Prins 25 jaar voorzitter van het Roode Kruis - Schip in nood HAAR AVONTURIER Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. PRINS HENDRIK, DIE HEDEN VIJI EX TWINTIG JAAR VOORZITTER VAN RET NEDERLANDSCUE ROODE KRITS IS. w. A Storm op de Engelsche kust. De reddingboot van Gromer probeert de twee opvarenden van een 250 meter uit do kust gestrand scheepje te halen. In de touwen ziet men de twee mannen. Na uren,- langen strijd tegen de woeste elementen kon de reddingboot hen bereiken. SPIONNAGE-AFFAIRE IN FINLAND ONT DEKT. De Finsche staatspolitie arres teerde de 27-jarige Marie Louise Martin (rechts) en den Amerikaan Jacobson ter zake spionnage voor Rusland. HET FRANSCHE LICHTSCHIP ,,DYCK" is tengevolge van een hevigen storm ter hoogte van Duinkerken gezonken. Vier van de zeven opvarenden verdronken. AAN DE JAPANSCHE TEXTIEIJND CSTRIEELEN die heden in den Haag besprekingen voerden met Nederlandsche in- dustrieelen werd gisteren op de Japansche legatie aldaar een lunch aangeboden waarbij mede aanzaten minister-president Colijn en minister do Graeff. V.l.n.r. zittend de heeren Mimora, L. J. v. d. Waals, de minister van Buitenlandsche Zaken for. de Graeff, de Japansche gezant Z. Exc. Saïto, jhr. Six, Kawaguchi, van Gelderen, Ohosa, dr. Colijn, Majahe, Hooft en Jossason. Staand de heer Takau. DE STAPHORSTER ROEREN EN BOERINNEN hebben ook de schaatsen onder gebonden. In een flink gangetje gaat dit viertal over het spiegelgladde ijsylak;s episode uit den Dertigjarigen Oorlog. Oorspronkelijke schets van G. P. BAKKER. ..Zet den kapitein voor mij in het zadel!" 2-r? en Saxon als een kind in zijn «men nemend, het hoofd tegen zijn schou wt, vervolgde hij: neem jij freule Marion voor je °P het paard". v,"™ee ruiters dertig pas voorultrijden" rfh zijn bevel. ,£>e derde volgt op dertig achter mij. In de achterhoede waken 001 een overval". stal6' ®axon hl zijn armen, reed Melchloi ...„.ets huiswaarts, zooveel mogelijk en stooten vermijdend. Een paar de i.t€r bereikte de kleine ruiterschare dm t 8- Een lichte streep gloorde aan Sehoomt'2011' v0®e's kwetterden in het wÜWar,en °P bun langzamen rit niemand bemL °men. Saxon werd, nog altijd in bracht 003611 boestand, naar bed ge- itrSon hoonde haar hand aan Melchior, Bh v abez, wat er was voorgevallen. kon gen vloek niet weerhouden. „Di§ duivels," zei hij. „Maar u bent al gewroken. Mijn meester was een strenge rechter rechtvaardig maar streng zoo zijn zij allen. Rasechte Nederlanders". „En nu moet u ook gaan rusten, freule. Ik zal eerst even uw vinger verbinden. Kijk, zoo", her nam hij. „Doet het pijn, even uitwasschen. Al klssr" „En nu, wel te rusten freule". „Neen", zei ze zachtjes. „Ik wil waken bij kapitein Saxon. Hij is gewond door mijn schuld, door mijn domme schuld Hij heeft zijn leven in de waagschaal gesteld voor mijn redding. Ik wil hem verplegen; dat is al het minste wat ik voor hem kan doen". „Freule Marion", antwoorde de wacht meester. „U kunt hem gerust aan mij toe vertrouwen. Ik heb zijn leven al bewaakt, toen hij drie weken oud was. Als hij bijge komen is, mag u hem verplegen, zoolang u wenscht, al is het gedurende geheel zijn verder leven." Met een diepe zucht wendde Marion zich af. Met loome schreden verdween zij in haar kamer en toen zij de deur gesloten had, liet zij zich, krampachtig snikkend, voorover op haar bed vallen. HOOFDSTUK XVII. Nog steeds lag Saxon buiten bewustzijn, toen Melchior zijn kamer binnentrad. Zacht en zorgvuldig als een vrouw maakte hij het verbond los, dat Marion om het hoofd van den avonturier had ge legd en reinigde voorzichtig de wond. Zijn gezicht stond minder bezorgd en bijna vroolijk mompelde hij; „Dat valt mee een breede wond, maar niet diep, de sabel is niet met volle kracht neergekomen, anders zou de slag doodelijk zijn geweest. Een nieuw verband, dan komt hij zoo weer bij." En terwijl hij de wond verbond, sloeg Saxon de oogen op en keek vol verwonde ring om zich heen. „Mooi," sprak de wachtmeester. „De ka pitein komt weer bij kennis." „Melchior!" vroeg Saxon. „Wat is er eigenlijk met mij gebeurd?" „U heeft gevochten, kapitein, en een slag op het hoofd gekregen. Wij vonden u in het bosch. Wolf kwam tegen den mor gen terug, angstig huilend, rende den knecht voorbij, die hem de deur had ge opend, en vloog naar mijn kamer, die open stond. We hadden een naren nacht door gebracht, Freule Marion verliet zonder waarschuwing de herberg. We zochten overal, maar vonden nergens een spoor. U begrijpt hoe ongerust we waren. We pro beerden elkander moed in te spreken door onschuldige oorzaken te bedenken, maar in ons hart waren we allemaal angstig. Tenslotte heeft vrouw Annette ons naar bed gestuurd. Ze zei: „Morgen gaan jelui met elkaar op onderzoek uit, zoodra de haan kraait." „Het was een verstandige raad Maar ik wilde wachten tot u terug zou keeren. En daar plotseling vloog Wolf naar binnen, trok me aan de jas, zoodat ik onmiddellijk begreep dat u hulp noodig had. In een oogenblik waren alien gekleed en in den zadel. Wolf sprong vooruit met zoo'n groote vaart, dat we hem haast niet konden bijhouden. Op een open plek in het beukenwoud vonden we u bewusteloos en naast u hield freule Marion de wacht. „En nu ligt u met een lichte hoofdwonde in bed. Dat is alles." Saxon wilde overeind gaan zitten, maar Melchior sprak: „Neen, kapitein, een paar dagen rust, tot de wond dicht is. Ga maar slapen, niet denken, u wordt gauw genoeg weer beter." Na eenige uren wera Saxon wakker, wilde opstaan, maar toen hij zich oprichtte overviel hem weer een duizeling en hij zonk terug in de kussens. Den volgenden morgen klopte Marion zacht op de deur en vroeg: „Mag ik binnen komen?" Bij het zien van haar avonturier, op het witte kussen met zijn knap, bleek gezicht, dat nu bijna jongensachtig scheen, kwam er zulk een teedere blik in haar donkere, groote gazellenoogen, als Saxon nog nooit in een vrouwengezicht had gezien. „Saxon! Ik weet werkelijk niet hoe ik mij moet verontschuldigen tegenover jou. Door mijn groote domheid ben je gewond ge worden. Door de groote domheid mij te laten meelokken door een valsch bericht. Zal je me ooit kunnen vergeven?" vroeg ze. Hij zocht met zijn hand de hare, en zij miste de kracht die terug te trekken. Ze zou hem zoo graag gezegd hebben, hoe heel haar jonge hart, dat nooit eerder had liefgehad, naar hem uitging; hem verteld hebben, dat ze hem 's nachts op den mond had gekust en hem haar lieven avonturier had genoemd. Maar dat mocht ze immers niet. Ze mocht het gegeven woord niet breken. Ze mocht zelfs geen zoen drukken op dia dappere, sterke hand, die haar had be schermd, die haar telkens en telkens weer ontrukte aan haar vijanden, haar onttrok aan de diepste vernederingen, die een meisje kan ondergaan. Toen ze daaraan dacht, kleurde een be koorlijke blos haar bleeke wangen, en Sa xon zag tranen glinsteren onder haar lange wimpers. Met groote inspanning trachtte ze haar oproerig hart te be- heerschen. „Ik wilde, dat ik je voor alles kon be- loonen," zei ze eenvoudig. „Maar ik zal wel altijd je schuldenares blijven." Saxon durfde haar niet in de oogen te kijken. „Laten we de huid van den beer nog niet verkoopen," antwoordde hij. „Eerst moet ik je in het Zweedsche kamp brengen, dat heb ik beloofd en dan. Hij trachtte een schertsenden toon aan te slaan en vroeg: „Krijg ik dan werkelijk den geheelen schat?" „Houd op," zei ze. Meen Je, dat ik het niet wist, dat ik niet al lang begrepen heb, dat je dien nooit zult willen aannemen. Zelfs niet een tiende gedeelte er van, al was je nog zoo arm." (Wordt vervolgd)., j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 5