DE LEIDSCHE STERREWACHT
Herdenking van het 300-jarig bestaan.
HET PRO® TE LEIPZIG.
74ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 6 October 1933
Derde Blad
No. 22561
PLECHTIGE ZITTING VAN DEN SENAAT.
In het groot-auditorium der Univer
siteit aan het Rapenburg is hedenmiddag
in een plechtige rifting van den Senaat
het 300-Jarig bestaan der Leidsche Sterre-
wacht herdacht.
Tegenwoordig waren o. m.: de Minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen, de heer mr. H. P. Marchant. de chef
van de afdeeling Hooger Onderwijs van
het departement, mr. A. J. L van Beeck
Calkoen, de president-curator der Univer
siteit, mr. A. van de Sande Bakhuyzen en
de overige curatoren der L. U„ de secre
taris van curatoren, mr. P. J. Idenburg
de rector-magnificus prof. mr. D. v Blom.
de secretaris van den Senaat, prof. dr. W.
van der Woude en verscheidene leden van
den Senaat, vele conservatoren, privaat
docenten, lectoren en doctoren. Voorts dr.
H. van Broekhuizen, gezant der Unie van
Zuid-Afrika, Prof. Stratton uit Engeland,
le comte de la Baume Pluvinel uit Frank
rijk, prof. Silva uit Italië, dr. O. Berg-
strand, Skandinavië, dr J. H. van Oort,
Vereen. Staten van Amerika prof. E.
Bianchi namens de International Astro
nomical Union, dr. S. C. Meyering, na
mens de Nederlandsch Indische Sterren
kundige vereeniging, prof. Lauder W.
Jones namens de Rockefeller Institution.
Namens het Leidsche Sterrewachtfonds
waren aanwezig mr. G. Vissering, mr. A.
van de Sande Bakhuyzen, de heer G. Pip-
pel en prof E. M. Meyers. Het bestuur der
Koninklijke Academie van Wetenschap
pen was vertegenwoordigd door prof. dr.
J. van der Hoeve en prof B. Brouwer, de
Universiteitsraad door prof. jhr. mr. W. J
M. van Eysinga, mr. Libourel, mr. P. A.
V. Baron van Harinxma thoe Slooten, mr.
E. N. van Kleffens en mr- C. Vissering, en
de Commissie van uitvoering van het
Leidsche Universiteitsfonds door prof. dr.
J. van der Hoeve en door prof. A. J. Wen-
sinck. Namens de Historische Commissie
van de Leidsche Universiteit waren aan
wezig Prof. dr. L. Knappert en mevrouw
O. G D. IdenburgSiegenbeek van Heu-
kelom, namens het bestuur van het Ne-
derlandsche Natuurwetenschappelijk Mu
seum Ir. J. F. de Vogel, namens de Hol-
landsche Maatsch der Wetenschappen te
Haarlem, de secretaris en namens het
Teylersgenootschap te Haarlem, prof. dr.
A. D. Fokker, namens het Meteorologisch
Instituut prof. Van der Waals, en verder
kapitein Luymes en dr. C. Braak, namens
het bestuur der Bachlene-Stichting, prof.
ir. W- K. Behrens, namens de Rijkscom
missie voor graadmeting en waterpassing
dr. J. J. A. Muller en prof. Ir. Hk. J. Heu-
velink. Vertegenwoordigd was verder het
bestuur van de Ned. Astronomische Club,
de Ned. Vereen, voor weer- en sterren
kunde was vertegenwoordigd door Ir- Van
Loohulzen.
Voorts waren nog aanwezig mr. Joh. En
schede, directeur van de firma En
schede, prof, dr. A. A. Nyland, dr. J. van
van der Bilt, dr. Minnert, prof. A. Pan-
nekoek, dr. F. C. Waller, prof Schermer-
horn, Baron de Vos van Steenwijk, de
heer Weeder, dr. J. A. Vollgraff, mr. W.
Suermondt, dr. J. F. Sirks, Ir. M. C- F. J.
Cosyn, benevens het College van B. en W.
van Leiden en tal van genoodigden en be
langstellenden.
Nadat allen de voor hen bestemde zetels
in het geheel gevulde Groot-Auditorium
hadden ingenomen, betrad de rector-
magnificus, prof. mr. D. van Blom het
spreekgestoelte en sprak ongeveer als
yolgt:
Rede van den Rector-Magnificus
Prof. mr. D- van Blom.
De rector-magnificus, prof. mr. D. van
uiom, sprak ongeveer als volgt:
,nDe Leidsche Universiteit heeft het
Juu"]arig bestaan van haar Sterrenwacht
m dit najaar willen vieren met een sobere
plechtigheid en het verheugt haai', dat van
nabij en van verre de genoodigden hun
getal moest blijven binnen het bestek, dat
onze beschikbare ontvangst-ruimte toelaat
aan haar oproep gehoor hebben ge-
gevem In het bizonder verheugen wij ons
over de aanwezigheid van Z.Exc. den bui
tengewonen gezant en gevolmachtigd mi
nister der Unie van Zuid-Afrika, het land
dat ons na staat door stamverwantschap
en sterrenkundige samenwerking beide,
en over die van Z.Exc. den Minister van
Onderwijs. Kunsten en Wetenschappen.
Wij zijn ervan doordrongen, dat in deze
tijden van wereldnood, waarin ook de
wetenschap en het hooger onderwijs aan
zware teistering niet ontkomen, grootsch
en breed opgezette feesten misplaatst zijn,
zelfs bij de viering van een instelling, die
niet heel veel korter das dea feestaaas-
duur enzer Universiteit zelve tot haar roem
heeft bijgedragen en heden ten dage, bin
nen en buiten onze landsgrenzen, voort
gaat dit te doen.
Maar wij zijn er evenzeer van overtuigd,
dat juist in zulke tijden een herdenkings
plechtigheid als die van heden niet enkel
geoorloofd, maar dure plicht is. Wij be
tuigen hiermee ons voornemen, vast te
houden aan ons geestelijk erfgoed en het,
vermeerderd en versterkt naar de volle
maat van ons geestelijk kunnen, over te
dragen aan de Leidsche Universiteit der
toekomst.
Over de geschiedenis der Leidsche Ster
renwacht behoef ik niet te spreken. Dit
is, juist te dezer gelegenheid, in ge
schrifte geschied door den meest bevoegde
uit ons midden. Wie uwer van De Sitter's
kort geschiedverhaal kennis zullen nemen,
zij zullen lezen van een zich gestadig, zij
het wat onregelmatig, doorzettenden groei.
En hierin zal voor velen onzer een blijde
verrassing schuilen. Want al diegenen
onder ons, die vreemd staan tegenover de
sterrenkunde, weten bij gerucht toch dit
ervan: dat zij rekent met tijdseenheden
van geheel andere afmeting dan de jaren
en eeuwen, waarmee wij. die ook in ons
denken tot den beganen grond ons plegen
te beperken, vertrouwd zijn. Wat beteekent
dan voor een astronoom driehonderd jaar?
Voor de ontwikkeling van een astrono
misch instituut beteekent het toch blijk
baar veel! Deze drie eeuwen hebben hier
rijke en rijpe vrucht gedragen.
Een ding echter zult gij vergeefs in dit
boekje zoeken en op deze leemte meen ik
te moeten wijzen zonder zelfs te mogen
trachten ze aan te vullen: het aandeel in
de jongste ontwikkeling van onze Sterren
wacht en van al wat van haar uitstraalt,
dat voor rekening komt en nog lang
moge komen van den man, wien ik
thans verzoek, het woord van mij over te
nemen, onzen ambtgenoot De Sitter.
Rede van prof. dr. de Sitter.
Excellenties, M. H. Curatoren, Hoog
leeraren, en gij allen die hier tegenwoordig
zijt,
Uwe aanwezigheid in zoo grooten getale
bij deze viering van het 300-jarig bestaan
der Sterrewacht waardeer ik ten zeerste.
Of het de 300 jaren zijn die U gelokt heb
ben of de Sterrewacht, belangstelling in de
geschiedenis of in de sterrekunde. waag ik
niet te beslissen. Beide beweegredenen zijn
loffelijk.
Dat Uwe Excellentie, de Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
persoonlijk hier aanwezig is, stel ik op bij
zonder hoogen prijs. Toen negen jaar ge
leden de gereorganiseerde sterrewacht
plechtig geopend werd door Uwer Excel
lenties tcenmalïgen voorganger mocht ik
Prof. dr. de Sitter.
er op wijzen dat een der eerste bewinds
daden van Nederlands eersten Minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen was geweest het goedkeuren, in 1918,
van de plannen voor die reorganisatie.
Thans weder is een der eerste aangelegen
heden, waarvoor Uwe Excellentie enkele
oogenblikken heeft kunnen onttrekken
aan Hare drukke bezigheden in het begin
harer ambtstermijn, een bezoek aan de
Leidsche Universiteit en aan de Sterre
wacht. Dat bewijs van Uwer Excellenties
actieve belangstelling in deze beide instel
lingen van wetenschap is ons allen, en den
directeur der Sterrewacht in het bijzon
der. een groote voldoening. De wetenschap
immers, en ik bedoel hier niet de toege
paste wetenschap, maar juist de meest
abstracte, waarvan de sterrekunde wel het
zuiverste type is, is een integreerend be
standdeel van de cultuur, en de rol die zij
in de volkshuishouding speelt, al moge zij
dan niet zoo in het oog loopen als die der
technische toepassingen, is zeer belangrijk
en fundamenteel. Elk symptoom dat er op
wijst dat de Hooge Regeering van de be-
teekenis der wetenschap is doordrongen, is
daarom reden tot verheugenis.
Met buitengewone vreugde verwelkom ik
hier ook Zijne Excellentie den Gezant der
Unie van Zuid-Afrika. De nauwe betrek
kingen die de Sterrewacht met Zuid-
Afrika onderhoudt, en de groote verplich
tingen die zij aan de Regeering der Unie
heeft, hebben er toe geleid dat Uwer Excel
lenties voorganger, de beminnelijke en diep
betreurde heer de Villiers, hier een dik
wijls en gaarne geziene gast was. Ik vlij
mij met de hoop dat ook Uwe Excellentie
ons in de gelegenheid zal ste'len een even
aangenaam verkeer te onderhouden.
Dat ik de aanwezigheid van het bestuur
van ons hoogste nationale wetenschappe
lijke lichaam, de Koninklijke Akademie
van Wetenschappen, op hoogen prijs stel,
behoef ik wel nauwelijks nog te zeggen
Ook U, M. H. vertegenwoordigers van het
Bestuur onzer gemeente, en U, Mijne Hee-
ren bestuurders van het Universiteits
fonds, van het Leidsch Sterrewachtfonds,
vertegenwoordigers van de Hollandsche
Maatschappij en Teylers Genootschap, de
Nederlandsche Astronomen Club, Neder-
landsche Vereeniging voor Weer- en
Sterrekunde, en nog vele andere weten
schappelijke organisaties en instellingen,
en verder gij die door persoonlijke of
wetenschappelijke banden aan de Sterre
wacht verbonden zijt of geweest zijt, U
allen heet ik hier hartelijk welkom. Gij
zult mij vergeven dat ik U niet ieder af
zonderlijk toe kan spreken, maar moet
volstaan met U aldus collectief de verze
kering te geven dat Uwe aanwezigheid hier
op dezen dag ten zeerste gewaardeerd
wordt.
Vervolgens heette spr. in het Engelsch
welkom o.a. afgevaardigden van de „Inter
national Astronomical Union, die de ge-
heele wereld omvat, den president van de
oudste astronomische vereeniging van de
wereld, de R.A.S. en den vice-president van
een der jongste, de Ned. Ind. Sterrekundige
j Vereeniging, evenals den Europeeschen
directeur van de Rockefeller-stichting enz.
I Spr. wilde ditmaal niet de sterrewacht
en hare geschiedenis bespreken en ver
vees daarvoor naar het boekje, dat de
firma Enschedé in keurige verzorging bij
deze gelegenheid heeft uitgegeven. De
Leidsche Sterrewacht heeft eigenlijk twee
stichters gehad. Golius in 1633 en Kaiser
in 1861. Spr stelde zich voor éen vluch
tige vergelijking te maken van deze beide
epoques met den tegenwoordigen tijd. Hij
stelde zich hierbij op het standpunt van
de wetenschap van heden en wilde vanaf
dat standpunt terugzien naar 't verleden
Dan komen de groote verschillen tusschen
toen en nu wel in een zeer sterk licht te
staan aldus spr. Onze tijd is gekenmerkt
door de groote gemakkelijkheid van 't ver
keer Telegraaf en vliegpost hebben de we
reld veel kleiner gemaakt. Wij hebben onze
internationale organisaties, onze tijd
schriften, en hoezeer ook buiten de we-
tenstap staande invloeden tegenwoordig
het verkeer trachten te belemmeren, wij
beoefenaren der wetenschap voelen ons in
steeds toenemende mate als leden van
één wereldomvattende broederschap. In de
zeventiende eeuw was dat anders. Zij was
sterker internationaal dan de twintigste
in dit opzicht dat het wetenschappelijk
verkeer veel onafhankelijker was van po
litieke invloeden, maar door het gebrek
aan tijdschriften en door de langzaam
heid der communicatie stond leder af
zonderlijk werker veel meer op op zich
zelf dan thans, en droeg het internatio
naal verkeer een veel persoonlijker karak
ter en ging grootendels per brief. Men
had toen de tijd om bieven te schrijven
en zelfs te lezen en te beantwoorden. Het
epoque van de tweede stichting, 1860, Is in
dit opzicht intermediair tusschen de ze
ventiende eeuw en thans. Tijdschriften
waren er nog maar weinige, het ging nog
veel meer per brief dan thans. De we
tenschappelijke internationale organisa
ties, die wij thans kennen, begonnen juist
omstreeks dien tijd pas op te komen.
Beschouwen wij de praktijk van het we
tenschappelijk werk, dan zijn de verschil
len zoo mogelijk nog grooter. Wij leven
om zoo te zeggen tegenwoordig van de
photographic. Wij kunnnen ons de sterre
kunde niet meer voorstellen zonder haar.
Toch is de ontwikkeling van de toepas
sing der photografie op sterrekundige
waarnemingen zeer langzaam en geleide
lijk geweest: in 1861 was de photographie
van den hemel nog nauwelijks begonnen,
hoewel de oudste photographie van een
ster reeds meer dan 10 jaren eerder was
genomen. Van systematisch photografisch
onderzoek droomde reeds een enkele
phantast. maar het zou nog een kwart
eeuw duren voordat de praktische uit
voerbaarheid er van op groote schaal alge
meen ingezien en nagestreefd werd. De
tweede groote omwenteling in het aspect
der wetenschap is teweeggebracht door
de spectroscopie, en ook hiervan ligt de
oorsprong ongeveer in denzelfden tijd. In
1859 legden Kirchhoff en Bunsen de
grondslagen der spectraal-analyse, in 1863
publiceerde Secchi zijn eerste Massifi
catie van de spectra der sterren.
De „nieuwe astronomie" werd in dien
tijd geboren. Eerst de spectroscoop heeft
de laatste resten doen verdwijnen die er
nog rondspookten van het uit de oudheid
en de scholastiek overgebleven geloof in
een principieel verschil tusschen het ver
gankelijke ondermaansche, en het onver
gankelijke, goddelijke bovenmaansche of
hemelsche, en het begrip gebracht, of ten
minste bevestigd, van de essentieele een
heid van het heelal.
De ontwikkeling der wetenschap is gelei
delijk. Het is dikwijls niet mogelijk het
juiste oogenblik Wan de eerste bewustwor
ding van nieuwe denkbeelden vast te leg
gen. Toch is ook de geschiedenis der we
tenschap evenals de algemeene geschiede
nis in bepaalde tijdperken in te deelen, al
zijn zij niet nauwkeurig af te bakenen,
evenmin als. naar ik meen, de historici b.v.
precies kunnen zeggen op welken dag de
middeleeuwen eindigden en de nieuwe ge
schiedenis begon.
Ik zou dan de geschiedenis der astrono
mie, aldus vervolgde spr. willen indeelen in
4 tijdvakken. Het eerste, waartoe de Baby
lonische, Egyptische en oudste Grieksche
wetenschap behooren, bereikte zijn hoogte
punt in Aristoteles en diens onmiddellijke
navolgers. Het tweede, dat wij misschien
het best kunnen karakteriseeren als het
Ptolemaeische, begint met Hipparchus en
eindigt met Copernicus. Het derde tijdvak,
dat ik naar den man in wiens werk hst
culmineerde het Newtonlaansche I'll wil
len noemen, begint echter reeds een eeuw
vóór Newton met Tycho, Kepler en Galilei.
En het vierde, de moderne astronomie,
wordt, zooals wij zagen, omstreeks I860 in
geleid door de invoering der photographie
en spectroscopie en is naar allen schijn nog
tegenwoordig in zijn eerste stadium van
opgaande ontwikkeling.
Het jaar van de stichting der Leidsche
Sterrewacht, 1633, valt midden in de over
gangstijd van het tweede naar het derde
tijdperk. Het is het jaar van het proces van
Galilei. Kepler was ruim een jaar geleden
gestorven (15 Nov. 1631), Huygens was een
knaapje van vier jaren. Newton nog niet
geboren. Het Novum Organon van Baco
van Verulam was in 1620 gepubliceerd, het
Discours sur la méthode van Descartes
(tijdgenoot van onzen Golius, in hetzelfde
jaar geboren) zou eerst in 1637 verschij
nen. Een goeden kijk op den stand der
wetenschap krijgt men uit de lijst van stu
dieboeken den jongen Huygens in 1645 door
zijn leeraar Stampioen de Jonge voorge
legd. Uitvoerig bleef spr. hierbij stilstaan.
Het vervangen van autoriteitsgeloof door
eigen onderzoek, van boekenstudie door
„zelfs practiseeren", speciaal ook e x p e-
rimenteeren, is het karakteristieke
kenmerk dat het nieuwe tijdvak onder
scheidt van het voorafgaande De uitvin
ding van de kijkers in 1608. waardoor, het
eerst door de vele waarnemingen van
Galilei, het aantal en de aard der bekende
gegevens betreffende het heelal plotseling
op ongekende wijze uitgebreid werden.
een der belangrijkste momenten, misschien
wel het belangrijkste in de zich voltrek
kende evolutie der denkbeelden Ik kan
niet nalaten even tusschen haakjes te wij
zen op het opmerkelijke feit dat in alle
discussies omtrent den persoon wien de
eer van deze uitvinding toekomt bijna
nooit de naam wordt vermeld van den uit
vinder van den astronomischen kijker,
Kepler, die toch van alle min of meer on
afhankelijke makers van kijkers verreweg
het beste theoretische inzicht In het opti
sche probleem had.
Het scherpe licht dat door Galilei's
strijd met de Kerk, zijn dialoog over de
beide wereldstelsols van 1632 en zijn pro
ces en veroordeeling in 1633. is geworpen
op de tegenstelling tusschen het Coperni-
caansche en het Ptolemaeische systeem
heeft er toe geleid dat deze tegenstelling
ais essentieel en typeerend voor het ver
schil tusschen de oude en de nieuwe
wereldbeschouwing opgevat werd, en dik
wijls nog wordt. Ten onrechte. De men-
schetljke geest is een zeer gecompliceerd
mechanisme, de wijze waarop hij werkt
kan zeer inconsequent zijn en dikwijls in
uiterlijke formeele dingen tegenstrijdig
met zijn innerlijken aard. Het verschil
tusschen Copernicanisme en Ptolemaeisme
behoort tot de uiterlijkheden. Zoo kan het
gebeuren dat driekwart eeuw na het ver
schijnen van het boek van Copernicus de
1 groote Snellius, niettegenstaande zijn nei
ging om zijn gepubliceerde werken met
klassieke vlag te tooien (Apollonius Bata-
I vus, Eratosthenes Batavus. Tiphys Bata-
vus), een der modernste geesten van zijn
tijd, in de essentieele inhoud van zijn werk
overvloeiend van oorspronkelijkheid en
geheel los van alle traditie, dat zelfs een
man als Snellius overtuigd aanhanger van
Ptolemaeus is, terwijl een figuur van den
tweeden rang als Lansbergen, een zeer
verdienstelijk, ijverig en consciëntieus wer
ker. maar zonder originaliteit, de Coperni-
caansche leer verkondigt.
In dezen tijd dan is de Sterrewacht ge
sticht. Haar stichter Golius was leerling
van Snellius. maar hij was een man van
i gansch anderen geestes-aanleg. Een uiter-
mate levendige, versatile, zelfs avontuur-
lijke geest, maar meer humanist dan
natuuronderzoeker, gedreven door dorst
1 naar kennis en inzicht, niet in de wonder
baarlijke mysteriën der natuur, maar in
de wetenschap als product van de men-
1 schelijke beschaving. Oorspronkelijk ma
thematicus en astronoom, werd hij tot de
studie van het Arabisch gebracht door het
I verlangen Apollonius te kunnen lezen in
een betere dan de overgeleverde Grieksche
text, en in dre studie vond hij zijn eigen-
i lijke levensroej ing. Op zijn nieuwe sterre-
j wacht heeft hij zoo nu en dan weerne-
1 mingen gedaan van maaneclipsen, kometen
en planeten, en die waarnemingen schijnen
van goede qualitelt geweest te zijn, maar
naar de door de nieuwe kijkers geopen-
I baarde wonderen taalde hij met
De stichting van de sterrewacht door
Golius was niet, zooals in het geval van
den tweeden stichter Kaiser, de bekro-
ning van een levenslang streven, maar
meer een opwelling, een concessie aan een
1 reeds vrijwel uitgedoofde jeugdliefde, de
astronomie. Evenwel, hij heeft de sterre
wacht gesticht, en zij bestaat nog.
i De tijd ontbreekt om dieper op de be-
j schouwing der zeventiende-eeuwsche we-
tenschap in te gaan. Plaatste ik mij eerst
op het tegenwoordige standpunt, terug
blikkend naar het verleden bij het op
maken van de balans en de vergelijking
van het epoque van Golius met den te
genwoordigen tijd, 1633 met 1933, stel ik
mij nu op het historische standpunt, van
j het verleden naar de toekomst ziende Dan
j vinden wij een groote gelijkenis der beide
I epoques. In beide een snelle ontwikkeling
I der wetenschap, beginnend met een over
stelpend nieuw waarnemingsmateriaal,
toen door de uitvinding der kijkers, thans
door de photographie en spectroscopie. In
beide, gelijktijdig met en na deze phase
van vergaring van nieuwe gegevens een
rijk opbloeien van nieuwe theorieën, een
geheel" breken met overgeleverde ziens
wijzen. Tegen het eind van de zeventiende
eeuw, vijftig jaren na het tijdstip dat wij
beschouwen, zien wij een consolideering
door Newton der nieuwe theoriën in een
systeem, waardoor zij van revolutionair
orthodox worden. Onze tijd is daar nog
niet aan toe. Onzen Kepler. Galilei, Des
cartes, Huygens, hebben wij gehad en nog
in ons midden, den Newton van het
nieuwe tijdvak hebben wij nog te wachten.
Dat een consolldeering en samenvat
ting der thans zoo wild en ongebonden
schijnende verschillende strevingen zal
komen als de tijd er rijp voor is, daar
van kunnen wij zeker zijn. aldus besloot
spr., want de wetenschap is eeuwig.
Vervolgens nam de Minister van Onder
wijs. Kunsten en Wetenschappen het
woord waarna de president-curator der
Leidsche Universiteit mr. A. van de Sande
Bakhuyzen een rede uitsprak Namens de
buitenlandsche gasten bracht prof. Strat
ton uit Cambridge de gelukwenschen over.
Na afloop der plechtigheid werd in het
gebouw van de Sterrewacht een drukbe
zochte receptie gehouden.
RECLAME.
VROUWENZORGEN
Slechte teint rheumatiek te dik
altijd moe.
Indien deze vrouw voor elke klacht een
apart middel genomen had, zou zij het erg
druk hebben gehad. En de lange tijd die
noodig zou zijn geweest, om voor dit alles
een kuur te doen.
Neen, ze nam maar één middel, en na
zes weken zag zij alle klachten al ver
dwijnen. De eenvoudige verklaring is, dat
al haar klachten voortkwamen uit één
zelfde oorzaak. Zij schrijft:
„Sinds ik zes weken geleden Kruschen
begon te nemen, is mijn gezondheid hard
vooruitgegaan. Mijn teint, die er onfrisch
uitzag, is nu helder en gezond geworden,
i Mijn rheumatiek is bijna verdwenen. Twee
I maanden geleden was miin gewicht 138
pond en gisteren woog ik op dezelfde weeg
schaal 128 pond. Deze gewichtsverminde
ring heeft me wonderlijk veel goed gedaan,
want ik voel me niet half zoo moe meer
tegenwoordig en ik kan beter werken dan
ik in maanden deed. Daarom zou ik Kru
schen nooit meer willen missen."
Mej. A. L. R.
Zoovele kwalen, waarover de menschen
klagen vanaf ..niet lekker voelen" tot
acute rheumatiek kunnen veelal wor
den teruggebracht tot één grond-oorzaak
traagheid der inwendige organen. Er Is
één zekere, veilige weg om Uw organen
regelmatig aan 't werk te houden de
kleine dagelijksche dosis" Kruschen Salts.
Kruschen is een wetenschappelijke combi
natie van zes minerale zouten, die Uw
afvoerorganen aansporen tot betere wer
king en aldus alle afvalstoffen wegruimen,
die Uw organisme verstoppen en het bloed
onzuiver maken. Kruschen heeft een zul-
verenden en versterkenden invloed od den
bloedcomloop zondat het elke vez°l van
Uw lichaam doorstroomt met tintelenden
levenslust 8477
Kruschen Salts is uitsluitend verkrijg
baar bij alle apothekers en drogisten
a f. 0.90 en f.160 per flacon. Stralende
gezondheid voor één cent. per dag.
Let op dat op het etiket op de flesch,
zoowel als on de buitenverpakking de naam
Rowntree Handels Maatschappij Amster
dam voorkomt.
NOG STEEDS VERHOOR VAN TORGLER.
De president doet verder navraag naar
de bewering, dat op den avond voor den
brand in de fractie van de K.P D. in den
rijksdag groote drukte heerschte.
j Torgler ontkent dit beslist,
i Bij het verdere verhoor deelt Torgler nog
mede, hoe hij 's avonds om 10 uur in het
café Aschinger van een kellner vernam,
dat het rijksdaggebouw in brand stond. Hij
is er toen met Koenen heengegaan. Hij had
naar den brand gekeken en geconstateerd,
dat dc lokalen van de K P D. geen schade
konden oplooDen. Tegen kwart voor 12 had
hij het lokaal van Stawitzki opgezocht op
den Alexanderplatz, waar hij Koenen,
Kühne, Wundersee en Sucker had aange-
troffen. Misschien was ook O.ssietzky er bij
geweest, een man, die allesbehalve een
I communist is. Met groote aandacht volgt
men de opmerkingen van den president,
1 die de verschillende getuigenverklaringen
I aanhaalt, volgens welke de bij Stawitzki
aanwezige communisten veel met elkaar
gefluisterd en talrijke telefoongesprekken
hebben gevoerd.
Wundersee en Sucher, die chauffeurs-
i kleeding aan hadden brachten klaarblijke-
lijk verscheidene malen met een motor-
fiets boodschappen over
Torgler verklaarde hierover dat in het
I lokaal niets bijzonders was te merken Wij
waren natuurlijk zeer opgewonden over
den brand. Wat de talrijke telefoonge-
snrekken betreft antwoordde Torgler. dat
hij vergeefs heeft geprobeerd geheimrat
Galle te bereiken, doch slechts diens echt-
genoote heeft aangetroffen, die hem eeni-
ge mededeelingen over den brand deed.
Toreier is toen naar zijn tafel teruggekeerd
en las daar de berichten over zijn z g. op
j de vlucht verlaten van het riiksdaggebouw.
Men was het er over eens hier met ten-
densberichten te doen hebben, die bedoeld
waren om de K.P.D. de schuld van den
brand in de schoenen te schuiven. Hierna
werd een half uur gepauzeerd
Zoowel dr. Sack als dr. Werner protes
teeren tegen verdachtmakingen, welke het
in het buitenland gepubliceerde Bruinboek
zou bevatten.
Dr Seiffert verklaart van het comité van
verdediging uit het buitenland een schrij
ven te hebben ontvangen, waarin wordt
aanbevolen beklaagde v. d Lubbe door
twee Zwitsersche deskundigen te laten on
derzoeken. Spreker acht het beneden de
waardigheid van een Duitschen advocaat
naar Parijs antwoord te geven aan een
comité. Hij zou dan ook geen antwoord
geven.
Na een korte pauze verzoekt beklaagde
Dimitrof het woord Dit wordt hem niet
toegestaan. Wanneer Dimitrof protesteert,
maakt de voorzitter dezen beklaagde er op
attent, dat hij moet zwijgen
Torgler verklaart Dimitrof voor de eer
ste maal te Leipzig te hebben gezien. Hij
heeft nimmer met hem of met iemand die
op hem gelijkt bij de fractiebureaux der
K P D. gestaan.
Dimitrof verklaart in antwoord op vra
gen. eveneens, dat hij Torgler voor den
eersten keer te Leipzig heeft gezien. Tij
dens het voor-onderzoek is hij niet met
Torgler geconfronteerd. Hij is maar een
maal in het rijksdaggebouw geweest en
dat was in 1921.
Torgler verklaart uit de bladen kennis
te hebben genomen van het bestaan der
Bulgaarsche verdachten.
De vroegere communist Kunzack ver
klaart. dat in 1925 te Dusseldorf een bij
eenkomst van communisten heeft plaats
gehad, waarin de vorming van terroristi
sche groepen is besproken. V. d. Lubbe zou
deze bijeenkomst hebben bijgewoond
V. d. Lubbe ontkent in 1925 te Dussel
dorf te zijn geweest. Hij is maar eenmaal
te Dusseldorf geweest en dat was in 1933.
Kij kent Kunzack niet.
Torgler maakt er op opmerkzaam, dat v.
d. Lubbe in 1925 nog maar 16 jaren oud
was.
De zitting wordt daarop verdaagd tot
lieden.