AAN DE JEUGD
Donderdag 12 October 1933
No. 41
DE GULZIGE HAARD.
ANEKDOTEN.
Un verband met de verhuizing van
fcj. Koopmans van Boekeren van
oosterzande naar Den Haag, ver
pijnen er deze week geen corres-
ndentie en raadsels.
Brieven kunnen zooals gewoonlijk
Irden toegezonden aan ons Bureau
I rechtstreeks naar Van Beuningen-
laat 42, Den Haag.
REDACTIE „L. D.".
Mandenlang had de haard staan slapen,
bals ieder jaar en toen hij eindelijk
Beker werd, was het al bijna November,
feve help", dacht hij verschrikt, „ik heb
vast verslapen!"
det knipperende oogen keek hij nog
goed naar den kalender, die recht
feenover hem aan den wand hing.
prempel, het was zoo! Maar nu lag het
wel een beetje aan het. weer, dat hij
laat wakker was geworden. Het was
heelemaal niet koud in October en de
nschen hadden hem dus rustig laten
jpen. omdat ze hem nog niet noodig
pden. Maar dat zou niet lang meer
Dat hadt je niet gedacht, hè?" lachte
laaiender, toen hij het verschrikte, sla-
[ige gezicht van den haard zag. „Maar
tenlijk is het wel prettig voor je, nu
je je ook niet zoo lang vervelen. Ze
pen je nu heusch gauw genoeg noodig
pben."
Dat hoop ik", zei de haard huiverend,
ant ik wil best weer eens een lekker
|rm vuurtje van binnen hebben. Ik ben
pr en door koud."
>11: ook", zei de kalender, „en de meu-
len hebben er ook al over geklaagd. We
jjben nu eiken dag de electrische kachel
P paar uur aan, maar dat geeft niet
pl hoor! Na 'n half uur is de warmte
Jer verdwenen
1,0 zoo'', knikte de kolenkit. „Dan doen
I het beter, hè? En bovendien", ver-
Igde hij eigenwijs „is een electrische
lchel veel duurder in het gebruik dan
fen, dus nu zullen wij wel eerstdaags
de beurt komen. Ik hoop maar, dat
I me gauw vullen, want ik heb zoo'n
|g gevoel in m'n maag!"
VHè ja", lachte de haard, laten ze dat
par gauw doen, dan krijg ik ten minste
k wat."
LAls je maar niet zoo gulzig bent als
fleden jaar", zei de kolenkit ontevreden,
ant toen had ik er niet veel aan, of ze
vol schepten. Nauwelijks stond ik
ast je, of jij moest weer bijgevuld en
in was ik weer leeg. Ieder jaar wil jij
|er hebben."
J>e haard hoefde niet lang te wachten,
m volgenden morgen al werd hij opzij
ichoven, want toen kwam de schoor-
«nveger- Dat vond de haard toch altijd
Plets moois, daar keek hij ieder jaar
weer met genoegen naar. Nadat de schoor
steen mooi schoon was geveegd, werd de
haard weer op zijn plaats gezet en ge
wreven met zwarte was. Zijn mica ruitjes
werden mooi schoongemaakt, toen kwa
men er wat houtjes en vuurmakers bij te
pas en daarna zorgden de lucifers ervoor
dat al gauw de eerste vlammen door de
ruitjes keken. Dat deed den haard goed!
Hij was al vrfj oud en vond de warmte
van de vlammen echt behagelijk. Intus-
schen was de kolenkit ook gevuld en naast
hem neergezet. Voorzichtig werden er
een paar schepjes kolen op de vlammen
gegooid ende haard brandde! De
meubelen kwamen heelemaal bij en keken
genoeglijk naar het vuur. dat door de
ruitjes scheen- Na 'n poosje kwam de pook
een bezoek brengen en zorgde ervoor, dat
de restjes van de vuurmakers en de hout
jes verdwenen. Nu was de haard pas hee
lemaal in zijn nopjes. „Lekker warm,
hè?" zei hij tegen de kolenkit, ,,'k Zal den
wind vragen om me nog een beetje op te
stoken, dat ik flink hard brand. Hallo
wind!" riep hij meteen „blaas eens een
beetje in den schoorsteen, ik kan best
wat harder branden!"
De wind blies met bolle wangen, tot
alle kolen gloeiden
„Nu mag ik wel weer een beetje bij
gevuld worden", zei de haard bezorgd, „an
ders brand ik leeg!"
„Dat komt, omdat je veel te hard van
stapel loopt", mopperde de kolenkit.
„Dadelijk vullen ze jou weer bij en dan
kan ik den heelen dag leeg naast je
saan. Dat is heusch zoo prettig niet,
hoor!"
De haard luisterde niet eens meer. Die
dacht alleen maar aan zichzelf en pro
beerde nu zachtjes zijn rooster heen en
weer te schudden, opdat hij nog harder
kon branden.
„Héla zeg!" riep de pook verontwaar
digd, „dat is mijn werk! Als er wat te
poken of te schudden valt, zal ik het wel
doen hoor! Bovendien heb ik net de asch
weggepookt, dus het Is heelemaal niet
noodig."
De haard werd er kribbig van. „Nou
ja", zei hij, „ik weet wel, dat het mijn
werk niet is. maar als ik er zin in heb,
doe ik 't toch!"
Gelukkig, daar kwam al iemand aan
om hem wat kolen te geven. De haard
deed zijn klep wijd open om toch vooral
zooveel mogelijk binnen te krijgen.
„Pas maar op", zei de kolenkit boos,
dadelijk ga je nog uit door al die kolen.
„On nee", zei de haard eigenzinnig,
„daar zal ik wel voo zorgen Ik zal de
menschen eens laten zien, hoe hard ik wel
kan branden, al ben ik oud. En ze zullen
ook wel merken, dat ik heel van goed-
kooper ben dan die electrische kachel..Dan
zullen ze mij in 't vervolg al vroeg in t
najaar aanmaken en die namaak-zon met
zijn electrische stralen kunnen ze dan
wel op zolder zetten.
Voorzichtig duwde de haard het schuif
je naar voren, dat de menschen zooeven
naar achteren hadden gezet. Het ging
nogal gemakkelijk. „Fijn", dacht hij, „als
ze binnenkomen, zullen ze niet weten, wat
ze zien ,zóó hard zal ik branden."
En inderdaad, toen de menschen bin
nenkwamen, wisten ze werkelijk niet, wat
ze zagenDe haard stond vuurrood
en het was in de kamer bijna niet om uit
te houden. De stoelen, die dicht bij den
haard stonden, waren gloeiend Maar als
hij dacht, dat de menschen dit prettig
vonden, dan was dat toch heusch een ver
gissing, hoor!
Ingezonden door Jo Beumer.
Tante tot Marietje: En kindlief, vertel
me nu eens. wat vind je van school het
allerprettigste?
Marietje: .De vacanties," Tante.
Ingezonden door Marietje Laterveer.
Onderwijzer: „Noem eens iets waardoor
Brussel beroemd is.
Jantje direct: „O door de spruitjes"
Ingezonden door Marietje Laterveer.
Moeder: „Foei stoute jongen, wat doe je
mij een verdriet, heb je de heele suikerpot
leeggegeten?"
Jantje (hard huilend): „Nee, nee Moe
der, niet ik de heele suikerpot, de vliegen
hebben meegeholpen."
„Goeie menschen!" riep mevrouw, ,,'t is
hier om te stikken. Kijk die haard eens
even! O... maar het schuifje staat ook
naar voren!"
„Dat heb ik straks naar achteren ge
zet", antwoordde haar man. „Ik weet het
zeker". Even voelde hij voorzichtig aan
het schuifje, dat ook al gloeiend was ..Dat
ding werkt niet goed meer", zei hij toen.
„Het is vanzelf naar voren gevallen."
„O, en die heele kolenkit is nu al opge
brand," zuchtte mevrouw. „Dat kan zou
niet- In de eerste plaats Is het veel te
gevaarlijk; stel je voor, dat het schuifje
's nachts verspringt, als er niemand bij
is! Je zou brand kunnen krijgen! En bo-
bovendien is die haard veel te duur, want
hij verbruikt zóóveel kolen! Dat komt
waarschijnlijk, doordat hij al oud is. Nèt
heb ik hem bijgevuld, of hij is weer leeg.
Maar het volgend jaar kunnen we hem
toch niet meer gebruiken, dan moesten we
maar een gashaard nemen. Misschien is
die niet zoo duur in 't branden."
De haard kon zijn ooren niet gelooven.
„Zie je", zei de kolenkit woedend, „dat
heb je nu van je gulzigheid. Nou mag je
't volgend jaar heelemaal niet meer bran
den. En als je het nu nog alleen voor
jezelf bedorven hadt, maar met mij is het
nu ook afgeloopen. Je hebt gehoord, wat
ze gezegd hebben: een gashaard! Nou, bij
een gashaard hebben ze geen kolenkit
noodig."
„En geen pook", zei de pook treurig,
„dus dan heb lk ook afgedaan."
De haard werd er stil van. „Maar
zoo heb ik het niet bedoeld", stotterde
hij, „het spijt me echt, dat alles zoo ge-
loopen is."
„Och", zuchtte de kolenkit, „ik haa
wel zooiets verwacht om Je de waarheid
te zeggen- Als je nu verder maar niet zoo
gulzig bent, misschien bedenken ze zich
dan nog. Laten we in elk geval maar goeie
vrienden blijven, zoolang we nog bij elkaar
zijn en geen ruzie maken."
„Hè ja", zei de pook, „dan hebben we
't 'nu ten minste nog gezellig, ten slotte
hebben we den heele winter nog voor ons.
„Ik zal echt m'n best doen en beginnen
met wat zachter te branden", zei de haard,
„misschien dat ze ons dan nog een Jaartje
houden."
En zoo gebeurde het ook!
RIE BEYER.
(Nadruk verboden.)