tv
wsm 5
d. Lubbe heft het hoofd op - Kampioensrit Van de K. N. M. V.
feuilleton.
|De Moord op Abbotshall
te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
ra
fcf g!
■mmki
- i
vVi- s-
rv/v"_
MAF HELLÜORF ALS GETUIGE IX 1IET RIJKSDAGBRAN'D-PRDCES. -
Van der Lubbe heft het hoofd op, als de getuige Helldorf, politiepresident, hem
toeroeptKerel til je kop toch eens op
fV
RACES VOOR RIJPA ARDEN GEREDEN DOOR DAMES op
Duindigt in de residentie. De winnares mej. Roderwald op
„Theocrite",
DE KAMPIOENSRIT 1933, GEORGA
NISEERD DOOR DE KONINKLIJKE
N'EDERLAN'DSOHE MOTORRIJDERS
VEREENIGING. v. d. Vlier op
F.N. rijdt door een waterplas nabij
de finish te Amersfoort.
'«f-H
plJDENS EEN HEVIGEN «ST0R31 sloeg een haringlogger nabij Yarmouth op de pier. De
tien leden der bemanning werden met moeite gered.
vt) f
IDE
„MANOERA"
;hip en heeft een
een vrachtstoomschip der Mij. „Nederland", is veranderd in een motor-
nieuwen neus gekregen. Het schip bij het vertrek voor een t^echnischen proef
tocht op de Noordzee.
AFSTA NI) SR IT voor dames over
53 K.M., georganiseerd door de Rij
vereen. Baarn. Mevr. Pahud de Mor-
tagnes op het beroemde paard
„Marcroix".
IRONIE IN WAS. Hitlei groet Dollfuss Twee
Tussaud's wassenbeelden-museujn.
poppen uit Mme
Een Detective-verhaal
door PHILIP MAC DONALD.
leautorlseerde vertaling door H. A. C. S.
..Ik 1
kan nu begrijpen, sir, hoe stom het
ik had toch niks verkeerds gedaan,
[■aar zoo was het, sir, ik wilde het vertel
ler- maar omdat ik daar binnen gegaan
PJas om te stelen en zoo geslopen had,
Jou, ik had het gevoel, dat ze allemaal op
Jij zouden aanvallen, opeens, dat ik den
aoordenaar was. Vooral omdat ik nooit
in de studeerkamer kom gewoonlijk. Be
grijpt u, hoe het was, sir, begrijpt U het
Met?"
„Dat doe ik," zei Anthony. „Maar ik
Je ook, dat je een idioot bent. Een idioot
«n niet opeens ledereen te roepen, een
Mioot om Je met kalm te houden, nadat
«I besloten hadt om niets er van te zeg-
gen
IBellord's kleine oogen sperden wijd
gen „Maar U u waart mij op de hie-
Jn. sir! u verdacht me dacht, dat ik de
^ordenaar was1"
Anthony schudde zijn hoofd. „Niet
Beltord. Weet je, jij zag.er te
tl uit dan dat het waar kon zijn. Ik
Pte je zoo even, omdat ik niet van luis-
t» houd- Ook, omdat Iets verdachts
net huls op het oogenblik mij lnteres-
„Ik mag een idioot zijn!" riep Belford
op zwaarmoedigen toon, niet zonder hu
mor, „maar ik voel mij nu beter, nu ik
mijn hart gelucht heb. Heusch, sir! Ik zei
steeds tegen mijzelf, dat ik niet schuldig
was, van niks, en toch had ik een kwaad
gewetenIk heb het U voor 24 uur al wil
len vertellen, sir, maar toen ik hoorde, dat
U aan Poole vroeg of hij een aanval van
hooikoorts had gehad op den avond, dat
mijnheer vermoord werd, werd ik weer
bang en ging er van door. Maar U pakte
me." Hij zweeg een oogenblik, en barstte
toen los: „Mr. Deacon deed het niet, sir.
Hij zou het niet kunnen !Dat weet U
toch, sir?"
Dat deed Anthony. Maar hij had be
hoefte om deze tragi-komische bekentenis
van niets te veranderen in een belangrijk
bewijs, al had hij weinig hoop op succes.
„Hoe laat," vroeg hij met gehuichelde
onverschilligheid, „ging je de studeer
kamer binnen?"
„Ik was er in en meteen weer uit, sir.
Maar toen ik naar de trap liep, wees de
klok daar vijf minuten over elf, sir dat
herinner ik mij goed. Ik keek eigenlijk
niet, hoe laat het was, maar ik zag het en
kon het niet vergeten."
Anthony onderdrukte een zekere op
winding. „Dank je," zei hij en ging staan.
Belford sprong op. „Gaat u, sir?"
Anthony knikte.
„Maar wat wat gaat u doen doen
met mij Over wat ik vertelde?"
Anthony keek hem vriendelijk aan.
„Niets."
E.'ford's mond sperde open. „Niets!
Niets? Maar
„Wat ik bedoel, Belford, i; dit. Ik jyll
jou buiten de moeilijkheden houden. Je
hebt mij één ding verteld, dat je beken-
tenis-van-niets wat waard maakt. Je zult
later, moeten getuigen, maar dat is het
ergste, wat je zult hebben te doen, wat mij
betreft. En tob niet. En loop in 's hemels
naam niet rond, zooals je den laatsten tijd
deedt, terwijl je er uitziet als een boer, die
kiespijn heeft."
De kleine man glimlachte met zijn ge-
heele verse hromjielde gezicht. Anthony
keek hem belangstellend aan. Wanneer je
tegen hem praatte als tegen een man en
niet als tegen een slaaf, dan vondt je iets,
dat heel anders dan sluwheid was, bijna
iets beminnelijks.
Anthony gaf een bemoedigend tikje op
de smalle schouders en slenterde weg,
naar het huis toe. Hij had misschien twin
tig meter geloopen, toen hij stil stond, zich
op zijn hielen omdraaide en terug wan
delde. Belford zat weer op zijn houten
blok. Zijn gelaat in zijn handen. Anthony
keek op hem neer.
„Wat is er aan de hand?" vroeg hij.
De ander liet met een kreet zijn handen
vallen, terwijl hij overeind sprong.
„Ik ik vraag u excuus, sir. u ik."
Anthony kalmeerde hem. „Flink man,
flink. Gebruik de gelegenheid!"
Belford keek naar hem, trachtte te
spreken, wat hem niet gelukte, en liet weer
zijn hoofd hangen.
„Zooeven," zei Anthony, „vertelde je mij
er iets van dat je wanhopend bent. Wat
scheelt er aan? Geld?"
Belford knikte. „Dat hebt u mij het
goede eind, sir," stamelde hij. ,,'t Is het
is mijn vrouw, sir Is erg ziek geweest, dat
ls ze, En Ia bet nog-, Ik wou mijnheer vra
gen om mij te helpen, maar toen het er
op aankwam, kon ik niet. Daarom was ik
op het punt van te gappen, sir. Ik wou
hem vragen, 'k wou het heusch, sir, maar
ik wist, dat hij miss Hoode er over vragen
zou, en dat zou het toch hopeloos voor mij
gemaakt hebben. U moet weten, sir, de
vrouw was hier in betrekking vóór wij
trouwden en nou, sir, zij moest zij
moest hals over kop weggaan. En door
mijn schuld! U begrijpt sir onze
kleine Hij brak af, terwijl hij smee-
kend keek. „We zijn erg op elkaar ge
steld, sir," eindigde hij „en het is hard om
haar zoo ziek te zien!"
.Hoeveel heb je noodig?" Anthny greep
naar zijn portefeuille. „Hier, je zult nu wel
twintig kunnen gebruiken. En ik zal 't
morgen voor je in orde maken. Nu, in
Godsnaam, man, pak Je aan!" voegde hij
er scherp bij.
Want Belford's verschrompeld kleine
gezicht, met zijn scherpe trekken, was aan
't werk op een manier, dat 't niet was
aan te zien. Dankbaarheid is soms erger
om aan te zien dan emoties van een
minder soort.
Anthony duwde de bankbiljetten in een
slappe hand en ging haastig weg.
Belford bleef staan, waar hij achter
gelaten werd. Zijn lippen bewogen zonder
geluid De bankbiljetten knetterden in zijn
hand, terwijl de ldeine vingers ze vast
grepen Nu richtte hij zijn hoofd op en
keek in een soort v»n verdooving langs
het pad door de hoornen.
„God!" zei hij, en de beleefdheid van
de „afdeellng dienstpersoneel" was nu
heeiemaal weg. „God, wat een kerel, wat
een veïüuiveld goede SeieU'!
Anthony nam de treden van het terras
drie tegelijk Hij was in zijn nopjes. De
opgewektheid was van korten duur; vóór
hij bij het huis was, had wanhoop haar
plaats ingenomen. Bij slot van rekening
was al dat detective-spelen dwaasheid.
Immers, zoo'n dag als deze, met zijn warme
zuivere kalmte, zijn loomheid, zijn geurend
briesje was het niet een dag voor een
minnaar om aan de voeten van zijn ge
helde te liggen? Was het niet een dag voor
heete, door de zon-verwarmde kussen?
Hij schudde zichzelf door elkaar, ter
wijl hij bitter lachte. .Aanstellerige ezel!''
zei hij tegen zich zelf.
Sir Arthur kwam het huis uit. „Pracht-
dag, Gerthryn. Je bent vroeg!"
„Dat is het en dat ben ik. Ik Den ook
een der grootste detectives. Zie ik er naar
uit?"
Sir Arthur werd nieuwsgierig. „Wat be
doel Je? Heb je iets gevonden? Iets van
belang?"
Anthony knikte. „Ja, twee keer".
„Maar wat, man? Wat?"
„Nummer een: de butler lijdt aan hooi
koorts. Twee: de moord werd gepleegd zoo
dicht bij het uur van elf als ik bij u ben".
„Vervloekt, Gerthryn", zei de oudere
man. ,1k vind het niet erg netjes van je
om mij op deze manier voor den gek te
houden. Niet over deze dingen. Werkeliik
niet!"
(Wordt vervolgd), j