Nationale schaatswedstrijden voor amateurs - IJszeilen m mM M haar AVONTURIER feuilleton. Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Hü IJszeilen op de Gouwzee bij Monnikendam. KEN NIEUW ANKER voor de „Maure- tania", die haar anker bij Havana verloor, wordt te Southampton aan boord van de „Berengaria" geheschen. 'mf. it»>'jr; v t i vf "il- r9u It##* Afatfonofe schaatswedstrijden voor amateurs. n „rerstdorf (beieren) - be- wie tegenlicht-opname op de baan te Nieuwe Niedorp tijdens hoort het ski-loopen, evenals rekenen de nationale schaatswedstrijden voor amateurs. €n schrijven tot de schoolvakken. Tijdens een les. 0P HET FRANSCHE GEVANGENEN-TRANSPORTSCHIP „LA MARTINIèRE". Do re voor het vertrek naar Cayenne. Langszij komt een boot met een transport gevangenen voor Duivelseiland. een zandruiter. De jockey Vinall op „Sandine" komt tijdens het nomen van een hindernis in de Long Ditton Race te Sandown Pari te vallen. ePisode uit den Dertigjarigen Oorlog. Oorspronkelijke schets van G. P. BAKKER. 'A" antwoordde Saxon. „Zie, de geheele gMarkt, het prachtige raadhuis, de -s> niets is gespaard. De Breede t de omliggende straten zijn niet t en> alles slechts een zwarte fc 4 gasthuis. „In den Gouden fv?' mooie huis van Thomas Mau- wjnhuis „de Gouden Kroon." Ik ^slechts zwarte verbrokkelde stuk- ■en"^11 schijnt op den anderen ge- Lr?31 ongeveer," wees Marion, „op v, jan de Pralatenstraat, stond Jnhalter Hot." stv41 °P de Nieuwe Markt staat "om. Er moest toch een kerk blij- J°°r het Te Deum, het dank- L dat Odd voor de verovering der fluor KoTen 2al Plaats vinden," bracht i en H ^r in het midden, üooèf.schijnt het Onze Lieve Vrou- StSw* z!jn." «•n n°g eenlge visschers- aan de Elbe en de Sunderberg- brug," merkte Marlon op, verdiept in de aanschouwing. „Zie je die stippen in de rivier?" vroeg Saxon aan Melchior. „De onaangename reuk is me dadelijk reeds opgevallen," antwoordde deze. „Alle bruggen zijn weg. Ook de torens en poorten liggen in puin, de vesting is volkomen geslecht, waardeloos geworden voor den Zweedschen koning," sprak Sa xon. „Maar hier vergezelt de straf de mis daad. Ook voor Tilly is de stad nu van geen waarde meer. Onbegrijpelijk." „Maagdenburg is weg." herhaalde Ma rion. met tranen in de stem. „Och, Saxon, zie je daar de puinhoopen, een zwart ge brand stuk van den Romaanschen toren, dat is alles en anders niets, niets meer.. Zij keerde zich af van het schouwspel van dood en verwoesting, greep den avon turier bij den arm alsof ze steun bij hem zocht en treurig zei ze: .Laten we weggaan. Het is alles zoo VTeeselijk." Met droeve gezichten aanvaardden zij den terugtocht, de mannen met een killen blik in de oogen, en zelfs Melchior, die in talrijke ooriogen verschrikkingen van allerlei aard had beleefd, schudde het grijze hoofd en sprak: „Het is een schande. Nooit zal lk weer mijn zwaard trekken voor den keizer van Oostenrijk om het even onder welken aan voerder." Saxon knikte. „Zoo zullen velen ln Duitschland er over denken," oordeelde hij. Toen Marion in de herberg teruggekeerd was, vernam ze van Rudolf, dat hij twee betrouwbare boodschappers uitgezon den had. Eén naar Berlijn met het perkament, dat de aanwijzing gaf, waar ze de schat ten hadden begraven. De ander naar de legerplaats van veldmaarschalk Von Pap penhelm. om zekerheid te verkrijgen, dat haar oom aan het bloedbad was ont komen. HOOFDSTUK XIV. „Je speelt valsch," klonk een luide stem. „Voor dat object d'art," hij wees op een ring met een groote lapis lazulll, „heb ik straks zes daalders uitbetaald gekregen en nu zou ik er tien voor geven! En die dob belsteen deugt ook niet." De beschuldigde, een ruwe lansknecht met een groote rooie snor, keek den jon gen ruiter kalm aan. „Neem die woorden terug," sprak hij. „Of bij God het zal je het leven kosten," en hij greep naar het lange papier, dat naast hem stond. „Waarom hem te vermoorden?" vroeg de derde speler. „Zijn zakken zijn al leeg. Je zoudt er geen stuiver bij winnen." „Is dat als een beleedlging bedoeld?" schreeuwde de lansknecht. De ander lachte slechts. „Wie durft hier beweren, dat ik valsch speel!" schreeuwde de lansknecht, den kring brutaal rondziende. „Ik!" sprak een lange kurassier, die het spel met belangstelling gevolgd had. „Ik heb je drie malen een dobbelsteen zien verruilen en je deedt het vervloekt on handig." „En jij," vervolgde hij tot den jongen ruiter, „het is je eigen domme schuld. Wat doe je te dobbelen met voetvolk." De lansknecht vloog op. „Ik zal je „Bewaar Je kalmte, edele dief!" viel de kurassier hem in de rede. „Ik heb grooten lust je den nek te breken." „Ga naar het kamp," sprak hij tot den verliezer. „Als je iets terug wilt hebben, Is er maar één weg: hem straks buiten opwachten en vermoorden. Het zal met zoo moeilijk zijn." „Wel allemachtig," riep de valsche speler. Hij stond op, greep een lange leeren handschoen, die naast hem op de bank lag, maar de kurassier greep met Ijzeren kracht den arm van den speler, draaide dien een halven slag om en eenige zware looden kogels rolden over de tafel. „De inleiding tot een duel zou op deze wijze het einde beteekenen," sprak de ku rassier rustig. „Een geducht wapen, listig verzonnen. In de punt van elke vinger een paar dikke kogels, een goede slag op het hoofd en je bent er geweest." Uiterst bedaard legde hij zijn groote, vlakke hand boven op het hoofd van den speler en drukte hem zonder eenige in spanning neer op zijn stoel, de hand oleef op het hoofd rusten. De vrienden keken onrustig toe. „Geef den jongen twintig daalders te rug; hij ls totaal kaal geplukt." De hand drukte iets zwaarder. De valsche speler keek met nijdige oogen. „Au, schei uit," riep hij toen en schoof twintig daalders over de tafel. De kurassier nam het geld met de lin kerhand, reikte het den ruiter. „Naar het kamp," herhaalde hij. „Speel nooit weer met voetvolk." De jongen wilde nog lets ln het midden brengen, maar luid klonk het bevel „Ga!" De kurassier keerde zich rustig af zonder acht te slaan op den valschen blik van den lansknecht en zette zich aan een ledige tafel. Het spel ging door alsof er niets ge beurd was. „Een pracht van een sieraad," riep de lansknecht, een doekspeld op de tafel leg gend, „gedragen door de vrouw van den burgemeester zaliger gedachtenis, een prachtig cadeau voor de vrouw uwer keuze. Schenk haar dit juweel en zij zal uw liefde niet kunnen weerstaan." „Veertig daalders. Het is onder vrienden tweehonderd waard, een echte smaragd. Wie zet er tien? Er moeten minstens vier spelers zijn. De hoogste worp wint." „Valsch spelen" zeg je, dit tegen den der den speler van straks. „We werpen met drie steenen. De hoogste worp wint. Een, twee, drie, vier" de liefhebbers tellende. „Geld op tafel. In orde." .(Wordt vervolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 5