LEIDSCH DAGBLAD - Vijfde Blad
AAN HET EINDE.
Zaterdag 30 December I933
HET FORELLEN-WONDER
OP SINT SYLVESTER.
Wees welkom,
vroolljk Nieuwjaarskind!
MET VERTROUWEN!
OUBEJAARS-MUMERINGEN
LEIOENS ONTZETTING
Eenige Jaren geleden ontving ik op den
laatsten dag van December een nieuw
jaarsgroet uit Amerika. Hij kwam aan,
juist op den avond van wel zeer bijzondere
stemming en van rustiger overdenking en
werd toegezonden op een dier mooie
„cards", waarvan wU hier in Nederland
meenen, dat het buitenland in het bij
zonder Engeland en Amerika 't geheim
bezit, hoewel we den oorsprong er van
dikwijls zouden kunnen vinden In ons
eigen land, waar grcote Industrieën, bU
vele Nederlanders onbekend de aardige
Christmas- en New Years Oreetlngs leve
ren. waaraan wij een buitenlandse!) ka
rakter plegen te ontdekken.
Deze Amerlkaansche groet, uit New
York afkomstig, gaf in kleine teekemng
een gezellige kamer te alen. waarin een
man, verzonken ln de diepte van een
breeden armstoel, bij een vlammend
haardvuur zat te lezen. Daaronder de
wnnrilmi
Old wood to burn
Old books to read
Old friends to trust
1)
Aldus, voorzien van oud hout, oude boe
ken en oude vrienden kan de man gerust
cn tevreden het oude uit- en het nieuwe
Ingaan: stoffelijk en geestelijk is hij goed
verzorgd. Het knappend houtvuur geeft
hem de streeling van het uiterlijk comfort,
de boeken voeden zijn geest; voor de be
hoeften van zijn hart zorgen de vrienden.
Deze „card" zou men als een uitgangs
punt voor een Oudejaarsavond-bespiege
ling kunnen gebruiken, als een tekst v.or
een preek, als een handleiding voor een
nieuw stuk levensweg en daarbij den na
druk leggen op de waarde van hetgeen
in het verleden beproefd ls voor de toe
komst, die men niet kent. Men zou een
dlcperen zin kunnen geven aan alle drie
onderdeden van de Engelsche uitspraak
en k.men tot den hoogsten steun, die ons
mcnschen, op aarde gegeven kan worden
en aldus het nieuwe opbouwen uit het
oude en met den schat van het verleden
schat aan weldaden en aan ervaringen van
verschillenden aard den grondslag leg
gen voor het kapitaal eveneens van zoo
veelzijdige samenstelling dat ens ln het
nieuwe tijdperk moet doen leven, stoffe
lijk en geestelijk. Ons lichaam, ons hoofd,
ons hart, onze ziel moeten alle teerli.st
hebben voor de nieuwe reis, voor het
nieuwe stuk levensweg, waarvan we den
duur noch de lengte kunnen bepalen. Vóór
ons ligt het onbekende, waarvan we ver
wachtingen k.esteren, groote of kleine,
maar tóch verwachtingen, Achter ons ligt
het bekende, het ervarene. Of we willen
of niet, op 31 December, op den avond van
Sint Sylvester, denken we terug en zien
we vooruit, gelUk aan het oude Janusbeeld,
dat met zijn twee aangezichten vooruit- en
terugblikt. Want cp dien avond dringt
sterker dan anders de waarheid tot ons
door, dat om een uitspraak van een
Fransch dichter aan te halen de uren
voorbijgaan en heengüjden als voetstappen
op een grasveld. Oeen geluld herinnert ons
aan de vele schreden, die wij zetten.
Want zoo ls het. De Lamartine had ge
lijk. Snel en gerulschloos gaan ze voorbij,
de kleine tijdruimten, die onze dagen
vermen Zoo komen we, bijna zonder ons
er rekenschap van te geven, tot den avond i
van herinnering, die ln de wereld onzer i
gedachten Iets ouds afscheidt van lets i
nieuws. Wie ln het drukke leven tUd heb-
ben voor niets, vooral niet om op den tijd
te letten, tellen voor één enkele maal ln het
jaar de minuten; de kleine spanne tljds;
die nog overblijft, laten ze op dezen avond
niet ongemerkt vo rbljgaan. Ze hooren
naar de klokslagen ln een geheel andere
stemming dan eewoonlljk: tien...., elf
eindelijk twaalf.... Het Jaar is uit. Veel
he l en zegen voor het Nieuwe!
Zoo gaat het bij vele, eiken 31en Decem
ber opnieuw. We wennen aan zooveel,
maar aan het feit, dat een der grootere
vakken, waarin we enze levenslengte, onze
tijdsrekenlng, verdoelen, achter den rug ls
en een ander zich voor ons opent, kunnen
we moeilijk met onverschilligheid gewend
raken. In weerwil onzer gewoonten, niet
tegenstaande de haast, waarmede we van
den eenen dag ln den anderen gedreven
Een bepaling van de vlsscherlj-wet ln
Tessino (Zwitserland) luidt, dat op 3t De
cember, om 12 uur des middags, het vlsch-
verbod op forellen ls opgeheven.
WIJ. hengelaars, wU kijken al drie maan
den lang van te voren naar dien Oude
jaarsdag uit.
Oude ervaring echter leert ons, dat In
dit kcude seizoen de vlsscben weinig lust
tot bUten toonen. Maar hengelaar zijn be-
teekent: elk oogenbllk het wonder te ver
wachten En ik, heb ik zelf niet op een
laatsten Decemberdag het wonder, het
zoo vurig begeerde wonder, beleefd? Geld
ik sedert dien niet onder mUn spertgenoo-
ten In Lugano voor den man. die op „San
Sllvestro" op één middag reeds acht
tien prachtige forellen ving?
WU ondernamen dan, mUn sport kame
raad D.menlco en ik, ln den namiddag op
30 December een tocht naar het dal van
de Maggla. beroemd om zUn rijkdom aan
vlsch, wat onze verwachtingen. tUdens het
vlsch-verbod, niet weinig prikkelde. De
schutspatroon van onze sport was ons ook
als „weer-hellige" goed gezind: lente
speurde men reeds ln de lucht; hier en
daar bloeiden al de eerste primula's en
over den weg, even met lichte rijp bedekt,
die voerde van het station naar het kleine
dorpje, liep men ln de schemering als
over een tapUt. BU het logement kondig
de een bordje aan: .Steeds versche forel
len".
„Zullen we wel voor zorgen", mompelde
Domenlco vergenoegd als antwoord, met
een aangeboren optimisme, dat alléén ln
dit kanton tenminste, de menschen tot
forellen-vlsschen vermag aan te sporen.
De verhalen, die wU. als te doen gebrui-
kelUk, dezen avond bij den gezelllgen
haard opdlschten, schenen het dochterke
van den waard niet geheel en al over
tuigd te hebben. Toen zU ons bij het aan
breken van den dag de koffie bracht en
wij ons voor den tocht gereed maakten,
kwam het mU voor, dat er een beetje spot
stak achter den ernst, waarmee ze tegen
mij zei:
„Ik houd mU voor eenige mooie forellen
aanbevolen!"
„U hebt Immers zelf steeds versche voor
radig". schertste ik en wees naar het
bordje aan den muur. dat de reclame van
het bordje bulten de deur herhaalde:
„Ja", antwoordde ze nu schalks lachende
..maar weet U, forellen uit de Maggla wil
ik hebben en als U die vangt
Toen zweeg ze. maar bleef mij lachend
aankijken. GrootmoedlglUk beloofde Ik het
bekoorlllke meisje de mooiste exemplaren
van mUn vangst. Toen wij echter een uur
na den middag eenige kilometers stroom
afwaarts hadden afgehengeld. was mijn
mandje nog leeg en Domenico, die aan
den anderen oever vlschte, had ook niet
veel meer gevangen. HU moest, om naar
het logement te komen, den stroom tot de
brug volgen. Ik k-n over welden en door
een klein dennebosch het reeds zichtbare
huls zonder dezen omweg bereiken. Ver
moeid, zooals men dit bU de eerste maal
wordt, na een uur vis3chen langs een
Daarginds, diep ln 't dal nl. woont een
brave visscher, Marlo geheetenging
zU onverstoorbaar verder; „alle paar
dagen trekt hU met zijn voorraad naai
Locarno.. maar hU verkoopt o„k wel
forellen aan zUn eigen huls..,." En zU
giert bet uit.
„Glad mis, juffertje, glad mlsl" zeg ik.
En Ik begin hoogst ernstig:
dan een brok ln de keel schieten, 't Helpt
niet verder. Moed gegrepen. Maken wat
ervan te maken valt; dat ls de weg. Wie
weet valt het dan nog wel mee!
Die samen wandelen ln den mist zullen
er goed aan doen om elkander vast te
houden. Samen vinden ze misschien den
weg; komen ze misschien thuis. De wereld,
ook ons volk, wordt hoe langer zoo meer
,In het Jaar 335 heeft paus Sylvester, 1 verscheurd; versnipperdI Zouden we het
op 31 December bet tUdeUJke gezegend.
HU bad keizer ConstantUn tot bet Chris
tendom bekeerd en van dezen als dank
daarvcor het „patrimonium Petri" (de
erfenis van Petrus) als geschenk ont
vangen".
„Un patrlmonio?" vroeg het meisje,
door mUn ernst aangestoken.
„Ja zeker En de helUge Petrus, de schuts
patroon der vlsschers, bewijst van zUn
kant af en toe zUn dankbaarheid met
een wonder op den eere-dag van den hei
ligen Sylvester en zoo'n wonder beeft hU
nu heden gedaan...."
Ik kwam niet verder: Lk had gezien, hoe
langzaam de deur openging en een groote
Wees welkom, vroolijk Nieuwjaar
kind,
Op lieve luchte lichte voetenl
Laat overal u blij begroeten
Waar gij den nieuwen weg begintl
Wij strooien bloemen op uw pad.
niet verder brengen wanneer we zochten
naar de eenheid? Om samen den weg te
vinden. Samen te komen aan het goede
einde? WU weten nu, waartoe de ver
deeldheid leidt, 't Is misschien Cassan
dra's stem: zoekt de eenheid, dat wat
samenbindt.
Ieder heeft ln 't oude Jaar zUn ervarin
gen opgedaan. ZUn vreugden gekend in Wij vlechten kransen om uw han>«
huls en hart. Zijn leed gedragen, mis- I
schlen alleen. HU houdt op Oudejaars
avond een collecte van wat het Jaar hem
bracht Zal het meevallen? WU zijn er nog!
We werden gespaard, waar we moeilijk
gemist konden worden! Och, als we alles
gaan wikken en wegen, misschien dat we,
Dat gij voor leed ons moog' bewjren
Behulpzaam bij de hand ons vatl
wolfshond naar blnnen stapte Ik moet I niettegenstaande den mist, nog gaan zeg-
- n siapte. ik moet i gfm; wèl besehouwd heb ik toch nog recien
De wandeling wordt vèr - wordt Ung
Wij hebben al zoovéél geloopen.
stellen, maar te aanvaarden wat onze Vervul ons met uw vreugdezang!
levensleiding biedt. Dankbaarheid ls toch 6
een bron van kracht. En wie uit die bron I
schept op den Ou cl ei aarsavond, die zal Gij hebt uw jeugd, uw jonge kracht,
nog moed genoeg hebben om het nieuwe
nog moed genoeg hebben om het nieuwe
Jaar ln te gaan niet als degenen, die geen
hoop hebben.
I
Ik sta beklemd voor dichte deuren
Die straks open zullen gaan.
'k Huiver om wat kan gebeuren
Als de klokken twaalf slaan.
Groot geheimnisvol ligt zwijgen
Op de toekomst die ons wacht.
Om wat langzaam op zal stijgen
Uit het diepste van den nacht.
een zeer angstige beweging gemaakt heb- genoeg om dankbaar te wezen. £)0j ons gelooven doe ons hopen!
ben, want Angelina, die den hend begon te Tenslotte hebben we geen eischen te 5 ur™'
streelen, vroeg lachend; „Bent u bang
voor dezen goelert?"
Ik was ietwat verlegen.
„Neen, bang niet", zei ik snel: „maar ik
erger me over deze wolfshonden, evenzeer
als lk mU erger over die ellendige prik
keldraad-versperringen. Vertel u mU eens
Signcrlna. waarvoor hebt u nu ln dit afge
legen derp prikkeldraad en wolfshonoen
noodlg? Hier toch zUn geen dieven of
roovers?"
„Neen", stemde ze toe, „roovers en die
ven zUn hier niet. Het vlsschen echter zit
nu eenmaal velen in het bloed, zooals b.v.
dien Mario. Het watertje achter het
huls.. zij wees in de richting van
mUn watertje beneden bU de dennen
„waren we verplicht af te zetten met
prikkeldraad, maar zU kwamen toch
steeds met hun netten, totdat we Caro",
zU klopte zachtjes den hond op zijn
kop „aanschaften. Sedert durft niemand
meer binnenkomen, hè Caro?" En zy
schaterde het uit.
„Welk watertje?" VToeg ik, een beetje
veinzend. „En wat bedoelt u met het
moeten afzetten?"
„Daarginds, achter!" duldde ze aan en
weer wees ze naar bulten, „hebt U het nog i
niet opgemerkt? Dat gebruiken wU toch Het jaar heeft 't oude kleed versleten,
als visch-reservoir, nu het door prlkkel-
Uw soep'le, slanke, sterke leden!
Wij menschen zijn soms moegestreden
Door alles wat het leven bracht.
Doe ons tevreden verder gaan.
Wil opgewekt ons vergezellen.
Zoo zullen w'als de dagen snellen
Berustend aan het einde staan!
E. H.—v. M,
draad is afgezet! „Steeds versche forellen
voorhanden!' Weet U t ch wel!"
„Ja, ja, natuurlUk!" antwoordde ik
haastig
Op Nieuwjaarsdag ving Domenlco twee
kleine forellen; lk ving niets. Angelina
was niet zuinig met haar spot.
„Waar blijft nu Uw geluk?" Ik was zoo
brutaal te antwoorden:
„Geluk, geluk, zeg liever handigheid
misschien ook wel, omdat het vandaag
niet meer San Silvestro ls!"
Toch heeft het meisje inderdaad in 't
volle geloof verkeerd, dat lk een genie van
een visscher was, want toen 's middags
een paar Jonge kerels ons vroegen cf wü
werkelijk achttien stuks vlsch gevangen
hadden, begreep lk. dat Angelina reeds ln
oever vol Irsse steenen, liep ik over de het dorp van 't "wonder eerent had
tïP (IPTI fin Hh H onn Ov-> ?na Daai. naxcnavJa I TMn ThI -
I welden op de dennen toe. Daar versperde
mij een prikkeldraad-omheining het ver-
dev-gaan: lk ontdekte echter een deurtje
j en toen daarop, tusschen de dennen, een
tweede hindernis: een kleinen zljstroom
i der Maggia, die zich juist vóór mij ver
breedde tot een dien meertje. Terwijl ik wil
rondkijken naar lets van een mogelijk
voetpad, schieten donkere schaduwen in
het water vo rbtj de eerste forellen, die
lk op dezen lana-begeerden dag ontdek
Ik begreep 't dadelUk: het Maggia-water
was voor hen te k od geworden: zU had
den zich in dit warme bron-water terug
getrokken!
Drie pissen achteruit, den angel het
water in en daar ligt meteen reeds een
dikke vlsch aan den wal, tevergeefs po-
I gend op te springen. Een minuut later i
breng ik een tweede aan land. Kort en
goed. alles was nog wonderbaarlijker dan
ik in mijn k-enste droomen had durven
hopen. Toen de derde forel toehapte, blm-
bamde het op de Campan'le twee uur cn I
i toen lk een uur later met mijn sevu'de
mandje bU Domen'co en de slenorlna An
gelina, die met het eten cp mij wachten,
het logement binnenstapte, was het nog
Die Domenlco is ook een alleraardigste
kerel; ik gaf hem natuurlijk de helft der
overgebleven vUf pind forellen. MogelUk
heeft hU zUn vrouw verteld, dat hU ze
zelf gevangen had. BU de kameraden ln
Lugano echter heeft hij de waarheid hoog
gehouden en mij aan mUn roem geholpen.
Den vorigen zomer ben ik nog eens weer
in bet dorpje teruggekeerd.
„Herinnert U zich nog dat wonder op
Oudejaarsavond?" vroeg mU het aardige
herberglerstertje. Ik antwoordde met een
kninogje: „Nog alMJd ve-sche forellen?"
Het lieve kind begreep de bekentenis In
mijn antivoord niet.
Vier kilo waren 't," zei ze vol bewonde
ring. „Dat is sedert dien geen hengelaar
meer gelukt! Op één middag!"
„In nauwelUks drie kwartier, alsjeblieft!"
Nu dreigde ze met haar vingertje:
„Jullie vlsschers moeten toch altyd
opsnijden!"
't Werd gehavend en gevlekt.
Overal kapot gereten.
't Is gescheurd uitééngerekt.
Zal de toekomst schooner wezen?
Wordt haar kleed van wit satijn?
Mag ik jub'len? Moet ik vreezen?
Wat zal wel de uitkomst zijn?
'k Heb de handen saamgevouwen
Al mijn moed bijeengebracht.
Ik wil u groeten met vertrouwen
Raadselvolle Nieuwjaarsnacht!
E. H.—v. M.
worden, zo dat bet woord van een tUdge- j niet heelemaal kwart over drie. Domenlco
zat met een brommerig gericht bjj de
tafel: het meisje vroeg spottend: „En mUn
forellen?"
Terl-ops antwoordde ik, terwUl lk het
korfle In een hoek plaatste:
„Straks: zullen we niet eerst gaan eten?"
Aneellna echter had reeds het deksel
gelicht: „Per l'amor di DIo!" riep ze uit
en sloeg de handen Inéén. Domenlco zag
verbaasd op,
„Vooruit dan maar", zei ik. quasi onwil
lig. ..laten we ze dan maar even tellen!"
Wij telden den gllbberlgen zegen uit op
de keukentafel, achttien stuks waren 't.
Het meisje woog ze uit: acht pond! Een
aardig begin", constateerde ik, met ge-
veln-den eenvoud. ..en jij, Domenico?"
.Maar zelfs niet ééntje, meneer!" ant
woordde In zUn plaats Angelina.
„Tja", zei lk, „Je dient nu eenmaal wat
van 't vlsschen te weten maar vocrult,
breng nu gauw Je kinpetje op zUn jagers"
„oo zUn vlsschers", verbeterde zU.
Ik beken: het was een laagheid van mU.
dat lk Domen'co niets van mUn beekje
verried en na het eten, ln een onbewaakt
no", zoo ontstellend waar klinkt: nous
arrlvons touc cesoufflés A la mert" (2),
imponeert hU toch, die laatste klokslag
van het jaar- HU doet verlangen naar een
oogenbllk van rust, waarin, zij het o k
maar even, de tijd stil zou staan. Want
onwillekeurig gevoelen wij ln dat voorbU-
gaan eene bedreiging, ecne ernstige ver
maning althans. We zijn een weinig be-
beklemd, nu we wpl vedwo""cn worden er
ons even in te denken, dat met de-jaren
cók nrre-jaren voorbijgaan. Hot besef van
het onbestrndi-e. het niet-beklljvende van
alle aardsche dingen en dus ook van ons
leven, drlnet zich even aan ons op en
stemt ernstig.
Vandaar dat we zoeken naar wat ons kan
sterken en steunen: vandaar dat het ons
g:ed doet ons op den Oudejaarsavond tc
vereenigen met hen. die ons hart het naast
staan, die ons leven deelen. een deel van
dat leven zUn, en aan de onderlinge
ftcnecenhe'd. een tegenwicht te vragen
tegenover den tUd. die voorbijgaat.
Zoo vieren we het Oude uit en het
Nieuwe ln. De Sylvesteravond is het feest
■1..V.UTTW uuTvoiriutunu irei, Accou vaucu na. uci» even, ui een onoewaaKv
van het huisgezin, voortzetting, nog ln- 1 oogenbllk, met miln hengel opnieuw in
ticmer dan de Kevstfeestvter'ng, die van
a'le zijden de leden van het gezin vereenig.
de om d-n oud-n hulselljken haard. Nu
is het alleen dit: het gezinsleven: een
kalm en wel overdacht een'eten. z'ch lee-
n°nd tot hordenk»n en tot het ste'len ven
vragen, ultgesnrokcn of niet. vooral de
groote vraa". die m'ssch'en niet over de
lioo°n komt dcch door Ieder gesteld wordt:
„Wat zal het zUn over een jaar?"
„Wat zal het zUn over een jaar?"
Gelukkig wie tegenover de onzekerheid
der toekomst bU de werkelUkheid der ver-
gankellikhrld om zich heen de elementen
voelt, die steun verleenen en warmte geven.
Ieder heeft ln meer dan één opzicht en
in de diepste bcteekenls noodlg oud
hout om te stoken, oude b eken om te
lezen oude vrienden om op te vertrouwen
A. J. B. B.
1) Oud hout om te st ken, oude boeken
om te lezen, oude vrienden om op te ver
trouwen
(2) ..Wij hollen alle buiten adem naar
den dood".
die richting heenellpte. Maar juist, teen
lk lanvs het paadje weer bij het meertje
aan-eland was, daalde de gerechte straf,
ln de gedaante van een woedenden wolfs
hond on rre neer. Alléén het deurtje in
de prlkkeldraad-omhelnln heeft mij voor
het beest gered! Gedwongen, hoewel met
het vornemen opnieuw terug te keeren,
liep lk nu over de weiden op den stroom
toe. waar Domenlco misnoegd den hengel
uitwierp. .Zijn slecht humeur klaarde
eenigszins op, toen ik dezen namiddag
even weinig ving als hli En 's avonds, bij
ons forellen-maal. waarbU we ook de hup-
sche signorina noodi"den. (al proefde ze
slechts uit beleefdheid maar heel even
mee), was hU weer zoo vlot als altijd en
teen we daarna bij het haardvuur bUeen
zaten, was ik op het punt hem eindelijk
mUn vlschterreln te verklaDpen. toen An
gellna het gesprek plotse'inc een totaal
andore wending u'tstuurde.
„Ik weet" zei ze nl met geveinsde on
schuld, hoe men achttien forellen ln de
Ms"gia van-t'"
..Natuu'liik" antwoordde Ik. ik heb dat
tcch vandaag na den voormiddag be
wezen!"
't Jaar heeft haast zijn
[loop volbracht,
't Afscheid klinkt ons tegen.
Het einde is bereikt. De laatste dag van
1933 is gekomen. Als iemand, die moei
zaam een last den berg moest opdra
gen zoo is het moelhjke jaar 1933 traag
gegaan na3r het einde. Nu wordt de last
afgelegd. Het nieuwe jaar aanvaardt de
erfenis van die heenging.
Zóó aan den Oudejaarsavond van 1933.
Niet ieder Jaar is hetzelfde. Er waren
vroeger, zoo komt het ons voor, lichtende
jaren, waaraan wij nu nog met vreugde
terugdenken. Als dan de laatste avond
kwam met de laatste twaalf slagen, ja,
dan was het wel even stil ln ons: het rui-
I schen van den voortsnellenden tUd hoor
den we even. aandachtig, ln plechtige
stemming. Maar als de klok geslagen had
en 't nieuwe Jaar was ingeluid dan
werd het hart weer blU: nieuwe hoop
groeide op als Jonas' wonderboom: Veel
heil en zegen, 't Licht achter ons deed
vóór ons ook het licht zien.
Maar nu op de scheiding van 1933—1934.
Wat is het geweest en wat zal het wezen?
Het antwoord op de eerste vraag doet
weinig goeds vermoeden voor het tweede.
We staan midden ln een dikken mist.
Duisternis vóór en achter: links en
rechts En de lichtpunten hebben zelfs iets
sombers.
Zoo t "uden we Oudejaarsavond 1933.
Zoo gaan we den nieuwjaarsdag van 1934
in. Midden in den mist. Met weinig uit
zicht. Dus met weinig vreugde, 't Afscheid
klinkt ons tegen, 't Kan ons verheugen,
dat het emoe daar ls: maar ook: 't kan
ons zoo benauwen, dat een meuwe loop
baan begint. .Wat zal 't nu weer wezen?"
Toch: niet alleen letten op wat ging.
Ook zien op wat bleef. WU worden onwille
keurig geneigd om mede in te stemmen
met het klaagllederenkoor. Geen wonder.
Zouden we het aandurven om niet te
huilen als iedereen huilt We herinneren
ons uit den groeten watersnood van voor
eenige jaren, dat we een eenvoudig
boerinnetje haar huisje zagen binnengaan
toen de wateren gezakt waren Ze sloeg d9
handen niet meewarig ten nemel en
barstte niet uit in geweer.. Ze ging kordaat
aan den arbeid: gaarde bijeen, wat haar
nog gebleven was: ze was bedrijvig ln de
weer om van wat er was te maken wat
daarvan te maken viel. Zouden wU dat ook
i niet doen op dezen emstigen dag? Er mag
Door Melis Stoke.
Zoo nu en dan is de historicus door zijn
beroep gedrongen tot het doen van ont
hullingen die pijnUjk zijn voor een deel
van zyn levende tUdgenooten.
HU kan echter niet anders doen dan
zich flink over de aarzeling heen te zetten
die hem op zulke oogenblikken bevangt en
dreigt te verlammen.
Zulk een oogenblik maak ik thans door.
en Indien ge me zien kondt, lezers, gebo-
I gen en als waanzinnig snikkend voor mijn
i schrUftafel, dan zoudt ge medehjden met
me hebben.
Wat ik u te zeggen heb ls meer dan
verschrikkelUk.
Het moet er maar meteen uit.
Daar gaat hij
Leiden is nooit ontzet geweest.
Nooit.
HaaaaaIk hoor de kreet van afgrij-
zen en woede die door uw dichte rangen
gaat. Ik hoor het knersen van uw tanden
en zie het ballen van uw vuisten, het
zwellen der driftaderen aan uw slapen
Hoonend gelach klinkt boven de
massa uit
Lelden nooit ontzet geweest
BelachelUk..
Hoor den leugenaarden ploert
den lasterenden vreemdeling.
Waarom zoudt ge anders Jaar in jaar uit
haringen eten (zoo maar uit uw hand,
tjasses, u liever dan ikhutspot met
klapstuk slikkenoptochten en feeste-
1U kneden arrangeeren.
Waarom zoudt ge dat alles gedaan heb
ben indien Lelden nooit ontzet ware ge
weest.
bU de Vink over te steken, gevoelt zich
voor dat wachten ruimschoots beloond
wanneer hU Lelden voor zich ziet.
Maar wacht eensWas dat een lata
morgana
De weg kronkelt spiegelglad en goed ou-
derhouden mee met een stuk water, eo
bespringt dan plotseling een bruggetje.
Dat is uw bruggetje, dames en heer»
Leidenaren.
En, met uwe permissie een verduizel}
akelig bruggetje ook.
Enfin, lk wil niet onvriendelijk zijn
men gaat niet op den drempel van Iemands
huls aan het crltlseeren. Ik passeer dus
het bruggetje en rijd over allercomto.-ti-
helste straatbedekking naar Iets dat men
op een concours-hippique een schaapstool
zou noemen, d. w. z. twee hindernissen
achter elkander met een kleine ruimte er
tusschen. De eerste hindernis is weer «a
smalle brug en de tweede is een stel spoor-
boomen. Soms zUn belde hindernissen In
werking, soms eenzelden geen van
beiden.
In dit laatste, gunstigste geval, Is hel
echter een kwestie van oneindige behen
digheid om met eenlg druk verkeer over
die smalle brug te komen
Dan echter ls de rljstebrUberg doorge
geten en ligt Leiden voor ons.
In den vorm van een tamelUk breede
doch verraderlijke straat.
Het is namelijk geen straathaha
die goede graphet ls een fuik.
De fuik loopt smal toe. zooals het een
goede fuik betaamt en eindigt vlak voor
het aas, gevormd door een verkeersagent
op een omgekeerde tobbe.
De verkeersagent doet goed zijn best.
Het moet gezegd worden. Indien lk eiken
morgen tien minuten de bewegingen
maakte die hU uur na uur volbrengt, zon
ik volgens myn dokter in zes weken twin
tig pond afnemen.
De agent neemt echter niets af, behou
dens misschien rljbewUzen en boetes, muur
dat is nu weer echt flauw om op te wUzen
Goed aan, de agent wijst ons tenslotte
den weg naar Utrecht.recht-aan maar.
We geven gas.ach.honderden ma
len gaf ik op dat punt gasen even
veel malen remde lk schielijk toen IK ne
Breestraat in kwam en achter een tram
kwam te zitten.
De tram leidt ons als een goede gast
vrouw en wijst ons den weg. Alleen is ze
1 veel te breed voor de Breestraat en er?
langzaam.
Maar dat is geen bezwaar want aious
kunnen we od ons gemak alle merkwaar
digheden bekijken, de studentensocietei
en de belendende ruïne etc.
De Breestraat is een gezellige straai-
Daarom ls het jammer dat ze zoo ga»
uit is. i.
Ze eindigt zooals de meeste straten
een plein.... j.
En hier verwacht elke vreemdeling
ruimte
Mis.hier begint de nieuwe fuik. een
zoo nauwe dat een paling er niet in
kunnen. -i
Een vreeselUk nauw fuikje
hemel wat een straat.
Eigenlijk ls het een pijpleiding.
We rUden door de pijpleiding en hew
deren het vernuft der tramweglngenie
die passeerplaatsen met dubbelspoor^
Het moet een leugen zUn.
Te tastbaar waren de haringen en klap- qie passeerplaatsen met cuum.
stukken, te fecstehjk de optochten dan dat ben gemaakt naar het voorbeeld
dit alles een Udele waan geweest zou zijn. bergsnoortjes In Zwitserland. JB
Ge beroept u op de historieboekenwat men hier ziet is de Muereenu»
Ahhistorieboeken. Hoe zwak zUn
uw argumenten. Het eene historleboek
spreekt het andere tegen en als ze het
eens zijn dan hebben ze dezelfde bronnen
geraadpleegd.
NeenLelden ls niet ontzet.
Maar wie er wel ontzet is te Leiden, dat
ben ik.
En hier raak ik het hart van de kwestie.
Want niet alleen ik, maar velen met mU
zijn te Lelden ontzet.
We zUn ontzet over de nauwe straten.
Nu weet u het meteen.
Daar komt geen haring aan te pas, cn
geen Spanjaarden en geen hutspot met
klapstuk... Hoewel nu ik er over
denk. een optocht komt er toch wel
aan te pas: een vreesellik lange, akelige
optocht van auto's achter de tram
Enfin, daar komen we straks nader op
terug.
Ik wensch mijne ontzetting van Leiden
in den vorm van een historische rom-n te
gieten. Dat is voor mU minder pUnlijk en
voor u minder bitter.
Lelden dan verheft zich aan den einder
met een nrachtlge silhouette.
De automobilist die op zijn weg van Den
Haag naar het Oos'en des lands, na lang
wachten er ln is geslaagd de spoorbaan
Wat men hier ziet is de
in het horizontaal.
Leuk bedacht vind ik altijd wee
Aan alles komt een einde, oo
I Ö<En 'dan geeft Leiden den doorrijde -er
V1lTtul Tog'ln "dan een
breede wegri.n ont
zie Je wel, zegt Leiden tef.e -„t-etting
zetten vreemdelingaan elke o
komt een eind klik niaar. -,
Tjee... wat ga lk altijd hard njo
punt... zoo maar aan den veI®. toe 7
langs de tramWat doet ne. p3S
Ik ben door het dolle heen en a;-,
weer tot bezinning bU de open
het einde
Stop.... Dat was Lelden-is.
Moet ik u nog vragen wie er oi
Lelden of lk.... dat Is de
Er ls slechts een troost ï,tJ,gget)es dle
'noe 11
ellende van de zes dozijn
irrer
den automobilist, na ''e'b®ni5 trasr M'
wachten, voor hij in Utrecht 15 ,']fS is--
doorrijden van de stad ook n'e D,.
Maar dat doet hier niet 'er? eej ae-
flauw kwaadsDreken zUn ï0
vr(°nde gemeente d3ar"*
En waar ik toe in staat beo
niet.... f