Eervolle nederlaag Nederlandsch elftal tegen de Oostenrijkers
mt t m
feuilleton.
HAAR AVONTURIER
w«te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
n il 1 s J i "J U 11 J n i amerika's eerste gezant voor rusland
De Voetbalwedstrijd Holland Oostenrijk in herlijn aangekomen. de nieuwe amer^
HP 1
Kr v
K.
Hp*-- 419RH1
f
PCISTER marchant zit er warmpjes
- op de tribune in he;fc Stadion, bij den
Iftiffbalwedstrijd HollandOostenrijk, welke
Joor Oostenrijk met 10 gewonnen werd.
[schaatswedstrijden te leeuwarden.
Het bestuur op -de baan in traditioneel cos-
tuum, met hoogen hoed en lint erom.
een gevaarlijk moment voor het 00stenr1jksche doel. kaansche gezant in Moskou, Bullitt, met zijn dochn
ter Anne bij aankomst te Berlijn.
kunstturnwedstrijd Nederland—
Noord-Frankrijk te Utrecht. F. Wed el uit de
residentie, die van alle Hollanders het
grootste aantal punten behaalde.
hoe koud het was. Het Scheveningsche strand bij de Pier door Koning Winter in een grillig
gevormde ijsvlakte omgetooverd,.
ePiiode uit den Dertigjarigen Oorlog.
Oorspronkelijke schets van
G. P. BAKKER.
'O- Alexander de Groote
Jgen." "^rling geworpen. Vijftien
door-
tea vat,was vol menschen. Sol-
Womnn! 'andaaxd, van elk wa-
.^te long van elken leeftijd, maar de
der zaal werd gedanst op
haii5 .^lodie van den harmonica
hi, twee dH1 van een rinkelboom.
,e^n, twee, drie, een een-
vmmij e .mannen, meest krijgs-
vekn Jïen uit den tros. van allerlei
*5® aan hpt uWorven als buit» nu al se-
b rökte,kamPleven.
z'!n arm tï.a?der de hand of de man
:sn; «n tïï11 rniddel der vrouw ge
geven j "hlei de knieën werden
vloer 0de v°eten plompten zwaar
!etl ronrt'™. n' twee, drie; de vrouwen
er. •,11„^?waaid In de lucht. Allen
en de^~??e gezichten van den
l*tn (a°® 1opwinding.
licht tffr is.ch schouwspel ln het ros-
kaarsen, op kandelaars, ge
stolen uit de kerken van Maagdenburg.
Het geheel geleek een schilderij van Pieter
Bruegel of"Jan Steen.
Het meubilair scheen door de verovering
een aanmerkelijke verbetering te hebben
ondergaan. Aan den zolder hing een groote
kaarsenkroon, die een sieraad in een raad
zaal kon zijn geweest. Tusschen de lompe
houten banken langs de wanden en de
drievoeten stonden voorname leuningstoe
len, met fluweel en gobelijn bekleed. De
planken op schragen waren voor het
grootste gedeelte door fraai gebeeldhouwde
eiken tafels vervangen. Aan den wanden
hingen schilderijen en platen. Op den
vloer lagen hier en daar kostbare tapijten
uit Vlaanderen en zelfs uit het Oosten,
over land aangevoerd door de karavanen
van Fugger en andere Duitsche handels-
vorsten.
Achter de groote tapkast stond de glui
perige, slanke waard, een breed litteeken
dwars over het voorhoofd; een echte boe
ventronie, een man, die tot veel slechts in
staat scheen. Toch was er ondanks zijn
gemeen, verloopen gezicht, iets in zijn
uiterlijk, dat wees op een goede afkomst.
De „geteekende" was een zeer bekend
ondernemer achter de legers, niet kies
keurig in de middelen geld te verdienen.
Nu had hij een goudader aangeboord.
Hij overzag de zaal met een veldheers
blik; niets ontging hem.
Een zestal stoere kerels en een groot
aantal jonge vrouwen, allen mooi, zorgden
voor de bediening der gasten. De meisjes
waren fraai uitgedost in laag uitgesneden
kleurige, fluweelen keurslijfjes, korte rok
jes en kousen in lichte tinten. Ze geleken
het meest op vroolijke, aardige tooneel-
herderinnetjes. De „geteekende" was zeer
zorgvuldig in het uitkiezen van zijn vrou
welijk personeel. Enkele van haar waren
bezig de mannen in de minder verlichte
hoeken der zaal aan te moedigen tot drin
ken. De omvangsvormen schenen tamelijk
vrij. Aan andere tafels speelden de solde
niers piket of lanskenet. De vrouwen keken
toe, en streken gaarne, als ze de kans kre
gen, een gedeelte van de winst op.
Bij het buffet aan een tafel zat een won
derlijke persoonlijkheid. Hij kon een
eeuwig reizend student, een zwerver langs
de groote wegen, een afgedankte soldaat
of een verloopen edelman zijn. Hij was ge
kleed in een donker wambuis van onbe
paalde kleur en een nauwsluitende broek.
Over zijn hoofd had hij een zwarte kap
getrokken, die den nek verborg en alleen
een ovaal van het gezicht het zien. Het
meest opvallend waren zijn zware, zwarte
wenkbrauwen, zijn gele, oostersche ge
laatskleur en zijn zwarte snor. Aan de zijde
van zijn kap wapperde een lange, geknakte
haneveer.
Aan zijn gordel hing een lang zwaard
met een gevest in den vorm van een kruis,
en een ponjaard. Hij zat met het eene
be'en gekruist over het andere. Een groote
luit hield hij voor zijn borst. Aan zijn voe
ten lag een groote vuile hond te slapen.
Zijn oogen keken nieuwsgierig in het
rond. Zijn aandacht viel op den langen
kurassier, die zich vermaakte te kijken
naar een reusachtigen, niet al te nuchte-
ren hellebaardier, die met den rechter-
elleboog op de tafel steunde, iedereen uit
dagend zijn arm op de tafel te drukken.
„Wie durft zijn kracht met mij te me
ten? Om een beker wijn, dat ik de sterkste
ben." Een enkele soldaat waagde het, maar
met slecht gevolg. De onderarm van den
man was buitengewoon lang een niet te
onderschatten voordeel.
De kurassier ving den blik van den man
met de luit. Hij ging naar diens tafel.
„Jij zoudt het kunnen probeeren," zei
hij, hem opnemend, zooals de een sterke
man den ander doet.
„Neen," luidde het antwoord. „Ik ben
geen vechtersbaas of krachtmensch. Ik
ben maar een vreedzamen zanger. Maar
waarom waag je het zelf niet?"
„Is gisteren al gebeurd," sprak de kuras
sier. „Zing of speel eens iets."
„Wijn en stilte voor den zanger, „getee
kende," schreeuwde hij tegen den waard.
Een blond meisje bracht een kruik wijn
en ging bij 'de beide mannen zitten.
„Hansje," stelde zij zich voor. De zanger
tokkelde de snaren van zijn luit, eerst
zacht, liet toen een forscher accoord
klinken.
„Zanger," zeide de waard. „Zing ons een
vroolijk soldatenliedje voor."
De zanger probeerde een melodie en be
gon met een helderen, warmen bariton
zijn lied.
Landman, is je oogst bedorven,
Kraait op 't dak de roode haan,
Heb je 't bij de vrouw verkorven,
Is ze er van door gegaan?
Ben je flink van lijf en leden,
Werp dan af je zwaren last.
In den krijgsdienst moet je treden
Wordt een ruiter van stavast.
Heisa hop hop. Heisa hop.
In den zadel, draf, galop.
Dat is louter lustig leven.
Zoek in avontuur je heul.
Beter als soldaat te sneven,
Dan te hangen door den beul.
Het lied viel blijkbaar in den smaak. Het
vroolijke refrein, de aangename stem van
den zanger deden het meer nog dan de
woorden. Het dansen had opgehouden;
steeds meer gasten kwamen om hem heen
staan.
De hond had even den kop opgeheven,
den kurassier besnuffeld en was toen kalm
weer gaan slapen.
De zanger vervolgde zijn lied.
De bijval was stormachtig. Hij had het
liedje gezongen, zich vaag herinnerend dat
hij eens van een Deenschen bard zooiets
gehoord had bij het werven van voetvolk.
De gasten hadden de laatste maal het
vroolijk refrein meegezongen en schreeuw
den: da capo, da capo", wat ze overnamen
van de Italiaansche soldeniers, en ze
rustten niet, voor hij het laatste couplet
herhaald had.
De zanger dronk zijn beker leeg, die
dadelijk weer door den „geteekende" werd
gevuld.
„Heerlijke oude wijn", vertelde hij. „Wijn
voor de goden. Ik heb er maar een klein
fustje van kunnen krijgen. Die vandalen,
ze dronken zich zat aan de heerlijkste
wijnen in de kelders en lieten de kranen
oi>en staan. Ze waadden tot de knieën door
de oudste wijnen, de beste bieren Een
drietal zijn er, Gode zij dank, in verzopen".
.(.Wordt vervolgdj.