der Midinettes - Nieuw duikerspak voor diepzee-onderzoek haar AVONTURIER feuilleton. LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad ePL-ode uit den Dertigjarigen Oorlog. Oorspronkelijke schets van G. P. BAKKER. IvhL/fdaan!" prees Saxon en sloeg bat het kiet^Jeridder' °P den schou" mTii h'i. maar hoorde niets ■r üi Jit de gevallen vijanden liggen, 1 Post i 1 zett€ het harnas weer op iMefilk °?ende den kelder, k pi„ üHekte hij zich uit op zijn _t even t.Verdiende rust" dacht hij. -Mn dri voor zicl1 heen, mompel- "'hide uren," zeker wetend dat zijn Wen m Iulst °P '•'Aid zou doen hoofdstuk ix. F«bih'fboem- Saxon schrok wakker. koold reuzen bezig waren boven pog on „et kotblokken te gooien. Hij P Faren ff beSreep. Het huis en den r* 'fronjr in8estort. Een scherpe brand- 1 Rtn«L»? kelder binnen. Hij hoorde 05 keS der vlammen. •aae oogenblik klopte Marjon, „Het huis stort in," riep ze. Zij opende de deur, liet hem binnen en schoof den dikken grendel er weer voor. „Geen vrees. Het gewelf zal het best houden," sprak hij vol overtuiging. Toen plotseling een ontzettende slag, een heisch lawaai, geraas en gerommel, alsof een zware lawine op hun hoofden neer- daelde. „De toren," zei Saxon. „Eeuwen heeft hij gestaan en nu gaan die brandstichters al dat moois vernielen." „Die mooie, oude toren," zuchtte Marion zacht. ,Het is alsof ik een besten vriend verlies." Vol bewondering keek Saxon naar haar lief, bedroefd gelaat. „Kom," zei hij. „Wij zullen ons reisklaar maken. Hoe eerder we deze ruïnes verlaten, hoe beter." „Wat moeten we meenemen?" klonk de wedervraag. Hij legde zijn schouderbedekking en zijn zwaard af, een spade aan zijn gordel. „Een zak met voedsel, wat wijn, kaarsen. Een tondeldoos heb ik!" Marion vond een reiszak, geschikt om op op den rug te binden, deed er alles in. Ze hing een grooten mantel om en verborg haar dikke, zwarte krullen onder de laken- sche capuchon. Hijzelf sloeg een zwaren, rooden ruitermantel over de schouders. „Hebben we voor een dag of drie te eten?" vroeg hij. „Dat geloof ik wel." „Dan eerst een flink ontbijt." Ze aten, maar spraken weinig. Daarna verdwenen ze achter het groote fust. Saxon stapte weer op den breeden steen, het fust draaide om zijn as. Hij drukte zijn dolk op de veer en door den geopenden achter muur betraden ze het geheime gewelf. Dan ging hij terug, bracht het fust op zijn plaats terug en sloot de kleine deur achter zich. Het had hem weinig moeite gekost te ontdekken, dat de deur op dezelfde wijze als aan de binnenzijde van buiten gesloten en geopend kon worden. Over de eiken deel begonnen ze hun tocht. Het was er donker. Hij ging voorop met den lantaarn, die een geel, spookachtig schijnsel vooruit wierp. De atmosfeer was gedompt en van een vochtige vunzigheid, maar langzamer hand gewenden ze er aan en gelukkig bleef de kaars branden. De stemming van Saxon was zeer opge wekt en onwillekeurig oefende dit een heilzamen invloed uit op den gemoedstoe stand van zijn reisgenoote. „Het begin is goed, dat geeft een krijgs man moed!" rijmde hij. „Als de kaars uit gegaan was, zou het er leelijk voor ons hebben uitgezien. Wel hangen hier niet de geuren van een danszaal, maar in een onderaardsche gang heb ik dat nooit ge roken." Een glimlachje kwam opu Marion's gezicht. „De monniken dansten niet!" viel ze hem in de rede. „Maar het bagijntje wel. Kent u dat Vlaamsche liedeke „Kwezelke wilde gij dansen?" Zoo keuvelden ze, dat wil zeggen, Saxon voerde grootendeels het gesprek, alsof er geen zorgen bestonden. Zij wandelden de gang door, die hier tamelijk breed was en weinig scheen geleden te hebben van den tijd, die alles vermolmt. Het was een lange, bochtige, vervelende weg, maar ze behoef den niet te overleggen welke richting ze zouden inslaan; er bestond maar één mo gelijkheid en ze kwamen bij geen twee sprong. „Gemakkelijk," zei Saxon. „Geen ver schil van meening, geen keuze rechts of links, geen kans om te verdwalen, volko men overeenstemming tusschen alle reis- genooten. Ik heb nog nooit zoo'n gewillig, ja, zachtmoedig gezelschap gehad." „En ik nooit een gids, die zoo nauwkeu rig den weg wist," spotte ze terug. „In welke richting marcheeren we?" „Naar het noorden, naar de stadsmuren, in de richting van de Nieuwstad. Het is niet de kortste weg, dan zouden we meer oostelijk moeten houden." Het was in het geheel geen avontuur lijke tocht. Behalve dat ze af en toe moes ten uitwijken voor een modderpoel, ont moetten ze niets bijzonders, dan na ruim een half uur in een hooge diepe nis het beeld van den Verlosser en nu en dan za gen ze de kraaloogjes van een verschrik ten rat. Eindelijk werd de gang breeder. Tot hun groote verwondering bemerkten ze heel in de verte een lichtstraal, maar het was geen daglicht. Het licht moest afkomstig zijn van een kaars en toch voelden ze ver- sche lucht om hun hoofden waaien. „Wat zou dat beteekenen?" vroeg Marion zacht. „Afwachten, niet bang worden!" klonk het antwoord. Ze stonden stil. „Hier moeten luchtkokers wezen!" „Hoe zou dat kunnen?" „We moeten onder een kerk of een kerk hof zijn. anders zou men in al die jaren wel iets ontdekt hebben," luidde Saxon's oordeel, „Daar konden de monniken een verbinding met de onderwereld maken!" „Laat mij nu vooruit gaan," fluister de hij. Ze kwamen bij een gewelf, waarop blijk baar drie gangen uitkwamen. Het was ge bouwd in romaansche kruisbogen en steunde op een ronde zuil met een vier kant kapiteel. „De Margaretha-kapel in Neurenberg" dacht Saxon. Aan de ingang stond op een steenen voetstuk een aqua- manile, zooals de priesters gebruikten om de handen te reinigen, in den vorm van een vreemdsoortig paard. De staart diende tot zwengel; uit den bek kwam het water. In het midden stond een groote eikenhou ten tafel, waarop een groote ijzeren kan delaar op drie pooten, versierd met men- schenhoofden. op de pin was een groots kaars gestoken. Eenige houten vouwstoe len stonden er om heen. Met één blik had Saxon dit alles in zich opgenomen en eerst zag hij, verscholen achter den pilaar, een man zitten. Hij greep naar zijn pistool en zijn spade, maar de ander stond kalm op en nu herkende hij den vreemdrling die in de schuilplaats op de oude markt zoo onverwachts naast hem gestaan had, .(Wordt vervolgd), j I Jaargang (daten GEVEN DEN ARMEN KINDEREN ETEN. Negentig arme kinderen zijn iederen dag de Igasten van het Berlijnsche wachtregiment. De kinderen laten zich het warme hapje best smaken. „KALVERLIEFDE". Drie Axelsche meisjes op de jaarlijksche veemarkt te Axel (Zeeland). St. Catherine-dag in Parijs. dit jaar is het feest der Midinettes te Parijs met groote vroolijkheid gevierd. Een groep vroolijke Midinettes. i NIEUWE POSTKANTOOR TE BUSSEM dat morgen officieel geopend zal worden. VADER DOET SINTERKLA AS-IN KOOPEN. Hij vindt zoo'n groot beest wel mooi, maar is toch een beetje bang, dat zijn vrouw ,,zidh een aap zal schrikken". EEN WURTTEMBERGER DIEPZEE-ONDERZOEKER heeft een nieuw duikerspak geconstrueerd, waarmee het mogelijk is 250 meter onder water te 'dalen. HeU geheel weegt 470 K.G.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 5