DE LEIDSCHE STERREWACHT Herdenking van het 300-jarig bestaan. HET PRO® TE LEIPZIG. 74ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 6 October 1933 Derde Blad No. 22561 PLECHTIGE ZITTING VAN DEN SENAAT. In het groot-auditorium der Univer siteit aan het Rapenburg is hedenmiddag in een plechtige rifting van den Senaat het 300-Jarig bestaan der Leidsche Sterre- wacht herdacht. Tegenwoordig waren o. m.: de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen, de heer mr. H. P. Marchant. de chef van de afdeeling Hooger Onderwijs van het departement, mr. A. J. L van Beeck Calkoen, de president-curator der Univer siteit, mr. A. van de Sande Bakhuyzen en de overige curatoren der L. U„ de secre taris van curatoren, mr. P. J. Idenburg de rector-magnificus prof. mr. D. v Blom. de secretaris van den Senaat, prof. dr. W. van der Woude en verscheidene leden van den Senaat, vele conservatoren, privaat docenten, lectoren en doctoren. Voorts dr. H. van Broekhuizen, gezant der Unie van Zuid-Afrika, Prof. Stratton uit Engeland, le comte de la Baume Pluvinel uit Frank rijk, prof. Silva uit Italië, dr. O. Berg- strand, Skandinavië, dr J. H. van Oort, Vereen. Staten van Amerika prof. E. Bianchi namens de International Astro nomical Union, dr. S. C. Meyering, na mens de Nederlandsch Indische Sterren kundige vereeniging, prof. Lauder W. Jones namens de Rockefeller Institution. Namens het Leidsche Sterrewachtfonds waren aanwezig mr. G. Vissering, mr. A. van de Sande Bakhuyzen, de heer G. Pip- pel en prof E. M. Meyers. Het bestuur der Koninklijke Academie van Wetenschap pen was vertegenwoordigd door prof. dr. J. van der Hoeve en prof B. Brouwer, de Universiteitsraad door prof. jhr. mr. W. J M. van Eysinga, mr. Libourel, mr. P. A. V. Baron van Harinxma thoe Slooten, mr. E. N. van Kleffens en mr- C. Vissering, en de Commissie van uitvoering van het Leidsche Universiteitsfonds door prof. dr. J. van der Hoeve en door prof. A. J. Wen- sinck. Namens de Historische Commissie van de Leidsche Universiteit waren aan wezig Prof. dr. L. Knappert en mevrouw O. G D. IdenburgSiegenbeek van Heu- kelom, namens het bestuur van het Ne- derlandsche Natuurwetenschappelijk Mu seum Ir. J. F. de Vogel, namens de Hol- landsche Maatsch der Wetenschappen te Haarlem, de secretaris en namens het Teylersgenootschap te Haarlem, prof. dr. A. D. Fokker, namens het Meteorologisch Instituut prof. Van der Waals, en verder kapitein Luymes en dr. C. Braak, namens het bestuur der Bachlene-Stichting, prof. ir. W- K. Behrens, namens de Rijkscom missie voor graadmeting en waterpassing dr. J. J. A. Muller en prof. Ir. Hk. J. Heu- velink. Vertegenwoordigd was verder het bestuur van de Ned. Astronomische Club, de Ned. Vereen, voor weer- en sterren kunde was vertegenwoordigd door Ir- Van Loohulzen. Voorts waren nog aanwezig mr. Joh. En schede, directeur van de firma En schede, prof, dr. A. A. Nyland, dr. J. van van der Bilt, dr. Minnert, prof. A. Pan- nekoek, dr. F. C. Waller, prof Schermer- horn, Baron de Vos van Steenwijk, de heer Weeder, dr. J. A. Vollgraff, mr. W. Suermondt, dr. J. F. Sirks, Ir. M. C- F. J. Cosyn, benevens het College van B. en W. van Leiden en tal van genoodigden en be langstellenden. Nadat allen de voor hen bestemde zetels in het geheel gevulde Groot-Auditorium hadden ingenomen, betrad de rector- magnificus, prof. mr. D. van Blom het spreekgestoelte en sprak ongeveer als yolgt: Rede van den Rector-Magnificus Prof. mr. D- van Blom. De rector-magnificus, prof. mr. D. van uiom, sprak ongeveer als volgt: ,nDe Leidsche Universiteit heeft het Juu"]arig bestaan van haar Sterrenwacht m dit najaar willen vieren met een sobere plechtigheid en het verheugt haai', dat van nabij en van verre de genoodigden hun getal moest blijven binnen het bestek, dat onze beschikbare ontvangst-ruimte toelaat aan haar oproep gehoor hebben ge- gevem In het bizonder verheugen wij ons over de aanwezigheid van Z.Exc. den bui tengewonen gezant en gevolmachtigd mi nister der Unie van Zuid-Afrika, het land dat ons na staat door stamverwantschap en sterrenkundige samenwerking beide, en over die van Z.Exc. den Minister van Onderwijs. Kunsten en Wetenschappen. Wij zijn ervan doordrongen, dat in deze tijden van wereldnood, waarin ook de wetenschap en het hooger onderwijs aan zware teistering niet ontkomen, grootsch en breed opgezette feesten misplaatst zijn, zelfs bij de viering van een instelling, die niet heel veel korter das dea feestaaas- duur enzer Universiteit zelve tot haar roem heeft bijgedragen en heden ten dage, bin nen en buiten onze landsgrenzen, voort gaat dit te doen. Maar wij zijn er evenzeer van overtuigd, dat juist in zulke tijden een herdenkings plechtigheid als die van heden niet enkel geoorloofd, maar dure plicht is. Wij be tuigen hiermee ons voornemen, vast te houden aan ons geestelijk erfgoed en het, vermeerderd en versterkt naar de volle maat van ons geestelijk kunnen, over te dragen aan de Leidsche Universiteit der toekomst. Over de geschiedenis der Leidsche Ster renwacht behoef ik niet te spreken. Dit is, juist te dezer gelegenheid, in ge schrifte geschied door den meest bevoegde uit ons midden. Wie uwer van De Sitter's kort geschiedverhaal kennis zullen nemen, zij zullen lezen van een zich gestadig, zij het wat onregelmatig, doorzettenden groei. En hierin zal voor velen onzer een blijde verrassing schuilen. Want al diegenen onder ons, die vreemd staan tegenover de sterrenkunde, weten bij gerucht toch dit ervan: dat zij rekent met tijdseenheden van geheel andere afmeting dan de jaren en eeuwen, waarmee wij. die ook in ons denken tot den beganen grond ons plegen te beperken, vertrouwd zijn. Wat beteekent dan voor een astronoom driehonderd jaar? Voor de ontwikkeling van een astrono misch instituut beteekent het toch blijk baar veel! Deze drie eeuwen hebben hier rijke en rijpe vrucht gedragen. Een ding echter zult gij vergeefs in dit boekje zoeken en op deze leemte meen ik te moeten wijzen zonder zelfs te mogen trachten ze aan te vullen: het aandeel in de jongste ontwikkeling van onze Sterren wacht en van al wat van haar uitstraalt, dat voor rekening komt en nog lang moge komen van den man, wien ik thans verzoek, het woord van mij over te nemen, onzen ambtgenoot De Sitter. Rede van prof. dr. de Sitter. Excellenties, M. H. Curatoren, Hoog leeraren, en gij allen die hier tegenwoordig zijt, Uwe aanwezigheid in zoo grooten getale bij deze viering van het 300-jarig bestaan der Sterrewacht waardeer ik ten zeerste. Of het de 300 jaren zijn die U gelokt heb ben of de Sterrewacht, belangstelling in de geschiedenis of in de sterrekunde. waag ik niet te beslissen. Beide beweegredenen zijn loffelijk. Dat Uwe Excellentie, de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, persoonlijk hier aanwezig is, stel ik op bij zonder hoogen prijs. Toen negen jaar ge leden de gereorganiseerde sterrewacht plechtig geopend werd door Uwer Excel lenties tcenmalïgen voorganger mocht ik Prof. dr. de Sitter. er op wijzen dat een der eerste bewinds daden van Nederlands eersten Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen was geweest het goedkeuren, in 1918, van de plannen voor die reorganisatie. Thans weder is een der eerste aangelegen heden, waarvoor Uwe Excellentie enkele oogenblikken heeft kunnen onttrekken aan Hare drukke bezigheden in het begin harer ambtstermijn, een bezoek aan de Leidsche Universiteit en aan de Sterre wacht. Dat bewijs van Uwer Excellenties actieve belangstelling in deze beide instel lingen van wetenschap is ons allen, en den directeur der Sterrewacht in het bijzon der. een groote voldoening. De wetenschap immers, en ik bedoel hier niet de toege paste wetenschap, maar juist de meest abstracte, waarvan de sterrekunde wel het zuiverste type is, is een integreerend be standdeel van de cultuur, en de rol die zij in de volkshuishouding speelt, al moge zij dan niet zoo in het oog loopen als die der technische toepassingen, is zeer belangrijk en fundamenteel. Elk symptoom dat er op wijst dat de Hooge Regeering van de be- teekenis der wetenschap is doordrongen, is daarom reden tot verheugenis. Met buitengewone vreugde verwelkom ik hier ook Zijne Excellentie den Gezant der Unie van Zuid-Afrika. De nauwe betrek kingen die de Sterrewacht met Zuid- Afrika onderhoudt, en de groote verplich tingen die zij aan de Regeering der Unie heeft, hebben er toe geleid dat Uwer Excel lenties voorganger, de beminnelijke en diep betreurde heer de Villiers, hier een dik wijls en gaarne geziene gast was. Ik vlij mij met de hoop dat ook Uwe Excellentie ons in de gelegenheid zal ste'len een even aangenaam verkeer te onderhouden. Dat ik de aanwezigheid van het bestuur van ons hoogste nationale wetenschappe lijke lichaam, de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, op hoogen prijs stel, behoef ik wel nauwelijks nog te zeggen Ook U, M. H. vertegenwoordigers van het Bestuur onzer gemeente, en U, Mijne Hee- ren bestuurders van het Universiteits fonds, van het Leidsch Sterrewachtfonds, vertegenwoordigers van de Hollandsche Maatschappij en Teylers Genootschap, de Nederlandsche Astronomen Club, Neder- landsche Vereeniging voor Weer- en Sterrekunde, en nog vele andere weten schappelijke organisaties en instellingen, en verder gij die door persoonlijke of wetenschappelijke banden aan de Sterre wacht verbonden zijt of geweest zijt, U allen heet ik hier hartelijk welkom. Gij zult mij vergeven dat ik U niet ieder af zonderlijk toe kan spreken, maar moet volstaan met U aldus collectief de verze kering te geven dat Uwe aanwezigheid hier op dezen dag ten zeerste gewaardeerd wordt. Vervolgens heette spr. in het Engelsch welkom o.a. afgevaardigden van de „Inter national Astronomical Union, die de ge- heele wereld omvat, den president van de oudste astronomische vereeniging van de wereld, de R.A.S. en den vice-president van een der jongste, de Ned. Ind. Sterrekundige j Vereeniging, evenals den Europeeschen directeur van de Rockefeller-stichting enz. I Spr. wilde ditmaal niet de sterrewacht en hare geschiedenis bespreken en ver vees daarvoor naar het boekje, dat de firma Enschedé in keurige verzorging bij deze gelegenheid heeft uitgegeven. De Leidsche Sterrewacht heeft eigenlijk twee stichters gehad. Golius in 1633 en Kaiser in 1861. Spr stelde zich voor éen vluch tige vergelijking te maken van deze beide epoques met den tegenwoordigen tijd. Hij stelde zich hierbij op het standpunt van de wetenschap van heden en wilde vanaf dat standpunt terugzien naar 't verleden Dan komen de groote verschillen tusschen toen en nu wel in een zeer sterk licht te staan aldus spr. Onze tijd is gekenmerkt door de groote gemakkelijkheid van 't ver keer Telegraaf en vliegpost hebben de we reld veel kleiner gemaakt. Wij hebben onze internationale organisaties, onze tijd schriften, en hoezeer ook buiten de we- tenstap staande invloeden tegenwoordig het verkeer trachten te belemmeren, wij beoefenaren der wetenschap voelen ons in steeds toenemende mate als leden van één wereldomvattende broederschap. In de zeventiende eeuw was dat anders. Zij was sterker internationaal dan de twintigste in dit opzicht dat het wetenschappelijk verkeer veel onafhankelijker was van po litieke invloeden, maar door het gebrek aan tijdschriften en door de langzaam heid der communicatie stond leder af zonderlijk werker veel meer op op zich zelf dan thans, en droeg het internatio naal verkeer een veel persoonlijker karak ter en ging grootendels per brief. Men had toen de tijd om bieven te schrijven en zelfs te lezen en te beantwoorden. Het epoque van de tweede stichting, 1860, Is in dit opzicht intermediair tusschen de ze ventiende eeuw en thans. Tijdschriften waren er nog maar weinige, het ging nog veel meer per brief dan thans. De we tenschappelijke internationale organisa ties, die wij thans kennen, begonnen juist omstreeks dien tijd pas op te komen. Beschouwen wij de praktijk van het we tenschappelijk werk, dan zijn de verschil len zoo mogelijk nog grooter. Wij leven om zoo te zeggen tegenwoordig van de photographic. Wij kunnnen ons de sterre kunde niet meer voorstellen zonder haar. Toch is de ontwikkeling van de toepas sing der photografie op sterrekundige waarnemingen zeer langzaam en geleide lijk geweest: in 1861 was de photographie van den hemel nog nauwelijks begonnen, hoewel de oudste photographie van een ster reeds meer dan 10 jaren eerder was genomen. Van systematisch photografisch onderzoek droomde reeds een enkele phantast. maar het zou nog een kwart eeuw duren voordat de praktische uit voerbaarheid er van op groote schaal alge meen ingezien en nagestreefd werd. De tweede groote omwenteling in het aspect der wetenschap is teweeggebracht door de spectroscopie, en ook hiervan ligt de oorsprong ongeveer in denzelfden tijd. In 1859 legden Kirchhoff en Bunsen de grondslagen der spectraal-analyse, in 1863 publiceerde Secchi zijn eerste Massifi catie van de spectra der sterren. De „nieuwe astronomie" werd in dien tijd geboren. Eerst de spectroscoop heeft de laatste resten doen verdwijnen die er nog rondspookten van het uit de oudheid en de scholastiek overgebleven geloof in een principieel verschil tusschen het ver gankelijke ondermaansche, en het onver gankelijke, goddelijke bovenmaansche of hemelsche, en het begrip gebracht, of ten minste bevestigd, van de essentieele een heid van het heelal. De ontwikkeling der wetenschap is gelei delijk. Het is dikwijls niet mogelijk het juiste oogenblik Wan de eerste bewustwor ding van nieuwe denkbeelden vast te leg gen. Toch is ook de geschiedenis der we tenschap evenals de algemeene geschiede nis in bepaalde tijdperken in te deelen, al zijn zij niet nauwkeurig af te bakenen, evenmin als. naar ik meen, de historici b.v. precies kunnen zeggen op welken dag de middeleeuwen eindigden en de nieuwe ge schiedenis begon. Ik zou dan de geschiedenis der astrono mie, aldus vervolgde spr. willen indeelen in 4 tijdvakken. Het eerste, waartoe de Baby lonische, Egyptische en oudste Grieksche wetenschap behooren, bereikte zijn hoogte punt in Aristoteles en diens onmiddellijke navolgers. Het tweede, dat wij misschien het best kunnen karakteriseeren als het Ptolemaeische, begint met Hipparchus en eindigt met Copernicus. Het derde tijdvak, dat ik naar den man in wiens werk hst culmineerde het Newtonlaansche I'll wil len noemen, begint echter reeds een eeuw vóór Newton met Tycho, Kepler en Galilei. En het vierde, de moderne astronomie, wordt, zooals wij zagen, omstreeks I860 in geleid door de invoering der photographie en spectroscopie en is naar allen schijn nog tegenwoordig in zijn eerste stadium van opgaande ontwikkeling. Het jaar van de stichting der Leidsche Sterrewacht, 1633, valt midden in de over gangstijd van het tweede naar het derde tijdperk. Het is het jaar van het proces van Galilei. Kepler was ruim een jaar geleden gestorven (15 Nov. 1631), Huygens was een knaapje van vier jaren. Newton nog niet geboren. Het Novum Organon van Baco van Verulam was in 1620 gepubliceerd, het Discours sur la méthode van Descartes (tijdgenoot van onzen Golius, in hetzelfde jaar geboren) zou eerst in 1637 verschij nen. Een goeden kijk op den stand der wetenschap krijgt men uit de lijst van stu dieboeken den jongen Huygens in 1645 door zijn leeraar Stampioen de Jonge voorge legd. Uitvoerig bleef spr. hierbij stilstaan. Het vervangen van autoriteitsgeloof door eigen onderzoek, van boekenstudie door „zelfs practiseeren", speciaal ook e x p e- rimenteeren, is het karakteristieke kenmerk dat het nieuwe tijdvak onder scheidt van het voorafgaande De uitvin ding van de kijkers in 1608. waardoor, het eerst door de vele waarnemingen van Galilei, het aantal en de aard der bekende gegevens betreffende het heelal plotseling op ongekende wijze uitgebreid werden. een der belangrijkste momenten, misschien wel het belangrijkste in de zich voltrek kende evolutie der denkbeelden Ik kan niet nalaten even tusschen haakjes te wij zen op het opmerkelijke feit dat in alle discussies omtrent den persoon wien de eer van deze uitvinding toekomt bijna nooit de naam wordt vermeld van den uit vinder van den astronomischen kijker, Kepler, die toch van alle min of meer on afhankelijke makers van kijkers verreweg het beste theoretische inzicht In het opti sche probleem had. Het scherpe licht dat door Galilei's strijd met de Kerk, zijn dialoog over de beide wereldstelsols van 1632 en zijn pro ces en veroordeeling in 1633. is geworpen op de tegenstelling tusschen het Coperni- caansche en het Ptolemaeische systeem heeft er toe geleid dat deze tegenstelling ais essentieel en typeerend voor het ver schil tusschen de oude en de nieuwe wereldbeschouwing opgevat werd, en dik wijls nog wordt. Ten onrechte. De men- schetljke geest is een zeer gecompliceerd mechanisme, de wijze waarop hij werkt kan zeer inconsequent zijn en dikwijls in uiterlijke formeele dingen tegenstrijdig met zijn innerlijken aard. Het verschil tusschen Copernicanisme en Ptolemaeisme behoort tot de uiterlijkheden. Zoo kan het gebeuren dat driekwart eeuw na het ver schijnen van het boek van Copernicus de 1 groote Snellius, niettegenstaande zijn nei ging om zijn gepubliceerde werken met klassieke vlag te tooien (Apollonius Bata- I vus, Eratosthenes Batavus. Tiphys Bata- vus), een der modernste geesten van zijn tijd, in de essentieele inhoud van zijn werk overvloeiend van oorspronkelijkheid en geheel los van alle traditie, dat zelfs een man als Snellius overtuigd aanhanger van Ptolemaeus is, terwijl een figuur van den tweeden rang als Lansbergen, een zeer verdienstelijk, ijverig en consciëntieus wer ker. maar zonder originaliteit, de Coperni- caansche leer verkondigt. In dezen tijd dan is de Sterrewacht ge sticht. Haar stichter Golius was leerling van Snellius. maar hij was een man van i gansch anderen geestes-aanleg. Een uiter- mate levendige, versatile, zelfs avontuur- lijke geest, maar meer humanist dan natuuronderzoeker, gedreven door dorst 1 naar kennis en inzicht, niet in de wonder baarlijke mysteriën der natuur, maar in de wetenschap als product van de men- 1 schelijke beschaving. Oorspronkelijk ma thematicus en astronoom, werd hij tot de studie van het Arabisch gebracht door het I verlangen Apollonius te kunnen lezen in een betere dan de overgeleverde Grieksche text, en in dre studie vond hij zijn eigen- i lijke levensroej ing. Op zijn nieuwe sterre- j wacht heeft hij zoo nu en dan weerne- 1 mingen gedaan van maaneclipsen, kometen en planeten, en die waarnemingen schijnen van goede qualitelt geweest te zijn, maar naar de door de nieuwe kijkers geopen- I baarde wonderen taalde hij met De stichting van de sterrewacht door Golius was niet, zooals in het geval van den tweeden stichter Kaiser, de bekro- ning van een levenslang streven, maar meer een opwelling, een concessie aan een 1 reeds vrijwel uitgedoofde jeugdliefde, de astronomie. Evenwel, hij heeft de sterre wacht gesticht, en zij bestaat nog. i De tijd ontbreekt om dieper op de be- j schouwing der zeventiende-eeuwsche we- tenschap in te gaan. Plaatste ik mij eerst op het tegenwoordige standpunt, terug blikkend naar het verleden bij het op maken van de balans en de vergelijking van het epoque van Golius met den te genwoordigen tijd, 1633 met 1933, stel ik mij nu op het historische standpunt, van j het verleden naar de toekomst ziende Dan j vinden wij een groote gelijkenis der beide I epoques. In beide een snelle ontwikkeling I der wetenschap, beginnend met een over stelpend nieuw waarnemingsmateriaal, toen door de uitvinding der kijkers, thans door de photographie en spectroscopie. In beide, gelijktijdig met en na deze phase van vergaring van nieuwe gegevens een rijk opbloeien van nieuwe theorieën, een geheel" breken met overgeleverde ziens wijzen. Tegen het eind van de zeventiende eeuw, vijftig jaren na het tijdstip dat wij beschouwen, zien wij een consolideering door Newton der nieuwe theoriën in een systeem, waardoor zij van revolutionair orthodox worden. Onze tijd is daar nog niet aan toe. Onzen Kepler. Galilei, Des cartes, Huygens, hebben wij gehad en nog in ons midden, den Newton van het nieuwe tijdvak hebben wij nog te wachten. Dat een consolldeering en samenvat ting der thans zoo wild en ongebonden schijnende verschillende strevingen zal komen als de tijd er rijp voor is, daar van kunnen wij zeker zijn. aldus besloot spr., want de wetenschap is eeuwig. Vervolgens nam de Minister van Onder wijs. Kunsten en Wetenschappen het woord waarna de president-curator der Leidsche Universiteit mr. A. van de Sande Bakhuyzen een rede uitsprak Namens de buitenlandsche gasten bracht prof. Strat ton uit Cambridge de gelukwenschen over. Na afloop der plechtigheid werd in het gebouw van de Sterrewacht een drukbe zochte receptie gehouden. RECLAME. VROUWENZORGEN Slechte teint rheumatiek te dik altijd moe. Indien deze vrouw voor elke klacht een apart middel genomen had, zou zij het erg druk hebben gehad. En de lange tijd die noodig zou zijn geweest, om voor dit alles een kuur te doen. Neen, ze nam maar één middel, en na zes weken zag zij alle klachten al ver dwijnen. De eenvoudige verklaring is, dat al haar klachten voortkwamen uit één zelfde oorzaak. Zij schrijft: „Sinds ik zes weken geleden Kruschen begon te nemen, is mijn gezondheid hard vooruitgegaan. Mijn teint, die er onfrisch uitzag, is nu helder en gezond geworden, i Mijn rheumatiek is bijna verdwenen. Twee I maanden geleden was miin gewicht 138 pond en gisteren woog ik op dezelfde weeg schaal 128 pond. Deze gewichtsverminde ring heeft me wonderlijk veel goed gedaan, want ik voel me niet half zoo moe meer tegenwoordig en ik kan beter werken dan ik in maanden deed. Daarom zou ik Kru schen nooit meer willen missen." Mej. A. L. R. Zoovele kwalen, waarover de menschen klagen vanaf ..niet lekker voelen" tot acute rheumatiek kunnen veelal wor den teruggebracht tot één grond-oorzaak traagheid der inwendige organen. Er Is één zekere, veilige weg om Uw organen regelmatig aan 't werk te houden de kleine dagelijksche dosis" Kruschen Salts. Kruschen is een wetenschappelijke combi natie van zes minerale zouten, die Uw afvoerorganen aansporen tot betere wer king en aldus alle afvalstoffen wegruimen, die Uw organisme verstoppen en het bloed onzuiver maken. Kruschen heeft een zul- verenden en versterkenden invloed od den bloedcomloop zondat het elke vez°l van Uw lichaam doorstroomt met tintelenden levenslust 8477 Kruschen Salts is uitsluitend verkrijg baar bij alle apothekers en drogisten a f. 0.90 en f.160 per flacon. Stralende gezondheid voor één cent. per dag. Let op dat op het etiket op de flesch, zoowel als on de buitenverpakking de naam Rowntree Handels Maatschappij Amster dam voorkomt. NOG STEEDS VERHOOR VAN TORGLER. De president doet verder navraag naar de bewering, dat op den avond voor den brand in de fractie van de K.P D. in den rijksdag groote drukte heerschte. j Torgler ontkent dit beslist, i Bij het verdere verhoor deelt Torgler nog mede, hoe hij 's avonds om 10 uur in het café Aschinger van een kellner vernam, dat het rijksdaggebouw in brand stond. Hij is er toen met Koenen heengegaan. Hij had naar den brand gekeken en geconstateerd, dat dc lokalen van de K P D. geen schade konden oplooDen. Tegen kwart voor 12 had hij het lokaal van Stawitzki opgezocht op den Alexanderplatz, waar hij Koenen, Kühne, Wundersee en Sucker had aange- troffen. Misschien was ook O.ssietzky er bij geweest, een man, die allesbehalve een I communist is. Met groote aandacht volgt men de opmerkingen van den president, 1 die de verschillende getuigenverklaringen I aanhaalt, volgens welke de bij Stawitzki aanwezige communisten veel met elkaar gefluisterd en talrijke telefoongesprekken hebben gevoerd. Wundersee en Sucher, die chauffeurs- i kleeding aan hadden brachten klaarblijke- lijk verscheidene malen met een motor- fiets boodschappen over Torgler verklaarde hierover dat in het I lokaal niets bijzonders was te merken Wij waren natuurlijk zeer opgewonden over den brand. Wat de talrijke telefoonge- snrekken betreft antwoordde Torgler. dat hij vergeefs heeft geprobeerd geheimrat Galle te bereiken, doch slechts diens echt- genoote heeft aangetroffen, die hem eeni- ge mededeelingen over den brand deed. Toreier is toen naar zijn tafel teruggekeerd en las daar de berichten over zijn z g. op j de vlucht verlaten van het riiksdaggebouw. Men was het er over eens hier met ten- densberichten te doen hebben, die bedoeld waren om de K.P.D. de schuld van den brand in de schoenen te schuiven. Hierna werd een half uur gepauzeerd Zoowel dr. Sack als dr. Werner protes teeren tegen verdachtmakingen, welke het in het buitenland gepubliceerde Bruinboek zou bevatten. Dr Seiffert verklaart van het comité van verdediging uit het buitenland een schrij ven te hebben ontvangen, waarin wordt aanbevolen beklaagde v. d Lubbe door twee Zwitsersche deskundigen te laten on derzoeken. Spreker acht het beneden de waardigheid van een Duitschen advocaat naar Parijs antwoord te geven aan een comité. Hij zou dan ook geen antwoord geven. Na een korte pauze verzoekt beklaagde Dimitrof het woord Dit wordt hem niet toegestaan. Wanneer Dimitrof protesteert, maakt de voorzitter dezen beklaagde er op attent, dat hij moet zwijgen Torgler verklaart Dimitrof voor de eer ste maal te Leipzig te hebben gezien. Hij heeft nimmer met hem of met iemand die op hem gelijkt bij de fractiebureaux der K P D. gestaan. Dimitrof verklaart in antwoord op vra gen. eveneens, dat hij Torgler voor den eersten keer te Leipzig heeft gezien. Tij dens het voor-onderzoek is hij niet met Torgler geconfronteerd. Hij is maar een maal in het rijksdaggebouw geweest en dat was in 1921. Torgler verklaart uit de bladen kennis te hebben genomen van het bestaan der Bulgaarsche verdachten. De vroegere communist Kunzack ver klaart. dat in 1925 te Dusseldorf een bij eenkomst van communisten heeft plaats gehad, waarin de vorming van terroristi sche groepen is besproken. V. d. Lubbe zou deze bijeenkomst hebben bijgewoond V. d. Lubbe ontkent in 1925 te Dussel dorf te zijn geweest. Hij is maar eenmaal te Dusseldorf geweest en dat was in 1933. Kij kent Kunzack niet. Torgler maakt er op opmerkzaam, dat v. d. Lubbe in 1925 nog maar 16 jaren oud was. De zitting wordt daarop verdaagd tot lieden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 9