Minister de Wilde confereert met der
HAAR AVONTURIER
Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
Scheepsbrand in de haven van Hamburg.
De conferentie met de omroepvereenigingen.
FEUILLETON.
Het stoomschip ,,Wandra'' geraakte in de Hamburgsche
haven in brand. Het schip kreeg zware schade.
ZWAARGEWICHT KAMPIOENSCHAP VAN EN-
Moment uit den bokswedstrijd Petersen—5
Harvey, door Harvey gewonnen.
DE BURGERVADER. De installatie van jhr. van Nispen
tot Pannerden (links), den nieuwen burgemeester van
Pannerden.
ïïfr&MI
rdclioconferentie, 'die gisterdiddag door minister de Wilde met de besturen der vier grcote omroepvereenigingen in het
ptura van het Hoofdbestuur der P T T. te den Haag gehouden is. V.l.n.r. zittend;, mr. dr. P. J. Witteman (K.R.O.), J.
rner (A.V.R.O.), ir. M. H. Damme (dir.-gen. P.T.T.). minister de Wilde, H. v. Boeyen (voorz. Radioraad), mr. A. v. d.
p'e (N.C.R.V.), A. de Vries (V.A R.A.) Staand: H. J. Boetje (hoofdir. P.T.T.), J. A. Schippers (K.R.O.), W. Vogt
■FHt.O.), prof. mrl P. S. Gerbrandy (lid Radioraad), ds. L. J. v. Leeuwen (N.C.R.V.), C. A. Keuning (N.O.R.V.), J. W.
Lebon (V.A.R.A.), P. A. Enserinck (P.T.T.), A. J. M. Knijff (P.T.T.)
„Dit zal het einde van onzen onder-
aardschen tocht zijn. De wonderbare ver
schijning heeft ons den juisten weg ge
wezen. De vierde steen van links."
Hij drukte met al zijn kracht, maar in
den muur kwam niet de minste beweging.
Hij voelde, tastte en trok, maar de ste
vige muur gaf niet mee.
„Dat is vreemd," zei hij, doorwerkend.
„Maar je zult vanavond het hoofd in een
zacht bed te ruste leggen, al zal ik den
muur ook moeten afbreken" en hij begon
met de spade te graven aan den voet van
den muur.
„Aan een bed durf Ik niet denken," ant
woordde ze zacht. „Zoover strekken mijn
verlangens zich niet uit. Dat zal jij me
zelfs niet kunnen verschaffen. Slapen in de
open lucht lijkt al verrukkelijk."
„Geen zorgen voor den tijd," klonk zijn
antwoord, en hij groef verder.
Toen legde Marion haar voorhoofd tegen
de steenen, keek eerst naar bovën, toen
naar beneden en zag een kleinen steen,
onder aan den muur, die nauwelijks zicht
baar, een beetje uitstak. Ook zag deze
bij nauwkeurige beschouwing er iets
anders uit.
„Probeer dien eens!" raadde ze Saxon,
hem den steen aanwijzend.
„Ja, hij is ook de vierde van links," ver
volgde ze.
Hij drukte dodelijk stevig met zijn voet
er tegen en een gedeelte van den muur
bewoog zich naar binnen.
„Hoera," riep hij uit en hij had haar
bijna in de armen gesloten, maar ze trad
vlug lachend een pas achteruit.
Achter den muur keken ze in een dicht
struikgewas. Hij boog de takken terzijde
en trok de deur dicht, die met een lichten
tik dichtviel. Moeizaam baanden zij zich
een pad door het weelderige groen.
Ze bevonden zich nu in een bosch op de
helling van een heuvel, verborgen voor de
oogen der menschen, zeker een uur buiten
de wallen. Dichtbij hoorden ze het stroo
men der Elbe.
Ze wierpen zich op het heerlijke mos,
dat geleek op een tapijt van geelgroen flu
weel. De blauwe hemel boven hen scheen
eens zoo blauw en ofschoon het reeds
avond werd, was alles helder als op een
stralenden, zonnigen Julimorgen. Het loof
van het struikgewas, de bladeren der boo-
av, blonken heldergroen. Alle kleuren
s^Étterden in glanzende pracht.
„Wat zou het leven toch heerlijk kunnen
zijn," filosofeerde Marlon, „als de onmen-
schelijke oorlog niet alles bedierf. De na
tuur is zoo rijk, zoo oneindig rijk. God
heeft de wereld zoo prachtig geschapen!"
Saxon gaf geen antwoord.
Hij haalde uit zijn wambuis een stuk
perkament, in vieren gevouwen.
„Hier is de aanwijzing waar de kost
baarheden begraven zijn," legde hij haar
kalm uit. „Zoodra we een vertrouwbaren
bode ontmoeten, kan je het aan je familie
doen toekomen. Voor een paar goudstuk
ken zullen we licht iemand vinden. Mocht
het in verkeerde handen vallen, dan zal
het, hoop ik, waardeloos zijn. Verberg het
goed."
(Wordt vervolgd), j
De stratosfeertocht can Settle.
Een typische opname van 'den opstijgenden ballon.
Eensklaps drong door de gangen een
ontzettende kreet als van een mensch in
doodsnood, gevolgd door een angstwekkend
duivelsch hoongelach, dat hun harten deed
stilstaan, de hersenen verdoofde van
angst. Steeds luider werden de schelle kre
ten, het schrikwekkend lachen, alsof het
gevaar naderde. Het werd een satanslied
van angstgekrijsch en wanhoopsgillen.
Een alles doordringend gekerm en tril
lende spot- en hoonklanken; een duivels-
lied, dat de ziel van dier en mensch deed
ineenkrimpen van vrees en ijzigen huiver.
Saxon bleef staan, nam zijn spade en
pistool en riep Marion toe:
„Vlucht vlucht red je. Ik zal ze wel
tegenhouden al was het de duivel zelf
met zijn trawanten. De gang is nauw.
Vlucht, de vierde steen van links en laat
de uitgang open."
Ze trachtte te loopen. De krachten be
gaven haar. Ze struikelde, viel en ondanks
haar pogingen kon ze niet weer opstaan.
Saxon keek om, zag haar liggen en ijlde
op haar toe.
„Vlucht jij maar," zei ze zacht. „Ik kan
niet meer."
Maar hij lachte, een harden, grimmigen
lach, een lach, die menig krijgsman voor
zijn dood had gehoord. Hij nam haar op
van den grond, zette haar als een kind op
zijn arm en rende voort, met verbazende
snelheid.
Langzaam werd het afschuwelijke ge-
krijsch flauwer en Saxon begon minder
snel te gaan.
Waren ze werkelijk aan de verschrikking
ontkomen? Wat was er gebeurd? Was het
een gevecht geweest tusschen brandstich
ters, plunderaars en vuurgeesten? Tus
schen menschen en duivels? Waren het
kreten, die doortrilden onder den aard
bodem?
Of was hetMaar neen, ze hadden
het beiden gehoord.
En de doodsche stilte keerde weer.
Marion was in zwijm gevallen, haar
armen waren vastgeklemd om zijn hals.
Hij stond stil, goot wijn tusschen haar tan
den en zag het bewustzijn langzaam te-
rugkeeren. Verwilderd keek ze om zich
heen.
„Nu zal ik je maar verder dragen," sprak
Saxon en, al zou hij het zich niet hebben
willen bekennen, hij vond het heerlijk,
verlangde er naar met zijn geliefden last
op den arm alle moeilijkheden voor haar
uit den weg te ruimen.
„Het zal je te veel vermoeien," zei ze
mat. „Alles is mij goed, als we hier maar
wegkomen." Hij lachte slechts.
Het mooie meisje tegen zich aangedrukt,
voelde hij geen moeheid. Hij was als een
viking, die trots met zijn door ridderlijke
dapperheid vrij gevochten gevangene naar
het drakenschip terugkeert. Hij besefte
niet, dat hij de overwonnene was, dat de
aantrekkingskracht, die zij op hem uit
oefende, steeds sterker werd, dat ze bij
eiken stap dieper doordrong in zijn hart,
dat hij haar beeld misschien nimmer meer
daar uit zou kunnen verwijderen.
Zij kwamen aan het einde van de gang,
die afgesloten was door een gemetselden
steenen muur.
Saxon liet zijn last op den grond glijden.
„Dank je, dappere ridder," zei ze.
„Zoo'n groot meisje en licht als een
veertje,sprak hij overmoedig.
DE AMKltIK V VNSCIIE ZANGERES MISS
ELLERBROEK met de z.g. Vokalphon,
die haar mogelijk maakt haar eigen stem zoo
te hooren als 't publiek deze hoort.
^'tode uit den Dertigjarigen Oorlog.
Oorspronkelijke schets van
G. P. BAKKER.
^i1elSenlljl£ niet. Hij zou zich
mnni g gevoeld hebben naast
e> trotsche vrouw, die toch zoo
was, maar er zat iets in de
dat hem deed huiveren,
te lint op en spoedig daarna sloe-
i.J^ kf. de bochtige weg scheen
haw vZa® haar krachten afnemen.
Jd haar blijkbaar niet volkomen
™l)gend liepen ze naast elkaar
alsof dit haar thans weer
kwam, vroeg ze:
bedoeling van de woorden
geweest zijn, toen ik
zwart nauwsluitend wam-
roode narrekap. „Mijn kleuren
iJi en zwart."
maruk was, dat hij doelde op
jok of de kool, die overblijft na
«ÜK?® heeft geen kleuren,"
Jij niet?" eg Ze' lang gleden."
te J''!?iprier heeft geen kleuren,"
^nvoudige antwoord.