Opening nieuwe verkeersbrug te Zaltbommel - De Zesdaagsche
MAAR AVONTURIER
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
Noord en Zuid Verbonden.
Zesdaagsche-stilleven.
FEUILLETON.
Jaargang
De nieuwe verkeersbrug te Zaltbommel werd Zaterdag door minister Kalff officieel geopend. Links minister Kalff tijdens
Rechts: de autoriteiten komen over de brug.
zijn
rede.
MOMENT UIT DEN WED
STRIJD V.U.C.—H.B.S.
welke in een gelijk spel ein
digde. De V.U.C.-keeper Dom
me rs aan het werk.
In 'de garderobe van het R.A.I.-gebouw op Zondagmiddag.
MR. W. O. BULLITT de
eerste Amerikaansche gezant in
Sovjet-Rusland.
NA DEN VAL VAN
PIJNENBURG in den
Zesdaagsche wordt 'de baan
weer bijgeschaafd.
DE KORT GELEDEN IN DE RESIDENTIE OP-
GERICHTE DAM ES-WIELREN CLUB VIOS
hield haar eerste sprintwedstrijden over 100 M.
Mej. de Bree, die kampioene werd, aan den kop.
DOLLFUSS BIJ DEN VRIJWLLLIGEN AR
BEIDSDIENST. De Oostenrijksche bondskanse-i
lier bezocht het arbeidskamp Wildungsmauer aan-
den Donau.
tpisode uit den Dertigjarigen Oorlog.
Oorspronkelijke schets van
G. P. BAKKER.
staarde ze naar den in-
b van geregeld ademhalen, den
ka,. _.®'n gezond mensch. Hij had
(ja ff^acïeel binder van zijn geweten
eenL^ar ?art' bat zij het
Merirï bevroedde, was een kleine
tloedde staan> die haar denken
KMoster^S-he" misdaad en slaper
'NTS geworden.
gtvoplrt.S°. ze door vrouwenjxe mge-
21ir- reepim,a« de man' die daar sliep
pk booswlï? B gelaat, niet die door-
Sttoudpn was' waarvoor ze hem
P anw.rt Waarom? Ze wist
laar 't geven. Mannen hande-
'tevoe], erstand, maar de vrouw naar
ft»C[ig'laar bunnen helpen? Moed had
1 kifdaaraltS de deur geopend had,
He der eenige vrees tegen-
1 lud jhÏÏ so'deniers en hoe be-
F^ia.nt «stem geklonken. Alsof hij
niiters achter zich had.
Vrees kende hij zeker niet. Zonder eenige
aarzeling had hij den aanvoerder neer
geschoten.
Zou hij haar willen helpen?
Maar dan voelde ze weer zijn handen,
die haar polsen hadden gegrepen. Zij
moest hier weg vluchten uit dit huis,
uit deze ongelukkige stad. Op de teenen
sloop ze bij hem langs, de kamer uit. Den
dolk in de hand daalde ze de trap af; ze
schrok voor het lijk van den afzichtelij
ken Kroaat. Toen ze echter in de voorhal
de lichamen der bedienden zag liggen, ver
moord en verminkt, werden verdriet en
angst haar te machtig. Met trillende han
den grendelde ze de voordeur, deed de
zware kettingen er voor en ijlde snikkend
terug naar het vertrek, waar zij den sla-
penden man had achtergelaten.
Door het luide dichtslaan der deur was
Saxon wakker geworden. Verwonderd
staarde hij om zich heen. Waar was hij nu?
Toen bleef zijn oog rusten op de wan
hopige gestalte, die daar voor hem stond
en die al de doorgestane angsten scheen
uit te huilen.
Een groot medelijden welde in hem op.
Hij besefte, hoe sterk haar alles moest
hebben aangegrepen, doch vond geen
woorden om haar te troosten.
Zachtjes trad hij op haar toe, klopte
haar onhandig op den schouder. Het was
of haar wantrouwen tegenover hem ver
dween. Hier was een mensch die haar
troosten wilde. Met haar groote oogen, nat
van tranen, keek ze hem aan.
„Hopman", zei ze, „wilt u mij reddeaJ
Er zal een groote losprijs voor mij worden
betaald."
Geruststellend lachte hij haar toe.
„U redden? Als ik kan, zeker. Waarom
niet? U heeft mij niet vermoord in mijn
slaap. Vergeef mij dat ik in slaap ben ge
vallen; ik was zoo vermoeid".
Zijn hoffelijke toon verwonderde haar.
Schertste hij of was hij inderdaad ver
geten, wat er tusschen hen was voorge
vallen.
Des te beter; haar vertrouwen in den
man nam toe.
„Wilt u mij redden voor een losprijs?"
vroeg ze nog eens. ..Mijn familie zal u
zeker beloonen. Noemt u zelf maar een
bedrag".
Saxon dacht even na. Een bedrag noe
men. Waarom een getal te noemen, dat hij
toch nooit zou krijgen?
„Wie is u eigenlijk?" vroeg hij.
„Een nichtje van de familie. Ik was het
hoofd der bedienden".
..Neen", zei hij eindelijk, „een losprijs
vraag ik niet. Ik zal trachten u te redden.
Maar denk er aan waar we zijn. In een
veroverde stad vol plunderende troepen.
Ik zal mijn best doen dat Ls alles wat ik
u kan beloven. Misschien zal ik een los
prijs noemen, als het mij ondanks alles
toch gelukt u te redden.
„Wist ik maar een middel," vervolgde hij
even later.
„Maar u bent toch hopman? U kunt als
officier uw ze aarzelde even, „buit"
toch in veiligheid brengen".
De vreemde, smalende toon, die ze nu
iseer aangeslagen bad, ontging hem niet,
maar zonder het te laten blijken zei hij:
„Zeker, ik zou u naar veldmaarschalk
Von Pappenheim kunnen brengen en u
onder zijn hoede stellen. Uw leven is dan
tenminste gered".
Hij voegde er niet bij, dat hij in dit ge
val waarschijnlijk haar leven kocht met
het zijne.
„Maar", vervolgde hij, „ik weet niet of
de straten veilig zijn. Ik vrees het ergste.
Durft u hier een oogenblik alleen zijn. Ik
kom dadelijk terug".
„Ja zeker", antwoordde ze ferm.
„Goed! Maar ik heb één voorwaarde,
zonder dat die vervuld is, kan ik u niet
helpen". Hij keek haar vlak in haar mooie
oogen.
Blozend sprong ze op.
„Welke?" vroeg ze alweer diep veront
waardigd.
Overmoedig wierp hij zijn hoofd achter
over en barstte uit in een vroolijken lach.
„Dat u mij eerst iets te eten geeft, een
stuk brood met kaas of zoo! Ik sterf van
honger".
Zün voorwaarde werd letterlijk vervuld
en na haar eenige bemoedigende woorden
te hebben toegeroepen, snelde hij weg door
de groote zaal, voorbij den stalen ridder, de
torentrap af naar den tuin. die nog altijd
eenzaam en verlaten lag. De zon was on
dergegaan en de wind deed de boomen
buigen. Het weer was geheel veranderd.
Wat scheen het reeds langen tijd geleden,
sinds hij hier had vertoefd en gemijmerd
op de steenen bank. Weg waren de
mooie kleuren dér bloemen gp testers,
weg de bloeiende vruchtboomen en de gou
den regen, weg de vroolijk fladderende
vlinders, de volle voorjaarsfeestdos, de
vredige, zonnige bloemenhof.
De tuin leek nu vaal en kleurloos, som
ber en doodsch.
Slechts de wind huilde door de boomen,
alsof een leger booze geesten kwam aan
stormen, die, waar ze verschenen, niets
dan onheil en ellende brachten, niets dan
misdaad en dood.
HOOFDSTUK V.
Voorzichtig opende Saxon de oude tuin
poort en liep de achterstraat door zonder
iemand te ontmoeten. Uit de verte klonk
een angstaanjagend rumoer als het geloei
van een aankomenden storm; rauwe kre
ten, gegil en gekerm.
Toen hij den hoek van den Breeden Weg
naderde, bemerkte hij, dat in de hoofd
straten overal geschut was opgesteld om
de burgers te dwingen in de huizen te
wachten tot de benden plunderaars kwa
men om hen te bestelen, te verminken, te
vermoorden.
Voor het wijnhuis „In de Gouden Kroon"
waar de honderd gevolmachtigden uit de
burgers met het stadsbestuur hadden ver
gaderd tijdens het beleg, zag Saxon een
dubbel kartouw staan.
Tilly had Inderdaad het plunderen niet
verboden en daardoor het vonnis aan
Maagdenburg voltrokken.
Saxon sloop naar het marktplein, be
trekkelijk veilig door zijn vermomming en
zün witte sjerft
iWortit vervolgd?..