MOLENWIEKEN
Toen Hennie en Bennie een
nieuw, klein broertje
hadden gekregen.
ALS 'T NAJAAR IS.
VERPLEEGSTERTJE
Op zekeren dag, toen Hennie en Bennie
al eenige maanden op de groote school wa
ren, kregen ze een nieuw, heel lief klem
broertje.
„Wel, jongens, zijn jullie nu niet heel
blij?" vroeg vader, toen zij het broertje
mochten zien. „Is 't geen leuk. klein
baasje?"
Hennie noch Bennie gaven antwoord op
vaders vraag. Hennie vroeg alleen: .Boe
heet hij, vader?"
,,'t Broertje heet Willem," zei vader
„Maar we zullen hem „Wim" noemen.
Vindt jullie het geen mooien naam, dan
kunnen we hem ook .Karei" noemen. Want
hij heeft de namen Willen en Karei ge-
krft^pn
„Wilhêlmina is een veel mooiere naam,"
begon nu Bennie.
„Maar Ben. dat is een meisjesnaam!
lachte vader.
„Dat weet ik wel. vader," was het ant
woord .Maar het is, omdat we liever een
zusie hebben. Is 'tniet zoo, Hen?"
Hennie knikte heel gewichtig. „Ja vader,
we hebben véél liever een zusje. Maar
misschien kunt u het broertje nog wel
omruilenmeende hij.
„Ja vader, u weet wel, zooals toen met
die kanarie, die niet zong," begon weer
Bennie. ..Die kon niet zingen, omdat het
een vrouwtje was, zei u toen. En u liet
den vogelkoopman roe Den en die ruilde
toen het kanarie vrouwtje voor een kana
riemannetje. En dat zingt nu wel.
Vader had eerst rustig Bennie's verhaal
aangehoord. Maar daarna begon hij har
telijk te lachen en zei hij, proestende:
„Maar Ben. een kleia kindje is toch geen
kanarie
„Neen. vader, dat is 'took niet." stemde
Bennie toe. „Maar toch
Bennie, dit blijkbaar nog meer over net
ruilen wilde vertellen, hield plotseling op
omdat oma binnenkwam en ook dadelijk
begon met de vraag: „Wel, jongens, hoe
vinden jullie het nieuwe broertje? Is het
geen echt schatje?"
Ja. 't is heel lief." zei toen Hennie
„Maar toch hadden Ben en ik liever een
klein zusje gehad."
„Maar ventjelief. weet Je wel. dat zusjes
veel meer kosten dan broertjes." vertelde
oma Die kleine meisies hebben altijd
mooie jurkjes en hoedjes noodig. En in
dezen tijd nemen we natuurlijk, wat het
minst kost. begrijp je? Dit heeft de ooie
vaar nn+imriwc nok wel begrijpen, denk
ik
„Ja oma, dat denk ik ook!" riep Hennie.
„Want de vader van Jaapje Woudenberg
is zoo heel erg rijk. Die woont ln zoo'n
prachtig huls. en hij heeft twee auto's
Nou en bij Jaapje heeft de ooievaar gis
teren een zusje gebracht"
„Zie je nu wel." zei Oma. „En wat treft
het. dat het vandaag Woensdag is, jon
gens! Nu mogen jullie straks met me mee.
Eerst met de tram naar Utrecht, en daar
gaan we winkelen en daarna
daeriia
- „O, 'k weet het al. oma!" juichte Bennie.
„We gaan ergens theedrinken, hè?"
.En (man we met de tram, oma?" vroeg
Hennie.
Tk zeg niets," zei oma. Maar aan oma's
lachende oogen bemerkten de tweelingen
wel. dat het zou gebeuren, zooals op an
dere vrije middagen, als oma hen meenam
naar de stad.
De pret begon al. toen ze een uurtje
later naast oma. in de tram. langs den
praclitigen straatweg naar Utrecht reden
en daar in de .verschillende winkels wel
dra heel veel mooi speelgoed zagen. Daar
ontmoetten zii toen. in een der winkels,
hun tante Rita, die juist kleine Mies,
tante's wat erg verwen<j vijfjarig doch
tertje, dat om een nieuwé pop dwong ver
telde. dat het niet ging, om maar steeds
nieuw speelgoed voor haar te koopen.
„O kijk eens. Mlesje riep tante Rita,
zeodra zij oma met de tweelingen zag
aankomen. ..daar komt oma met Hennie
en Benn»e!M
„Tante Ri, o. we hebben een klein
broertje gekregen!" iuichten toen dadelijk
de tweelingen tegelijk.
„En 'tis o zóó heel klein, tante,"' ver
telde Hennie.
„Ja. zoo iets als die pop daar tante!"
legde Bennie haar uit.
Nauwelijks hoorde verwende Miesje het
woord „pop", of ze begon weer te zeuren:
„Toe. mammie, koopt u nu die mooie pop
voor me!"
..Miesje, hou nu toch eens op met
Vragen, om alles wat je ziet," zei toen
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Kijk, de wieken van den moten
Draaien steeds maar in het rond!
Nu eens zachter, dan wat harder.
Nooit vatt ééntje op den grond
Kunnen zij eikaar niet krijgen?
Luistert even: 't is geen spel!
Molenwieken werken ijv'rig
Zeg eens. wisten jullie 't wel?
Molenwieken draaien steeds maar.
Malen 't graan tot meel heel fijn.
Zóó moet 't worden, wil de bakker
Er tevreden over zijn.
Molenwieken werken ijv'rig.
Zorgen voor ons daag'lijksch brood,
Iedereen moet immers werken!
Iedereen? Ja. klein en groot!
(Nadruk verboden).
tante Rita op strengen toon, „Je hebt
thuis nog drie poppen, die heel mooi zijn.
Er ontbreekt zelfs nog geen arm of been
aan.... Je krijgt dus nog geen nieuwe
pop."
„Hi, hi, hi," huilde toen het kleine ver
wende Miesje. en ze wees op Bennie en
Hennie, „hi, hi. hi, zij hebben toch óók nog
hun armen en beenen, en. .ne ze kr. .kre
gen t..toch een n. nieuw br..broertje er
bij, hi, hi, hi, En ik.ik.
Miesje staakte op eens haar gedrens.
Haar groote nog betraande oogen staar
den verbaasd naar de tweelingen, die on
bedaarlijk lachten. Doch dat haar dom
heid het tweetal zoo vroolijk maakte, be
greep ze pas. toen oma. die óók heel erg
moest lachen, tot haar sprak: „Maar jou
dom, klein Meisje, Hennie en Bennie zijn
toch geen poppen
En nog beter begreep Miesje het. toen
Bennie haar vertelde, dat hij en Hennie
heelemaal niet om een broertje hadden
gevraagd.
..Hennie en ik hadden véél liever een
zusje gehad, hoor Miesje," zei hij. „Maar
nu we hebben gezien, hoe vervelend kleine
meisjes kunnen zijn en hoe flauw ze kun
nen dwingen om een pop. zooals jij doet.
neen. nu zijn we maar héél erg blij met
ons nieuw, klein broertje
„Ja, daar zijn we nu echt blij mee,
Miesje," zei nu ook Hennie.
Zoo hadden toen de tweelingen tot hun
verwend nichtje gesproken. Ze hadden
haar ook daarbij lang niet vriendelijk
aangekeken en wel zóó, dat Miesje zich
waarlijk een klein beetje begon te scha
men, naar het scheen Want ze hield op
met dwingen. Ze vroeg ook heel dien na
middag nergens meer om, zelfs niet toen
ze gezellig thee-dronken in de lunchroom.
Ja, ze vroeg toen niet eens meer om „nog
een taartje", zooals ze anders wèl deed.
En toen nu. een poosje later. Hennie en
Bennie weer met oma in de tram naar
huis reden, zei oma lachende tot haar
twee aardige kleinzoontjes:
„Lieve Hen en Ben. jullie hebt Miesje
J beslist een flink lesje gegeven. Nu hoop
ik maar. dat het geholpen heeft
„En Miesje heeft ons óók een lesje ge
geven. oma." sprak Hennie „Zij heeft ons
geleerd, blij le zijn met ons lief. klein
broertje. Neen, dat zou ik nu niet meer
willen ruilen voor een zusie!"
„Ik ook niet. oma," zei Bennie.
Zoo spraken Hennie en Bennie dien
avond óók tot hun vader. „We willen ons
lief, klein broertje niet ruilen, vader. We
zijn er vreeselijk blij mee," zeiden zij.
TANTE JOH.
(Nadruk verboden).
't Is najaar en kabouters zijn nu
In 't bosch druk, heel druk in de weer! j
Wat is het ijv'rig, 't kleine volkje:
Een streek je op, een streekje neer!
Steeds zijn hun kwastjes in beweging.
Elk heeft een verfpot naast zich staan. I
Ze schild'ren met de fraaiste kleuren
Bij 't helder licht der volle maan.
Het kleinste blaadje krijgt een beurt zelfs 1
Of dat veel werk is? Nou geducht!
Kabouters klimmen in de boomen
En schild'ren daar. hoog in de lucht I
En als wij menschenkind'ren, morgen
Gaan kijken naar het mooie bosch.
Dan zien wij bruin' en gele blaad'ren.
Die rondgestrooid zijn zelfs op 't mos!
Wat zag ik het kabouter volkje
Toch graag aan 't schild'ren. maar
helaas! I
Zoo dra het dag wordt, gaan kabouters
Met verf naar.huis, als., als een haas!
CARLA HOOG.
(Nadruk verboden).
Moes. - zegt Zus - Ik word verpleegster.
'k Vind dat mutsje toch zoo fijn!
Altijd met zoo'n aardig kapje
(Hè wat zal dat heerlijk zijn!)
Door .de ziekenzalen loopen
Met een vriendelijken lach,
Hier en daar een praatje maken.
Vroolijk zijn den heelen dag.
Lieve kind, het lijkt eenvoudig:
Lieve woordjes hier en daar.
Maar er zijn nog and're dingen,
Ernstig werk, vaak hard en zwaar!
Zieke menschen te verzorgen,
't Is een prachtig levensdoel.
Maar 't moet niet het .mutsje" weeen.
't is een kwestie van gevoel.
Zusje denkt er anders over.
Zegt: Och Moeder, 't valt wel mee.
'k Doe niets van. die nare dingen,
Ik word zuster van de thee!
R. ASSCHER—VAN DER MOLEN
(Nadruk verboden).