HET HEILIGE GEEST-
,RME WEES- EN KINDERHUIS
te Jaargang
LEiDSCH DAGBLAD, Zaterdag 16 December 1933
Derde Blad
No. 22622
Drie-en-een-halve eeuw geleden werd het Huis
aan de Hooglandsche Kerkgracht betrokken.
zijn de weesjongus
hebbe de brand geblus
gelemie, Hosselemie!
gis wij eenigen tijd geleden reeds
een enkel woord meldden, zal het op
Virenden Oudejaarsdag precies drie-
Lil en vijftig jaar geleden zijn, dat
in onze fraaiste gebouwen, het Hei
nest- of Arme Wees- en Kinderhuis
de Hooglandsche Kerkgracht zijn
Ifoordige bestemming kreeg.
secretaris van het College van
bten. prof. dr. N. J. Krom was zoo
Ideliji; ons een dezer dagen het een
inder over de geschiedenis van deze
ding mede te deelen.
Weeshuis is niet op een bepaald
nt gesticht, maar voortgevloeid uit
f tijd van de middeleeuwen, toen de
Vzore werd behartigd door de kerk,
[zoogenaamde Heilige Geestmeesters.
i oudste stuk, dat in het arcliief van
Weeshuis berust, dateert van 1316 en
|t de mededeeling, dat een zekere
tor Pieter van Leyden het huis, staan-
d den hoek van Breestraat en Pieters-
Écorsteeg vermaakt aan de Pieters-
frn behoeve van den Heiligen Geest.
Heilige Geest-meesters verrichtten
het jaar 1450 him werk der barmhar-
Jëd zonder dat zij de beschikking had-
ïoier een bepaalde behuizing. In dat
1 betrokken zij een lokaal in een per-
ljan de Breestraat no. 18 waarin thans
Rijksethnographisch Museum is en
i het Museum van Oudheden was
Egd.
lokaal werd geleidelijk te klein,
gevolg van het feit, dat het
tepunt van de bemoeiingen der Hei-
Geest-meesters zich meer en meer
biste in de richting van Weezenzorg.
[rëeenstemming hiermede is de ver-
van hun naam in Meesters van
i Weezen.
fe pand aan de Hooglandsche Kerk-
llsas sinds het jaar 1403 het Vrou-
tshuis ondergebracht, dat in 1580
iccombineerd met het Sint Eliza-
-gesticht en daarheen werd over-
bit.
stedelijke overheid achtte dit een
gelegenheid om tegemoet te
j aan de langgevoelde behoefte aan
ruimte en besloot op 31 December
de vrijkomende lokaliteiten te be-
men voor het H G.-Weeshuis,
niddellijk werd een aanvang gemaakt
Icn ingrijpende verbouwing, welke in
I jerced kwam. Uit dien tijd dateeren
Kide vleugels van het tegenwoordige
puw en blijkens het jaartal boven den
k, ook het poortje aan de Hoogland-
f kerkgracht.
Ithalve het H. G. Weeshuis bestond hier
stede nog een Arme-kinderhuis, dat
I beheerd door de officiëele armver-
trs en waarin de zoogenaamde „hou-
eren". d.w.z. vondelingen of kinderen,
[door de ouders onverzorgd waren ach-
llaten werden verpleegd. Dit was
s 1703 gevestigd in het oude invaliden-
kaan den Oude-Rijn. Nadat in 1728 de
i mannen en vrouwen uit dit huis naar
ps waren overgebracht, besloot de
sregeering in 1774 het H. G. Weeshuis
I het Arme Kinderhuis te combineeren,
(verband waarmede het Huis aan de
glandsche Kerkgracht tot zijn huidige
"®te werd verbouwd en den tegen
eisen naam ontving.
dien tijd af is het aantal kinderen,
ia deze inrichting werd verpleegd,
inlljk gedurig minder geworden.
[oigens in het archief berustende ge-
heeft hun aantal over de vijfhon-
I bedragen; een ander oud geschrift,
rian de juistheid evenwel niet meer
na te gaan, spreekt zelfs van meer
negenhonderd!
verminderde de bevolking van
[Weeshuis, dat het College van Regen-
m 1882 besloot de vroegere meisjes-
wimg te verhuren aan de drukkerij der
j3Brill (Oude Meisjespoort),
lm jaren is een gedeelte van
r weeshuis ook nog verhuurd aan het
■wheh Instituut.
™cnteel vertoeven er nog 41 jongens
mesjes, waarvan 25 weezen en 16 niet
ten.
De fraaie gevel met poort van het Heilige Geest-Weeshuis aan de Hoogl. Kerkgracht
De weezen, behoorende tot de Hervormde
Kerk, worden gratis opgenomen; de op
name van hou-kinderen geschiedt tegen
vergoeding door de gemeente, die van
andere Hervormde kinderen tegen con
tract, namelijk tegen betaling van f.350
voor kinderen boven den leeftijd van 10
jaar en f. 250 voor kinderen daar beneden.
Waar er nog voldoende ruimte over is
om meer kinderen te huisvesten, over
weegt het College van Regenten om ook
Hervormde kinderen van elders op te
nemen.
Aan het hoofd der inrichting staat het
college van regenten, bestaande uit 5
regenten en 5 regentessen, die op voor
dracht van het college door den gemeente
raad worden benoemd.
Behalve, dat de regenten rekenplichtig
zijn aan de gemeente, nemen zij een ge
heel zelfstandige positie in.
De dagelijksche leiding berust bij den
directeur en directrice, den heer e'n me
vrouw Jeremiasse. bijgestaan door een
assistent voor de jongens- en een moeder
voor de meisjes-af deeling, een naai- en
keukenjuffrouw en twee portiers, waarvan
er een tot voor korten tijd tevens belast
was met het plakken van de reclames op
de gemeentelijke borden, waarvan de op
brengst krachtens een oud privilegie van
de stadsoverheid de Weeshuis-kas ten
goede kwam.
Men zal zich herinneren, dat de ge
meente in den afgeloopen zomer besloot
de exploitatie zelf ter hand te nemen en
dit recht tijdelijk van het Weeshuis af
kocht. De ontsierende reclameborden op
tal van plaatsen in onze stad doen ons dit
besluit nog steeds betreuren.
De jongens blijven in het Weeshuis tot
hun 19de jaar. de meisjes tot haai' 20ste.
Op 1 Mei daaraanvolgende worden zij
voorloopig uit het Huis ontslagen; de
regenten zoeken dan voor de jongens een
ambacht, voor de meisjes een dienst of
soms ook een andere betrekking in over
eenstemming met hun aanleg.
In den regel kost dit weinig moeite,
want den verpleegden uit het Weeshuis
wordt door iederen patroon graag een
plaatsje ingeruimd, hetgeen dus pleit voor
de opleiding.
De regenten oefenen daarna nog gedu
rende twee jaar geregeld controle uit.
waarna de verpleegden op hun 21ste jaar
definitief worden ontslagen.
Wij spraken hierboven over het recht
van de verzorging der reclames op de ge
meentelijke aanplakborden. Het Weeshuis
kent meer van dergelijke privileges. Oud
tijds bezat het het monopolie van het
verhuren van rouw- of lijkkleeden; later
werd dit monopolie veranderd in een
recht.
'iM
''4-rz lp
toet Poort ontsloten is betreedt men de voornaam-deftige binnenplaats
op den voorgrond ter rechtergjde de karakteristieke pomp.
Voorts verzorgde het tot voor eenige
jaren de uitgave van het Predikbeurten
blad, terwijl het zeggen van den Nieuw-
jaarswensch aan de burgerij nog betrekke
lijk versch in het geheugen ligt. Erg ver
heven poëzie vormde deze rijmelarij overi
gens niet. Wij laten hieronder een proeve
van dichtkunst volgen, dateerend uit 1735;
„Een ander roep om hulp, by Góon,
of Mecenaten
Zulks kan myn Zangnimph, dog zoo ydel
weinig baeten:
Ik digt vry uit de borst, voor Leydens
Borgerrey,
Haer liefdens oordeel, zet my moet en
kragten by.
Hoe droevig wert ons lant.- door neering-
looze tyden
Gedrukt, waer, door ons Stad voelt 't
snerpent bitter lyden;
Men ziet de Koopmanschap, den bodem
ingedrukt;
't Is of Gods Zeegen van ons is als weg
gerukt!
Wat 's d'oorzaak (vraeg ik dat) het zyn
ons gruwelzonden,
Die lang des Heeren Naam (zoo heilig)
heeft geschonden;
Wy hebben Godes Wet zoo goddeloos veragt
En niet op zyne straf, die wisgaet, regt
gedagt.
Het gedicht bespreekt dan uitvoerig den
buitenlandschen politieken toestand en
besluit dan met den volgenden heilwensch:
„d'Hoogagtbre Magistraet van ons
beroemde Leyden
Die Catoo's. wild die in hun Staetzorg
staeg verblyden:
Die David's Godsvrugt en de Wysheit
Salomons
Betragten. voor hun Stad en Kerk,
tot Heyl voor ons;
Die Nestors van ons Land. die door de
twepaer deelen
Des Werelds, zijn geagt door hunne
Heil-beveelen!
O God. blyf in hun raad altiid den
President,
Geef haer hier en hier nae de Vreugde
zonder endt.
Heer! Kroon Minervae's Zoons, die and're
Wysheit leeren,
Laet hunne Hoogeschool, van alle oord
vermeeren.
Ons trouwq) Leeraers, die ons 't HeylDad
wyzen aen.
En ons uw Heylverbond, doen in den
grond verstaen;
Laat haer als Starren, in Uw Kerk lang
voor ons praelen
En by U, hunnen God, een Herderskroon
behaelen.
Geef, dat wy hunne leer, tot onze Zaligheit
Omhelzen, tot U lof, Oppermajesteit
Ons wakk're Vaders, die wy met
hoogagting noemen:
Regenten, die de nyt, hoe bits, moet
dwingend roemen;
Op wiens beproefde deugt, een Momus
taele zwigt;
En wiens regeering ons en elk, als
Baekens ligt.
O welgezegend huys. daer zulke braeve
Heeren
Ons groote menigte met tugt zoo wel
regeeren
Gods zeegen zy haer lot, hier, en volstrekt
hier naer.
Dit wenst uit 's harten grond, ons groote
Kinderschaer.
Onz' Buiten Moeders, die wij door haer
weldoen pryzen,
Haer zeegenrijk Bestier, moet yder eer
bewyzen;
In wien dat Debora's en Dorcas geeft
regeerd
Zijn van ons alle met veel Zeegening
geërt.
Ons Binnevader, sterk God, in zijne hcoge
jaeren,
En Moeder en die 't Huys regeeren. zij
welvaeren.
Ons nyv're Meesters, die met vlyt, ons
's Heeren weg
Inscherpen met veel lust en naerstig
overleg;
Sterk haer God met merg, van uwe
Heyl-verbonden,
Laet haer ons nae Uw Woord, nog lang
one' pligt verkonden,
De Zeegen Josephs dael op onze Borgerrey,
De Coop- en Ambagtsman, maek God
t'hans bloejend bly.
O God! wilt eens ons dank. inplaats van
zugten hooren
Stort Zeegen op ons Land en Stad, ais
van te vooren:
En die met hart en ziel zijn meening
hier meé paer,
Wens ik Gods milden gunst, in dit
ons Nieuwe Jaer".
Bovenstaand gedicht werd gedrukt bij
Jan van Damme in de Sonneveldsteeg en
is met vele andere in het archief van het
Weeshuis aanwezig
Maar de grootste populariteit verwierven
de Leidsche weesjongens zich bij de bur
gerij door hun vnjwilligersdiensten bij het
blusschen van branden.
In het „Leidsch Jaarboekje" van 1921
1922 schrijft onze stadgenoot, dr. A. Beets,
zelf gedurende vele jaren voorzitter en
lid van het College van Regenten, dat op
24 November 1769 voor het eerst een
brandspuit, in het Weeshuis aan de Hoog
landsche Kerkgracht werd geplaatst Uit
den aard der zaak was dit een handspuit
met toebehooren.
Dikwijls aldus schrijft dr. Beets
onder de oudere regelingen van het brand-
wezen, toen bij alarm alle spuiten uit- en
aanrukten, misschien wel meestal waren
de Weesburgers de eersten geweest, dis
..water gegeven" hadden en derhalve de
I daarmede te verdienen premie verworven".
Over het weksysteem bij branden be-
staan vele anecdotes. In ieder geval hing
er op de slaapzaal der jongens een bel,
welke bij brand geluid werd en vanaf de
straat bereikbaar was.
Het verhaal wil. dat de jongens 's avonds
bij het naar bed gaan wel eens vergaten
hun ondergoed en kousen uit te trekken
om toch maar vooral geen tijd te verliezen,
wanneer des nachts brand mocht' uit
breken. Voor de waarheid daarvan staan
wij echter niet ln.
Si non e vero
Op het commando van „spring in je
laars" trokken de jon«ens. die tezamen
de bemanning van de brandspuit vormden,
in allerijl hun kleeren aan en duwden de
zwaar rollende spuit naar de plaats van
den brand, waar zij bijna altijd vóór
andere brandspuiten arriveerden. Booze
tongen fluisteren wel eens, dat de wees-
Jongens in hun ijver om de premie voor
„het eerste water" te verdienen, zich niet
ontzagen de slangen van andere spuiten,
zelfs die van de politie dcor te snijden!
Was de brand eenmaal gebluscht, dan
dan keerden de jongens met ontplooide
vlag naar huis terug onder herhaald ge
zang van het schoone lied:
„Wij zijn de weesjongus.
WU hebbe de brand geblus!
Hosselemie, enz."
Op den lsten Mei 1914 werd de hand
spuit vervangen door een slangenwagen
met 'oijbehoorenden ladderwagen, en daar
mede was reeds ee:r groote verandering en
vereenvoudiging gekomen ,n de verschij
ning en de bedrijvigheid van onze Weesjon
gens op het terrein van den brand
Toen het Weeshuis nog sterk, of vrij
sterk althans, bevolkt was waren er steeds
wel groote jongens („werkjongens"! genoeg
om de spuit te helpen bemannen, en als
er zieken of tijdelijk invaliden waren, wa
ren er toch ook nog ..groote jongens" ge
noeg om in te vallen. Maar bij de gaande
weg afnemende bevolking van 't Weesbuis
waren er in sommige jaren dikwijls nau
welijks genoeg groote jongens om de
plaatsen aan de spuit te bezetten; 't ge
beurde vaak, dat er eigenlijk nog te jon
gen, en zeker lichamelijk minder gesehik-
ten mee uitrukten en dit trouwens toen
niet in sterker mate dan vroeger het
u.trukken met de spuit was een aanleiding
tot vee! kouvatten de jongens vlogen er
bijvoorbeeld dikwijls niet ten volle gekleed
de straat mee op, zij brachten soms uren,
in natgespoten kleeren. in koud of guur
weer bulten, soms op ladders door. enz
en. erger, een avond of een heele of halve
nacht in een omgeving van veelal ruwe
klanten, werkte tot opvoeding en verzach
ting van zeden en manieren allesbehalve
mee.
Toch was. aan den anderen kant, de
brandspuit ln het Weeshuis ook een tucht-
en strafmiddel. Wegens de een of andere
overtreding gedurende een zeker aantal
weken niet mede te mogen uitrukken met
de spuit, was een eerestraf en tevens een
geldstraf (niet meedeelen in de premie
door de spuit verworven).
Deze dingen noopten eindelijk in 't be
gin van 1914 de Regenten van het Huis om
bij de Regeering van de Stad aan te drin
gen op wegneming van „de Spuit", maar
de laatste maakte daartegen nog ernstig
bezwaar.
De gemeentelijke brandweer, wenschte
het voordeel niet te missen van ten minste
voor één der handspuiten, althans bij
nacht, een bezetting terstond bijeen te
hebben gelijk in 't Weeshuis, zoodra als
maar de bel de op de Jongensslaapzaal ge
trokken werd het geval kon zijn; maar na
besprekingen en argumentaties over en
weer. werd dan toch de handbrandspuit
door een gemakkelijker te bemannen en
lichter te bedienen slangenwagen (met
ladderwagen) vervangen
Dit had plaats op i Mei 1914.
Het werd, bij 't gestadig afnemen dei-
bevolking van het Weeshuls ln de volgen
de jaren, steeds moeilijker onr zelfs het
achttal jongens, benoodigd voor het be
mannen van slangen- en ladderwagen vol
tallig te houden. In 't begin van 1921 bleek
dat er na 1 Mei geen acht jongens boven
17 jaar meer in het Huis aanwezig zouden
zijn en het bemannen van slangen- en
ladderwagen dus onmogelijk zou wezen.
In Februari van dat jaar verzochten de
regenten aan het college van B. en W een
regeling te willen treffen, waarbij van de
hulp der Weesburgers bij brand na 30 April
e.k geen gebruik meer zou worden ge
maakt en om het brandblusch-materiaal
uit het Weeshuis te willen doen weghalen.
B.-en W. willigden dit verzoek in, doch
schrevep daarbij aan het College van Re
genten o.m.
Intusschen doet het ons oprecht
leed dat wy in het vervolg bij brand de
hulp der Leidsche Weesburgers zullen moe
ten missen, een hulp. die ons gedurende
een lange reeks van jaren werd verleend,
die door ons zeer werd gewaardeerd en
die bij de Leidsche bevolking populair was
geworden.
Het is ons dan ook inderdaad een be
hoefte u hartelijk dank te zeegen voor de
langdurige en uitstekende diensten door do
Leidsche Weesburgers aan de gemeente en
haar brandweer bewezen diensten dit
wij herhalen het door ons steeds op
hoogen prijs worden gesteld"
Met dit eervol en dankbaar getuigenis
van de Stedetijke Overheid eindigt de ge
schiedenis van de brandspuit in het Wees
huis. welke ruim 150 jaar duurde en in de
herinnering van vele oudere stadgenooten
nog altijd voortleeft.
Het Weeshuis zelf bleef voor groote
rampen gespaard. Alleen op 28 April 1768
brak er brand uit in de linnen-naaikamer,
welke 'zich aanvankelijk ernstig liet aan
zien. doch zich bepaalde tot dit vertrek.
Het Weeshuis aan de Hooglandsche
Kerkgracht geldt terecht als een der voor
naamste bezienswaardigheden van onze
goede, oude stad. Niet alleen uitwendig,
want hoe mooi de gevel aan de Kerkgracht
zijde ook moge zijn. die aanblik wordt nog
verre overtroffen, wanneer men door de
Weeshuispoort de voornaam-deftige bin
nenplaats betreedt.
De belde vleugels van 1607. hoewel he
laas niet ongerept bewaard gebleven, vor
men met het middengebouw, dateerend van
1774 een onzegbaar fraai geheel, waarvan
een serene, weldadige rust uitstraalt.
En het intérieur is daarmede ln volko
men harmonie. De helderwit-geschrobde
houten vloeren, waarvan men bij wijze van
spreken zou kunnen eten. de keurig ge
schilderde gangmuren, het glimmend-ze-
poetste koperwerk en de solide blank eiken
houten balken en binten, dat alles ademt
een geest van echt-Hollandsche zindelijk
heid en degelijkheid, die men in den te-
genwoordigen tyd weinig meer aantreft.
Een jeugdige bewoonster van het Huis
leidt ons door het middengebouw naar de
regentenkamer, laat aen ijzeren klopper
op de deur vallen en even later staan wij
in dit prachtige vertrek, met zijn kostbare
regentenstukken van 1669 (Van der Tem
pel). 1687. 1760 en 1774 en een aantal
kleinere doeken van de hand van een
kunstzinnigen weesjongen.
Terwijl prof. Krom de geschiedenis van
het Weeshuis in grove trekken releveert,
glijden onze blikken bewonderend langs de
zeldzaam-moole verzameling oud porcelem
en glaswerk, welke in een vitrine ligt uit
gestald
Het ontgaat onzen gastheer niet en on
middellijk noodigt hij ons uit een rondgang
door het Huis te maken. Wij nemen dit
aanbod gretig aan en achtereenvolgens
voert onze beminnelijke geleider ons dooi
de 'laaozalen van de meisjes, waar de late
winterzon een vriendelijk licht werpt door
de hooge ramen. Ais met passer en liniaal
uitgemeten, staan de ledikanten met pre
cies gelijke tusschenruimten langs de mu
ren geschaard; de wollen dekens model-
gevouwen een eenvoudige houten stoel er
voor De helder geschuurde waschblikken
in den hoek weerkaatsen het matte zon
licht. Wij komen in de naaikamer, waar
een juffrouw de jeugd onderricht in deze
speciflek-vrouwelijke deuèd. Ijverig buk
ken de meisjes zich over haar werk Er
gaat van dit tafreeltje een diepe bekoring
uit. Een pop onder een glazen stolp laat
zien hoe de weezen vroeger gekleed gingen.
En in dit opzicht verkiezen wij voor een
oogenblik weer den tegenwoordigen tijd.
In de archiefkamer met 2djn honderden
dikke folianten bewonderen wij eigenaar
dig geteekende kaarten uit den tijd. dat
Een vredig tafreeltje in de recreatie-aal^der meisjeswaai 't 's avonds wat gezcilig