende van alle aardsche dingen en dus ook van ons leven, drlnet zich even aan ons op en stemt ernstig. Vandaar dat we zoeken naar wat ons kan sterken en steunen: vandaar dat het ons g:ed doet ons op den Oudejaarsavond tc vereenigen met hen. die ons hart het naast staan, die ons leven deelen. een deel van dat leven zUn, en aan de onderlinge ftcnecenhe'd. een tegenwicht te vragen tegenover den tUd. die voorbijgaat. Zoo vieren we het Oude uit en het Nieuwe ln. De Sylvesteravond is het feest ■1..V.UTTW uuTvoiriutunu irei, Accou vaucu na. uci» even, ui een onoewaaKv van het huisgezin, voortzetting, nog ln- 1 oogenbllk, met miln hengel opnieuw in ticmer dan de Kevstfeestvter'ng, die van a'le zijden de leden van het gezin vereenig. de om d-n oud-n hulselljken haard. Nu is het alleen dit: het gezinsleven: een kalm en wel overdacht een'eten. z'ch lee- n°nd tot hordenk»n en tot het ste'len ven vragen, ultgesnrokcn of niet. vooral de groote vraa". die m'ssch'en niet over de lioo°n komt dcch door Ieder gesteld wordt: „Wat zal het zUn over een jaar?" „Wat zal het zUn over een jaar?" Gelukkig wie tegenover de onzekerheid der toekomst bU de werkelUkheid der ver- gankellikhrld om zich heen de elementen voelt, die steun verleenen en warmte geven. Ieder heeft ln meer dan één opzicht en in de diepste bcteekenls noodlg oud hout om te stoken, oude b eken om te lezen oude vrienden om op te vertrouwen A. J. B. B. 1) Oud hout om te st ken, oude boeken om te lezen, oude vrienden om op te ver trouwen (2) ..Wij hollen alle buiten adem naar den dood". die richting heenellpte. Maar juist, teen lk lanvs het paadje weer bij het meertje aan-eland was, daalde de gerechte straf, ln de gedaante van een woedenden wolfs hond on rre neer. Alléén het deurtje in de prlkkeldraad-omhelnln heeft mij voor het beest gered! Gedwongen, hoewel met het vornemen opnieuw terug te keeren, liep lk nu over de weiden op den stroom toe. waar Domenlco misnoegd den hengel uitwierp. .Zijn slecht humeur klaarde eenigszins op, toen ik dezen namiddag even weinig ving als hli En 's avonds, bij ons forellen-maal. waarbU we ook de hup- sche signorina noodi"den. (al proefde ze slechts uit beleefdheid maar heel even mee), was hU weer zoo vlot als altijd en teen we daarna bij het haardvuur bUeen zaten, was ik op het punt hem eindelijk mUn vlschterreln te verklaDpen. toen An gellna het gesprek plotse'inc een totaal andore wending u'tstuurde. „Ik weet" zei ze nl met geveinsde on schuld, hoe men achttien forellen ln de Ms"gia van-t'" ..Natuu'liik" antwoordde Ik. ik heb dat tcch vandaag na den voormiddag be wezen!" 't Jaar heeft haast zijn [loop volbracht, 't Afscheid klinkt ons tegen. Het einde is bereikt. De laatste dag van 1933 is gekomen. Als iemand, die moei zaam een last den berg moest opdra gen zoo is het moelhjke jaar 1933 traag gegaan na3r het einde. Nu wordt de last afgelegd. Het nieuwe jaar aanvaardt de erfenis van die heenging. Zóó aan den Oudejaarsavond van 1933. Niet ieder Jaar is hetzelfde. Er waren vroeger, zoo komt het ons voor, lichtende jaren, waaraan wij nu nog met vreugde terugdenken. Als dan de laatste avond kwam met de laatste twaalf slagen, ja, dan was het wel even stil ln ons: het rui- I schen van den voortsnellenden tUd hoor den we even. aandachtig, ln plechtige stemming. Maar als de klok geslagen had en 't nieuwe Jaar was ingeluid dan werd het hart weer blU: nieuwe hoop groeide op als Jonas' wonderboom: Veel heil en zegen, 't Licht achter ons deed vóór ons ook het licht zien. Maar nu op de scheiding van 1933—1934. Wat is het geweest en wat zal het wezen? Het antwoord op de eerste vraag doet weinig goeds vermoeden voor het tweede. We staan midden ln een dikken mist. Duisternis vóór en achter: links en rechts En de lichtpunten hebben zelfs iets sombers. Zoo t "uden we Oudejaarsavond 1933. Zoo gaan we den nieuwjaarsdag van 1934 in. Midden in den mist. Met weinig uit zicht. Dus met weinig vreugde, 't Afscheid klinkt ons tegen, 't Kan ons verheugen, dat het emoe daar ls: maar ook: 't kan ons zoo benauwen, dat een meuwe loop baan begint. .Wat zal 't nu weer wezen?" Toch: niet alleen letten op wat ging. Ook zien op wat bleef. WU worden onwille keurig geneigd om mede in te stemmen met het klaagllederenkoor. Geen wonder. Zouden we het aandurven om niet te huilen als iedereen huilt We herinneren ons uit den groeten watersnood van voor eenige jaren, dat we een eenvoudig boerinnetje haar huisje zagen binnengaan toen de wateren gezakt waren Ze sloeg d9 handen niet meewarig ten nemel en barstte niet uit in geweer.. Ze ging kordaat aan den arbeid: gaarde bijeen, wat haar nog gebleven was: ze was bedrijvig ln de weer om van wat er was te maken wat daarvan te maken viel. Zouden wU dat ook i niet doen op dezen emstigen dag? Er mag Door Melis Stoke. Zoo nu en dan is de historicus door zijn beroep gedrongen tot het doen van ont hullingen die pijnUjk zijn voor een deel van zyn levende tUdgenooten. HU kan echter niet anders doen dan zich flink over de aarzeling heen te zetten die hem op zulke oogenblikken bevangt en dreigt te verlammen. Zulk een oogenblik maak ik thans door. en Indien ge me zien kondt, lezers, gebo- I gen en als waanzinnig snikkend voor mijn i schrUftafel, dan zoudt ge medehjden met me hebben. Wat ik u te zeggen heb ls meer dan verschrikkelUk. Het moet er maar meteen uit. Daar gaat hij Leiden is nooit ontzet geweest. Nooit. HaaaaaIk hoor de kreet van afgrij- zen en woede die door uw dichte rangen gaat. Ik hoor het knersen van uw tanden en zie het ballen van uw vuisten, het zwellen der driftaderen aan uw slapen Hoonend gelach klinkt boven de massa uit Lelden nooit ontzet geweest BelachelUk.. Hoor den leugenaarden ploert den lasterenden vreemdeling. Waarom zoudt ge anders Jaar in jaar uit haringen eten (zoo maar uit uw hand, tjasses, u liever dan ikhutspot met klapstuk slikkenoptochten en feeste- 1U kneden arrangeeren. Waarom zoudt ge dat alles gedaan heb ben indien Lelden nooit ontzet ware ge weest. bU de Vink over te steken, gevoelt zich voor dat wachten ruimschoots beloond wanneer hU Lelden voor zich ziet. Maar wacht eensWas dat een lata morgana De weg kronkelt spiegelglad en goed ou- derhouden mee met een stuk water, eo bespringt dan plotseling een bruggetje. Dat is uw bruggetje, dames en heer» Leidenaren. En, met uwe permissie een verduizel} akelig bruggetje ook. Enfin, lk wil niet onvriendelijk zijn men gaat niet op den drempel van Iemands huls aan het crltlseeren. Ik passeer dus het bruggetje en rijd over allercomto.-ti- helste straatbedekking naar Iets dat men op een concours-hippique een schaapstool zou noemen, d. w. z. twee hindernissen achter elkander met een kleine ruimte er tusschen. De eerste hindernis is weer «a smalle brug en de tweede is een stel spoor- boomen. Soms zUn belde hindernissen In werking, soms eenzelden geen van beiden. In dit laatste, gunstigste geval, Is hel echter een kwestie van oneindige behen digheid om met eenlg druk verkeer over die smalle brug te komen Dan echter ls de rljstebrUberg doorge geten en ligt Leiden voor ons. In den vorm van een tamelUk breede doch verraderlijke straat. Het is namelijk geen straathaha die goede graphet ls een fuik. De fuik loopt smal toe. zooals het een goede fuik betaamt en eindigt vlak voor het aas, gevormd door een verkeersagent op een omgekeerde tobbe. De verkeersagent doet goed zijn best. Het moet gezegd worden. Indien lk eiken morgen tien minuten de bewegingen maakte die hU uur na uur volbrengt, zon ik volgens myn dokter in zes weken twin tig pond afnemen. De agent neemt echter niets af, behou dens misschien rljbewUzen en boetes, muur dat is nu weer echt flauw om op te wUzen Goed aan, de agent wijst ons tenslotte den weg naar Utrecht.recht-aan maar. We geven gas.ach.honderden ma len gaf ik op dat punt gasen even veel malen remde lk schielijk toen IK ne Breestraat in kwam en achter een tram kwam te zitten. De tram leidt ons als een goede gast vrouw en wijst ons den weg. Alleen is ze 1 veel te breed voor de Breestraat en er? langzaam. Maar dat is geen bezwaar want aious kunnen we od ons gemak alle merkwaar digheden bekijken, de studentensocietei en de belendende ruïne etc. De Breestraat is een gezellige straai- Daarom ls het jammer dat ze zoo ga» uit is. i. Ze eindigt zooals de meeste straten een plein.... j. En hier verwacht elke vreemdeling ruimte Mis.hier begint de nieuwe fuik. een zoo nauwe dat een paling er niet in kunnen. -i Een vreeselUk nauw fuikje hemel wat een straat. Eigenlijk ls het een pijpleiding. We rUden door de pijpleiding en hew deren het vernuft der tramweglngenie die passeerplaatsen met dubbelspoor^ Het moet een leugen zUn. Te tastbaar waren de haringen en klap- qie passeerplaatsen met cuum. stukken, te fecstehjk de optochten dan dat ben gemaakt naar het voorbeeld dit alles een Udele waan geweest zou zijn. bergsnoortjes In Zwitserland. JB Ge beroept u op de historieboekenwat men hier ziet is de Muereenu» Ahhistorieboeken. Hoe zwak zUn uw argumenten. Het eene historleboek spreekt het andere tegen en als ze het eens zijn dan hebben ze dezelfde bronnen geraadpleegd. NeenLelden ls niet ontzet. Maar wie er wel ontzet is te Leiden, dat ben ik. En hier raak ik het hart van de kwestie. Want niet alleen ik, maar velen met mU zijn te Lelden ontzet. We zUn ontzet over de nauwe straten. Nu weet u het meteen. Daar komt geen haring aan te pas, cn geen Spanjaarden en geen hutspot met klapstuk... Hoewel nu ik er over denk. een optocht komt er toch wel aan te pas: een vreesellik lange, akelige optocht van auto's achter de tram Enfin, daar komen we straks nader op terug. Ik wensch mijne ontzetting van Leiden in den vorm van een historische rom-n te gieten. Dat is voor mU minder pUnlijk en voor u minder bitter. Lelden dan verheft zich aan den einder met een nrachtlge silhouette. De automobilist die op zijn weg van Den Haag naar het Oos'en des lands, na lang wachten er ln is geslaagd de spoorbaan Wat men hier ziet is de in het horizontaal. Leuk bedacht vind ik altijd wee Aan alles komt een einde, oo I Ö<En 'dan geeft Leiden den doorrijde -er V1lTtul Tog'ln "dan een breede wegri.n ont zie Je wel, zegt Leiden tef.e -„t-etting zetten vreemdelingaan elke o komt een eind klik niaar. -, Tjee... wat ga lk altijd hard njo punt... zoo maar aan den veI®. toe 7 langs de tramWat doet ne. p3S Ik ben door het dolle heen en a;-, weer tot bezinning bU de open het einde Stop.... Dat was Lelden-is. Moet ik u nog vragen wie er oi Lelden of lk.... dat Is de Er ls slechts een troost ï,tJ,gget)es dle 'noe 11 ellende van de zes dozijn irrer den automobilist, na ''e'b®ni5 trasr M' wachten, voor hij in Utrecht 15 ,']fS is-- doorrijden van de stad ook n'e D,. Maar dat doet hier niet 'er? eej ae- flauw kwaadsDreken zUn ï0 vr(°nde gemeente d3ar"* En waar ik toe in staat beo niet.... f

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 18