Ernstige brand in de Noordelijke telefoon-centrale te Amsterdam HAAR AVONTURIER [sfe Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. ia Ien episode uit den Dertigjarigen Oorlog. Oorspronkelijke schets van O. P. BAKKER. Ifci I S.'-Jk, ongeveer drie uren van hier, waar g™ kurassier van mijn vroeger regiment ■achter ls." hVan wien?" L.";an den hertog. Hij kocht die tijdens Br 'orige belegering en wilde dat ik daar ■"uTn. kwartier nam." zeide, van uw regiment. Dan moest u ■perste zjjn." Excellentie, maar in mijn tegen- tdigen werkkring vond ik kapitein ■telen1» opvallend. het heeft zijn voor- naarschalk kon een lachje niet ver- *«rlen ^Mlf was een genie in het uit- I "tv wat 2aS u in Maagdenburg?" Van?» il£ *let verl'ct, stond de stad in "5Woordeel." —iehaf; ^rijpehjk! Een vesting van niet te Open pi^Jaarde, en nu een leeg nest, een w'heeft den brand er Ingestoken?" c de maarschalk. .Het zal altijd een raadsel blijven, Von Falkenberg, de bevel hebber zelf om ons slechts een verwoeste, volkomen onbruikbare vesting achter te laten? De burgers, die hun goederen liever zagen verbranden dan In handen der sol daten? De mannen, die hun vrouwen en dochters liever dood wisten dan in de macht der plunderaars? Saguntum? Kent u de Romeinsche geschiedenis? Kent u Latijn?" „Ja, Excellentie." Von Pappenhelm was niet alleen bekend als een dappeg aanvoerder, maar ook als een zeer geleerd man Hij had aan vele universiteiten in verschillende landen «ge studeerd. „Student geweest?" vroeg hij. „Groningen, Tübingen en Venetië," luid de het antwoord. „Groningen, dat is Friesland." „Volgens de rector Ubbo Emminus zeker. Groot Friesland van het Vlie tot aan den Wezer." „Rerum •Frisicarum historica," lachte Von Pappenheim. „U ziet, ik ken zijn werk." „De bewoners zijn eigenlijk Saksers," verklaarde Saxon „Dus u is Hollander. Kranige werktuig kundigen koppige kerels." .Maar ga zitten, man." De maarschalk wees hem een stoel aan. Zijn gezicht stond vroolijk. De wetenschap had hem in een goed humeur gebracht. Nu wist Saxon, dat zijn hoofd geen ge vaar meer liep. „Is u ook ingenieur? O heeft volkomen gelijk. Sen ops 1 p'aate es geen geld om de vesting op te bouwen, geen werkvolk ver krijgbaar!" Even zweeg hij. „Zeker, wij hebben de plundering toege laten. De dapperheid der soldaten moet beloond worden. Zij waren half verhon gerd, verzwakt door ziekte, zelfs heerschte de zwarte pest. Wat helpt verbergen, u zult de vlag hebben gezien. Zij hebben ge moord, gemarteld. Het protestantsche Duitschland dient door angst en vreeze onderworpen te worden. Er bestaat geen andere wijze. Met verdragen rukt men de wortels niet uit. Met vuur en zwaard moe ten de ketters verdelgd worden. Het valsch geloof dient met wortel en kern uit geroeid, de ware leer ln de hoofden en harten te worden gehamerd." Hl] wond zich op, maar het bekende kruis op zijn gekerfd voorhoofd zag Saxon niet verschijnen. „Maagdenburg ls het eerste voorbeeld, het inluiden van een nieuwe periode. Sed vincere sciebat Hannibal." (Maar Hannibal wist te overwinnen). Zijn toon werd Iets kalmer. „Daarover denk ik anders dan de hertog. Kerkelijke zaken zijn hem onverschillig Toen Ik het protestantisme afzwoer, nam ik de wapenen op voor mijn geloof en mijn keizer. Doch ons einddoel is hetzelfde." Hij zweeg eenige oogenblikken, toen ver volgde hij: „Maar de met zooveel moeite veroverde vesting te verwoesten, zooals men mij heeft verweten, zou slechts ln het brein van een krankzinnige kunnen opkomen." Saxon voelde dat hij de waarheid sprak. Von Pappenheim was een oud generaal der artillerie, die er zijn eer ln stelde, in kennis gelijk tc staan met de beste Neder- landsche ingenieurs. Hij maakte zijn ont werpen zonder schansmeesters of deskun digen. Hij zou nooit alle bruggen, muren en torens vernietigd hebben. Eensklaps vroeg hij: „Heeft u het huis met den toren ge kend?" „Alleen van buiten, een prachtig huis in gothlschen stijl," antwoordde Saxon. „Mij ls verteld door den waard van het wijn huls „In de Gouden Kroon" aan den Bree- den Weg, dat de eigenaar een oude graaf was, die rustig zijn dagen sleet." „Graaf von Ebertot. Maar hij was de eigenaar niet, een soort majordomus. Hij Ls gevangen genomen en tegen een wissel van een behoorlijk bedrag ln vrijheid ge steld door generaal Von Warmelode." „Wie was de eigenaar, Excellentie?" vroeg Saxon „De prinses Von Ebertot zu Quetschen. Zij is gevlucht en in haar palels werd niets van waarde gevonden, noch later ln de kelders, terwijl bekend was, dat er duizen den en duizenden aan kostbaarheden aan wezig waren. Ook heeft zij naar men mij mededeelde. groote bezittingen buiten Maagdenburg." ,Dus toch," dacht Saxon. Hij had vernomen, dat de maarschalk tijdens de blokkade een nauwkeurige, zwarte lijst had laten opmaken van de eigendommen der voornaamste inwoners en den keizer zelfs verzocht had, hem een gedeelte te willen schenken. Boven dei» lijst stond geschreven: „Bezittingen in de stad Maagdenburg ter confiscatie." Zijn geheimsecretaris te velde, Simon Ley, was een verrader, die zijn trouweloos gedrag zocht goed te praten door de ver zekering, dat hij een lutheraan was. „Misschien heeft de oude prinses haar schatten voor het beleg In veiligheid ge bracht; vrouwen zijn dikwijls veel voor zichtiger dan mannen," opperde de avon turier. „De prinses moet een Jonge, mooie vrouw zijn en een vurige Calvlniste, trotsch op haar dwaalleer. Niemand kent haar schuilplaats en toch moet zij zich ln de nabijheid bevinden. Als de prinses ergens veilig aangekomen was, moesten mijn agenten het gehoord hebben." Nu volgde een meer rechtstreeksche vraag. „Heeft u eenlg vermoeden waarheen zij kan gevlucht zijn?" „Ik heb nooit van een prinses Von Eber tot zu Quetschen gehoord," antwoordde de avonturier naar waarheid. „Het eenige, wat ik gewaar geworden ben," vervolgde de maarschalk, „ls. dat een drietal Kroaten haar verblijfplaats zochten. ZIJ zijn vermoord gevonden in een beukenwoud ln de nabijheid van een jachthuis achter mijn legerplaats waar een kroeg wordt gehouden. ZIJ hadden toespelingen gemaakt tegen kameraden, op het huls met den toren. Het scheen, dat zij onderling ruzie hadden gekregen De eenige aanwijzing was een luit, die tegen een boom stond. Misschien ook was de lult daar slechts door een toeval gekomen." (Wordt vervolgd). )e brand in de Noordelijks telefoon-centrale te Amsterdam. De uitgebrande splitsings-kamer. HET WATER IN DEN RIJN IS GESTEGEN. Met man en macht wordt gewerkt om overstroomingen te voorkomen. Het laten springen van een ijsdam in den Rijn bij Oberwesel. EEN OliD GEBRUIK waarvan herkomst en beteekenia zich verliezen in het duister der eeuwen n.l. het blazen op den midwinterhoorn te Oob- marsum. De hoorn wordt geblazen boven een put om het geluid te versterken. H HET IJSF.LM EER A AN DE FltlESCIIE KUST geheel dichtgevroren is, trachten de jagers het wild op het ijs te ver schalken. Zij bouwen zich een schuilplaats van ijsblokken en wachten rustig af op eenigen afstand van de op het ijs geplaatste lok-eenden van kurk. DE OPENINGSVOORSTELLING VAN HET BERTRAM MILLS CIRCUS TE LONDEN. Een der fraaie nummers uit de voorstelling, welke bijgewoond werd door prins George. NEDERLAND .MAG 110.000 GALLONS GEDISTILLEERD INVOEREN— in Amerika, nu het land van Uncle Sam weer ,,nat" is. Druk werk aai* de fabrieken te Schiedam. Het inladen der kisten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 5