Weest welkom, Grijze Kavalier! LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 4 December 1933 Derde Blad No. 22611 bcolaas-Mijmeringen. Leitet heeft voor het opgroeiende •lals dichter vrijwel afgedaan. F: on(jer ons mogen zich herinneren dichter in bepaalde kringen ge revierd was. Het beste bewijs zouden we willen noemen, dat U minder dan Prof. C. P. Thlele LMding tot de Genestets gedichten reïhreven. De taal van dezen rmo"e dan verouderd zijn en zijn LL niet meer van onzen tijd zoo ILjicht doet toch duidelijk zien, dat Vbeide voeten gestaan heeft midden I werkelijkheid van het leven. Ook L gioote gedicht: de Sint Nicolaas- bewijst hij dat. i grond der zaak is deze avond uit 1849, die hier bezongen wordt. Cders dan die uit ons jaar 1933, Om- ts avond in zich bergt zulke echt Miifce factoren. Hier is 't niet alleen Ldat met vriendelijkheid wordt be toor de ouders of vader en moeder, Jn bun kroost iets ontvangen, waar- li kind weet, dat ze zich daarover fverblijden. Ook de ouderen denken ST. NICOLAAS. Celore° m°Se Saan - SINTERKLAASVIFRING IN AMSTERDAM. PAKJES De Sint-Nicolaaslegende. Jaargang Sint Nicolaas niet waar? O, wel hem die dat feest Nog altijd medeviert met kinderlijken geest. ouderen. Het is een dag, waarop "ite aan anderen op den voorgrond staan. En dit is de waarde van Icinergankelijken dag: niet het ..Ik" p den voorgrond. j we nu eens heel eerlijk zijn, al tèrlljkheid tegenover zichzelf dan wel Cilijkste. Het denken en trachten en rsn den mensch gaat niet uit boven jl. Van alle dingen is naar het van een klassiek wijsgeer de i zijn eigen maat. En de gelijk- r van de liefde voor zichzelf met C; den naaste druischt wel erg tegen Ken denken in. We zouden het ook junnen zeggen: we willen wel iets (van het onze, maar we willen niet 1 onszelf: dat is: we kunnen niet i zonder bijbedoeling. Dat getuigt jg na ervaring, die we opdoen zelf Eren op laten doen. hu staat die eene dag aan het [bijna van het jaar daar als een ■owing; als een baken in zee: denk J; anderen, gelijk gij wilt, dat aan :ht zal worden. Gelukkig, dat die in» niet alleen wordt gehoord. topgevolgd. Daarvan spreken ons stoor het feest: de lichtende win- ttet vele dat geboden wordt; de tie bereid worden voor de kin- |i vreugde, die als 't ware over la ligt uitgespreid: 't gaat het feest Iran den ouden kindervriend; van rioencr in wiens weldoen niets lag ■isme. ~en ten onzent in liet crisisjaar tg Sint Nicolaasavond durven vieren, men ons een weg door een woud togen, klachten, nooden, sombere tóchten. Inderdaad is het een zwaar We staan aan het begin van den die met zorg wordt tegemoet ge- We tellen binnen onze grenzen vele |ien werkloozen. Er is nog weinig zicht op betere tijden. Het heeft Mn alsof een wereld, waarin we I en gewerkt hebben, voorbij gaat toed. We gedenken met weemoed I tijden. Zullen we dan nog lust en Woen om den Sint Nicolaasavond Kn? Is het niet beter het geld te F? Is er niet meer oorzaak voor laan voor juichen? Lijkt het niet "d der ijdelheden om een avond jolijt te hebben? En op al die '..ceggen we volmondig: het moge Pijnen, maar zoo is het niet. Natuur- menigeen wat minder moeten doen. F moeilijk anders. Maar is het niet P- het hart. de bedoeling, tenslotte Fide van een daad bepaalt. Een koud water een dorstig kind met gegeven blijft niet onvergolden ten [nes oordeels zoo ongeveer luidt Poe spreuk. Juist in moeilijke tijden jj we de liefde meer dan noodig. Zij F», en steun wezen, waar zooveel te jn' die het leven veraangena- ooor den nood der tijden wegge- fu'-'hvh zoo menigeen zich zelf het l komt 6n Zijn' - er maar op aan. dat we oen g<*st hebben, die dezen avond ier?' kooals die is: de avond van ak t aan an<icren. Maar nu niet K,. voreri ooeaan in de eigen maat fiFr! ,.ln^n- Doch juist in dezen zwa ai \L.aan de ,es van den ouden Lr.Tic5rs ,n biet alleen, maar ook passing brengen: denk aan de p - - m liefde. aas' goed-heilig man, Ud, !l "oeils verricht, ee _vreugd alom verspreidt 2°rg verlicht, d'e groot en klein Naas. |4een T°orbeeld oud en jong lief. F Wet dag gedenkt voorbeeld ouc van 't weldoen schenkt stroom der jaren mee - werpt hij omver feest, o! St. Niklaas: rj.van eeuwen her! «beid nooit! 'aak wordt voortgezet, meer dan ooitl Als kou en diepe duisternis, De aard' heeft ingenomen, Spreidt Sint zijn rooden mantel uit Over de kale boomen En bonte sprookjes zweven neer, Die nacht en nevel tarten. Zij steken gouden lichtjes aan In huizen en in harten. Waar op de daken en den tak De kleine vogels zwegen. Daar klinkt een vroolijk hoefgetrap Langs straten en langs wegen De hooge kavalier is oud. Zijn weg voert over jaren. Hem deerde tijd noch hindernis Hij glimlacht om gevaren Zijn schimmel draaft de landen door Hij klept de harten wakker. Wat was herleeft - Het hart ontdooit, Van den verstoktsten stakker.... Het ouderlijke huis herrijst. De vele kameraden Men zoekt zijn jeugd, zijn kinderland De lieve, lichte paden. Op eenmaal stijgt de drang omhoog Tot wéldoen! tot verblijden! Te lenigen verdriet en nood Om vreugde te verspreiden. En gouden draden weven zich Om daden wenschen woorden Tot melodieën en muziek Van lieflijke accoorden! Weest welkom! Goede - wijze Sint, In harten, huizen - steden! Daar waar gij met Uw trouwe paard Naar binnen komt gereden E. H.—V. M. door WILLY CORSARI. Ze was een nijver miertje en aangezien in deze zonderlinge samenleving de wijs heid van oude fabels gelogenstraft wordt en de mitrtjes er slechter pleeen af te komen dan de krekels, was ze heel blij, als noodhulp in een groot warenhuis te wor den aangenomen voor de maand Decem ber. Ze pakte. Van 's morgens tot 's avonds, omwoeld door de drukte der feestdagen. Haar handen vouwden stukken karton tot doozen. knoopten touwtjes, legden zorgzaam stukjes vloei over kostbare din gen. haar handen werkten en werkten. Ongeduldige menschen drongen, mopper den, ruzieden vóór haar. Zij antwoordde werktuiglijk, op altijd denzelfden soms wat vermoeid beleefden toon: „Dadelijk mevrouwalsublieft meneereven wachten, dame Pakjes, pakjes, pakjesZij zag die, doodelijk moe. als ze eindelijk naar huis ging, zag ze dansen voor haar oogen, zag ze in haar slaap. Pakjes met bonbons, met zijden shawls, taschjes, odeur, postpapier, snuisterijen, kostbaar bont.Pakjes, die de wereld ingingen en vTeugde brachten ergens, pakjes vól van alles, wat haar meisjeshart kon begeeren, alles, wat zij nooit had bezeten en wel nooit bezit ten zou. Na de drukte van St. Nicolaas volgde dan een inzinking, daarna kwam de nieuwe stroom aangolven, weer pakjes en nog eens pakjes. Die wikkelde ze in kleu rige vloeitjes met hulsttakjes er op en Kerstklokkendat was het verschil. Tusschen de koordjes stak ze een twijgje hulst, atttentie van het warenhuis voor de klanten. Ze was altijd 'n nijver en braaf miertje geweest. Zoo eentje, die zich niet het hoofd op hol laat brengen door dwaze films, door opgeschroefde, onware verha len, door ijdele droomen. Als je uit een groot gezin komt en om je heen altijd den strijd om werk en het harde werken zelf hebt gezien, als je later zelf altijd in betrekking bent geweest en ten slotte de ellende van werkloosheid aan den lijve ondervond, wordt je wel nuchter, wéét je wel, dat er geen schatrijke, knappe jonge mannen, een half uur nadat ze je hebben leeren kennen, hart en hand aan je voe ten leggen! Dan weef je óók wel, dat Je nooit een filmster zult worden of een gra vin of millionairsvrouw. doch wel altijd zult blijven doorwerken en nog blij moogt zijn, als er altijd werk is en je misschien ééns een goeden man leert kennen, die samen met je het leven bevecht. Ze was dus nuchter genoeg en toch. de zen Sint Nicolaas.. was het de stroom van pakjes? Nooit tevoren had ze in een warenhuis gewerkt. Ze was jarenlang op kantoor geweest, tot de malaise kwam, de directie haar met mooie getuigschriften ontsloeg Sindsdien pakte ze alles aan. Dit werk vermoeide haar echter méér dan iets, wat ze nog ooit gedaan had. Ze keerde eiken avond naar huis terug met gezwol len voeten van het staan en hoofdpijn van de benauwde centrale-verwarming-atmos feer en het roezen en jachten en hitsen. Maar dat. alles was niet erg. De pakjes waren het. die haar kwelden, vervolgden en sarden Zij zag die. als ze 's nachts lag tc staren ln 't donker te moe om dade lijk in te slapen, zag al die papieren, door haarzelf gevouwen al die touwtjes door haar geknoopt, alles, alles wat ze had in pakt Altijd maar pakken voor een ander zei ze eens tegen een collega eentje die vast was aangesteld ouder dan zij Altüd voor een ander Ik zou óók wel 'es iets willen krijgen, een mooie shawl een taschje wat odeur. Maar als ik uitzeoakt ben dan kan lk weggaanSint Nicolaas en Kerst ails hebben voor mij geen pakjes! Haar oogen broeiden in het smalle, aardige gezichtje. De oudere keek haar peinzend aan. Ze was wel knap, dat meis je, ze had iets aantrekkelijks, dacht ze. Mannen keken glimlachend naar haar, sommigen maakten een praatje De oudere merkte wel. dat het meisje langzamer hand minder toegankelijk daarvoor werd, zag gedachten sluimeren in die groote oogen. zag hoe aarzelend van verlangen haar kleine handen soms iets moois in pakten. Zoo'n kinddacht de oudere vrouw, die niet knap was. Het leven had weinig verlokkingen voor haar. Ze was al lang in het warenhuis, had er velen zien komen met aardige gezichtjes, met frissche. on beroerde leventjes en had gezien, hoezeer alles, wat die meisjes omringde, op ze in werkte. Al die donkere winterdagen rondom Sint Nicolaas en Kerstmis dacht het oudere meisje daaraan, dacht van alles door een! Nonsens, wat gaat me dit meisje aan? Nu ja, ze is liefik heb niemand, ik zou makkelijk wat voor haar kunnen koopen.. maar natuurlijk doe je zooiets niet en welk verschil zou het maken? Tochzoo hee- lemaal niets krijgen, na al die pakjes voor anderen te hebben klaargemaaktWat was dat voor een onsympathiek heertje, waar ze gisteren mee schertste? Hij zei zoo iets van: ..Zoudt u niet zoo'n bont willen hebben?" Waarom laten ze zoo'n kind niet met rust? Maar ik zie niet in. waarom ik me druk zou maken, ze gaat me niet aan. De vlugge handen van het nijvere bijtje, dat er van droomt een kleurige, blijde vlinder te worden, liever dan een levenlang te zwoegen, aarzelen lief- koozen, verlangend rond een mooi taschje. Eigenlijk is het een avondtaschje. Zoo iets, wat je haast nooit kunt gebruiken, iets wat zoo heerlijk overbodig is, zoo verrukkelijk nutteloosO, al de over bodige dingen, de vele, vele, die alleen maar mooi zijn, die je nooit zult hebben. Er komt een harden trek om den kleinen mond, als ze eindelijk het taschje inpakt. Wat helpt het, zichzelf te beklagen? Nie mand geeft je zooiets voor niets. Met hard werken ben je blij als je niet verhongert tegenwoordig. Wat geven idealen? Mis schien komt er wel nooit iemand, van wien je heel veel houdt of misschien zal hij je niet kunnen trouwen. Misschien Vele gedachten verdringen zich achter de starende oogen van het meisje, terwijl haar handen pakken en pakken. Dan gaat ze landerig naar haar kamer. Er komt weer een middagmaal met boontjes of bloemkool of rooie kool en waterige soep vooraf en een smakeloos miniatuur pud dinkje na De tafel is gedekt. En op haar bord ligt een pakje. In kleurig papier, kleurig verpakt. Ont hutst, wantrouwend, verbaasd en onge- loovig toch vol hoop opeens, maakt ze het open Wat kan het zijn? Ze is wees, familie die haar pakjes stuurt met de feestdagen, hééft ze niet En dan houdt ze het in de handen: het taschje. Het mooie, het heerlijke nuttelooze avondtaschje. Zooiets voor haar! Zoo'n stukje weelde, zoo'n stukje overvloed, een deeltje van het teveel, dat ze sinds dagen om zich heen heeft gezienUit die duizenden pakjes één voor haar, van do duizenden vreugden één voor haar. En nu wordt de dans der pakjes hl haar gedachten tot een vreugde-dans. En het maal een feestmaal. Er is iets moois ge weest, iets dat plotseling alle bitterheid, alle ontgoocheling, alle hopeloosheid weg vaagde Er bloeide iets, mooi als een Kerstroos, er lachte iets gul en helder, zoo als men lacht op Sint Nicolaas. een kin derlach. Iemand gaf je wat. zoo maar, voor niets. En nu weet je op eens. dat er toch iets anders is dan werken, of niet werken, dan geld hebben of arm zijn Iets kostbaarsIets eeuwigs. Zelfs Sinterklaas helpt mee da crisis te bestrijden, Door one met NBDBHLANDSGHB WARBN te vetblUdenj Li den tijd van keizer Constantijn de Groote braken in Frigia Adaifalorum (Phrygië) onlusten uit. Om dezen opstand te onderdrukken zond de keizer drie veld- heeren naar de woelige plaats: Nepotianus. Ursus en Eupoleo; zij kregen een groot leger te hunner beschikking .Ongunstige winden dreven echter de booten naar Ly- eië, en zij landden bij een klein plaatsje bij Myra. het havenplaatsje Andriake. De soldaten verwoestten het land en plunder den de bewoners, evenwel niet geheel zon der tegenstand van deze. Het zou er voor de weerspanningen echter donker heb ben uitgezien, wanneer niet Nicolaas na derbij was gesneld en met behulp van de drie veldheeren den vrede had hersteld. Vervolgens noodigde Nicolaas de drie veld heeren uit, hem naar zijn woning te ver gezellen. Zij kwamen juist op tijd in Myra terug om een groote misdaad te voor komen. Eustachius, de provinciale prefect van Myra. had namelijk, omgekocht ooor geld, drie mannen onschuldig ter dood veroordeeld en reeds was men bezig voor het vonnis de voorbereidingen te treffen, toen Nicolaas hiervan hoorde. Begeleid door de drie aanvoerders snelde hij naar de plaats van de terechtstelling, rukte den beul het zwaard uit de hand en bracht de drie onschuldigen naar het huis van den prefect, dien hij met harde woorden over zijn schanddaad onderhield. Toen deze bemerkte, dat zijn verraad was ont dekt. smeekte hij om vergiffenis en mede op aandringen der drie aanvoerders werd hem zijn daad vergeven. Nadat de drie veldheeren den opstand in Phrygié zonder bloedvergieten hadden onderdrukt, keerden zij terug en werden door den keizer met eerbetoon ontvangen. Door den praetor Ablavius wegens verraad aangeklaagd, werden zij echter op bevel van den keizer in een donkeren kerker ge worpen en zonder vorm van proces ter dood veroordeeld. Toen nu de drie mannen hun triestig lot overdachten, herinnerden zij zich den heiligen Nicolaas, hoe hij drie onschuldige mannen had bevrijd en riepen zijn bijstand in. In denzeifden nacht had keizer Constan tijn een droom: een man, die zich Niko lais, Bisschop van Myra, noemde, ver scheen voor hem en eischtc van hem, dat hij onmiddellijk de drie aanvoerders, die onschuldig in den kerker smachtten zou vrijlaten. Kwam hij zijn bevel niet na, dan zou God hem in een oorlog betrekken, waarin hij zelf zou sneuvelen en voor de vogels ten prooi zou vallen. Eenzelfden visioen had ook Ablavius. Door den droom verschrikt, liet de Keizer de gevangenen den volgenden morgen voorgeleiden en verweet hen, door tooverkunsten zijn nachtrust te hebben verstoord. De gevan genen wisten hierop niets anders te ant woorden, dan dat zij onschuldig waren. Toen vroeg de keizer, of hun een bisschop Nikolaas bekend was. De drie aanvoerders wisten nu. wie voor hen had gesproken cn hun onschuld aan het licht had ge bracht. De keizer liet hen vervolgens on middellijk in vrijheid; hij weerde echter allen dank af en prees God. die deze won derdaden door hem had volbracht. In Vlaanderen en in ons land ls het een ingeworteld gebruik geworden het feest te vieren van Sint her Claes, heilige heer Klaas, saamgetrokken tot Sinter klaas. Vooral in Amsterdam heeft Sinter klaas een groote vereering gevonden. Als schutspatroon der zeevarenden volgens de legende deed hij op een reis naar het H. Land een door hem voorspelden storm door zijn gebed bedaren werden er in zeehandeldrijvende plaatsen kerken en kapellen te zijner eer gebouwd en hem gewijd. Zoo was de Oude Kerk op 'tOude Kerksplein, welke reeds vóór 1320 ge bouwd werd de toren dateert van 1558 aan den H. Nicolaas gewijd. In 1522 deden de kerkmeesters der Oude Kerk een zilveren St. Nicolaasbeeld vervaardigen, levensgroot, wegende 948 gulden zwaar geld en waarvan de kosten aan maakloon alleen 200 guldens beliepen. In 1578, toen Amsterdam in moeilijkheden verkeerde en er groot gebrek aan geld was, werd dit beeld gesmolten en van het zilver nood- penningen geslagen. Ook de kerk van het Roode Hert in de Heintjehoeksteeg was aan den H Nicolaas gewijd. Het gasthuis, in 1402 gesticht, later het leprozenhuis, stond eveneens onder bescherming van den H, Nicolaas. Thans kennen wij de kerken aan de Prins Hendrikkade en Bil- derdijkstraat, welken den naam van den H, Nicolaas voeren. Brepols in Turnhout, uitgever van volks prenten, gaf onder meer een prent uit, welke den volksheilige voorstelt, rijdende over de daken. Deze plaat brengt in beeld zijn patroonschap over de stad Amster dam en is met het volgende versje onder schreven: Vier eeuwen is het reeds geleden Dat men in 't magtig Amsterdam Hem tot Patroon of Schutsheer nam. En als een heilige heeft gebeden. Als patroon der schippers en dit heeft er zeker niet weinig toe bijgedragen dat zijn feest in Amsterdam zoo populair is is het volgende schippersliedje bekend: Wij sullen ons scheepken wel stieren Al over die wilde see Al op Sinterklaes manieren. Soo gaet er ons Soetlief mee. St. Nicolaas vindt men meestal afge beeld, staande naast een tobbe, waarin drie knapen. Een hebzuchtige slager had drie knapen vermoord aldus het ver haal om hen te berooven van het geld, hetwelk hij veronderstelde, dat zij bij zich hadden. De knapen werden in stukjes ge sneden en in een vat ingezouten. St. Nico laas, die dit vernomen had, deed de kin deren weder ten leven opwekken. Een voorstelling hiervan kan men zien in een gevelsteen van het café „De Bisschop" aan den Dam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 9