Proefvaart van de Zwarte Zee", de grootste zeesleepboot ter wereld 74sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. De Moord op Abbotshall Proefvaart grootste zeesleepboot ter wereld. Prinses Juliana maakte de proefvaart mede met de Zwarte Zee", de grootste zeesleepboot ter woreld. Een ontmoeting op zee. Van de ,,Johan de Wit" af, welke, nadat deze van een nieuwen neus voorzien was, eveneens een proefvaart maakt» wuift men naar de „Zwarte Zee". Rechts het lichtschip „Maas'*. PRINSES JULIANA begeeft zich aan de Park kade to Rotterdam aan boord van de zeesleep^ boot „Zwarte Zee", waarop zij do proefvaart meemaakte. DL BEKENDE DUlTSCllL FILM SPELER Hermann Thi- mig komt naar ons land met het R/einhardt-gezelschap. HERVATTING VAN DE ZITTINGEN DER GERECHTS HOVEN IN ENGELAND. Groep rechters na een dienst voor rechters, de Westminster Abbey verlatend. DE CUBAANSCHE OFFICIEREN die in het National Hotel te Havanna weerstand boden aan 'de troepen der nieuwe regeering, hebben zich. nadat het hotel gebombardeerd was, overgegeven. De officieren, met revolvers gewapend, bij het aardappelen schillen in de keuken van het hotel. Auto-rennen voor kinderen te Parijs. Het vertrek der jeugdige deelnemers aan den wedstrijd om den Grand Prix 'de Paris. Een Detective-verhaal door PHILIP MAC DONALD. Geautoriseerde vertaling door H. A. C. S. 30) „Nu, mijn kinderen," zei hij, „ik heb jelui gefeliciteerd, ik heb jelui magen ge vuld. Aan het werk! Wat valt er te ver tellen van het gerechtelijk onderzoek?" „Geschorst tot 3.30 uur," zei Hastings, ..dan zullen ze na een kwartiertje gezellig praten een uitspraak geven die klinkt als een klok. van opzettelijken moord tegen dien loggen particulieren secretaris. Wij Dehoeven niet meer er heen terug te gaan, XU1<1 'J?- onzer menschen is er. Hij zal de rest van het verslag opnemen; en het is alles klaar, behalve de klap op de vuur pijl." Anthony knikte. „Neen, jelui behoeft niet te blijven." „Ik," zei Margaret, „geloof niet, dat de secretaris er iets mee te maken heeft. Iemand als hij met dat soort oogen, dat kan niet." Hastings brulde van het lachen. „Ik ben het met u eens, miss Warren," zeide Anthony. „En het waren de oogen, die mij ook die overtuiging gaven." Hastings barstte los. „O! Zeg eens! Maar „Stil, hond!" Anthony wenkte hem om te zwijgen. „Ik ben de wijze Salomo, 't Is mijn zaak en ik beweer, dat Deacon er niet toe in staat is. Kinderen, ik ben klaar om jelui te ondervragen. Houdt je gereed." Hastings kreeg zijn glimlach terug. Mar garet haalde een notitieboekje te voor schijn. Anthony zei: „Zooals het nu staat, neem ik aan, dat tegen Deacon pleit: le. dat in zijn bezit gevonden werden bank biljetten tot een bedrag van honderd pond, welke Hoode aan zijn bank inde op den morgen van den moord; 2e. dat zijn bewering, dat dit geld hem als een ver jaarscadeautje door Hoode was gegeven, als niet waarschijnlijk beschouwd en door geen getuige bevestigd werd; 3e. dat zijn verklaring omtrent zijn gaan en komen op den tijd van den moord onvoldoende was, en heelemaal niet door getuigen beves tigd; 4e. dat hij de dienaren der wét trachtte te misleiden door middel van een alibi, waarvan hij wist, dat het valsch was; 5e. dat het met het oog op zijn ge stalte, zijn kracht, de lengte zijner beenen en het feit, dat ieder ander mijlen in den omtrek blijkt nagegaan te zijn, hij de meest waarschijnlijke persoon schijnt te zijn; 6e. dat zijn vingerafdrukken gevon den werden op de vijl, waarmee de daad werd gepleegd." „Zie eens," zei Hastings, „als jij bij het onderzoek tegenwoordig was, waarom dan al dit gepraat?" „Ik was er niet. Sommige van deze din gen wist ik al, sommige giste ik. Wonder lijk nietwaar?" Margaret boog zich naar voren. „Maar wie deed het dan, denkt u, mr. Gethryn? Vercenkt u iemand?" „Iedereen," zei Anthony. „Behalve Dea con, u, James Masterson, en een ander. Maar ik kijk eerst naar de bewoners van het huis, een kwestie van zuivere belang stelling." Hij tikte op zijn vingers de na men af. „De butler Poole, de chauffeur Wright, Marthe Forest, de keukenmeid, Robert Belford, de andere mannelijke be diende, Elsie Syme, Mabel Smith, tweede meisjes, Lily Ingram, de werkmeid, en een zekere Thomas Diggle, tuinman; ook de zuster van den vermoorde, sir Arthur Digby-Coates en mevrouw Mainwaring. Dat is de heele familie, de hoofden erbij inbegrepen." „Verduiveld!" kon Hastings niet in houden. ,,'En," zei Anthony, vriendelijk, „wat is er van hen allen te vertellen? Van hun geschiedenis, van hun gedragingen?" Margaret raadpleegde haar notitieboek. „Het dienstpersoneel," zeide ze, „die gaan vrij uit. Zoo duidelijk mogelijk, vrij uit behalve die man Belford. De meiden kan niemand van moord beschuldigen, zij zijn te bedeesd, en hun verhalen waren alle voldoende klop pend. In de meeste gevallen stemden ze met elkaar overeen. De keukenmeid was in bed voor 10.30, en sliep den heelen tijd. De chauffeur praatte met vrienden buiten de portierswoning. De butler was klaarblijkelijk in zijn kamertje, den gehee- len avond. Hij kan het niet door getuigen bewijzen, maar je kunt een ouden man als hij is niet verdenken. Hij is bovendien niet sterk genoeg en hij is blijkbaar vree- selijk overstuur door den dood van zijn meester. Wat mevrouw Mainwaring be treft, dat schijnt ook in orde. Zij ging vroeg naar bel en werd daar gezien door miss Hoode en het tweede meisje Smith zij, die later in de linnenkamer was. Toen de moord ontdekt was, werd zij in vasten slaap gevonden. Met sir Arthur Digby- Coates is het heelemaal in orde. Hij was in zijn eigen zitkamer aan den eenen kant daarvan is blijkbaar zijn slaapkamer, en aan den anderen kant de kamer van den secretaris van 10.15 af totdat het lijk door miss Hoode werd gevonden en de oude butler naar boven rende en hem haalde. Gedurende dien tijd werd hij door verschillende menschen gezien, waaronder ook Deacon, met korte tusschenpoozen. Wat betreft miss Hoode: zij verklaarde onder eede dat is de uitdrukking immers? dat zij in bed was vanaf half elf, lezend. Omstreeks elf uur herinnerde zij zich plotseling iets van een invitatie aan iemand zij was niet heel duidelijk in haar verklaring en ging naar bene den om de telefoon te gebruiken en met haar broer te spreken. Daarna: u weet wat gebeurde. Dat is alles." Anthony glimlachte. „En heel goed ook. Ik feliciteer u, miss Warren. Dus daar zijn zij, bij wijze van spreken, allemaal, 't Zijn natuurlijk alle zeer slordige bewijzen. Zeer slordig! 't Sluit heelemaal niet als een bus!" „Dat weet ik. mr. Gethryn. Maar, ziet u, het was niet zoo, dat zij allen echt een verhoor ondergingen. Ik bedoel; al dat „waar zij waren", en die dingen kwamen té voorschijn, vermengd met andere din gen. 't Was geen kruisverhoor, punt voor punt, zonder af te dwalen. En, als de men schen niet weten, dat er een moord zal plaats vinden, dan kunnen ze niet alleen mooie, kloppende alibi's hebben, is het niet?" Anthony lachte. „Juist wat ik zei, miss Warren. Dat kunnen zij niet. Nu over dat frettengezicht Belford bedoel ik. U schijnt te meenen, dat zijn verklaring niet zoo goed was als van de anderen. Wat deed hij? Of wat zei hij?" Hastings mengde zich in het gesprek. „Niets onwaarschijnlijks op zichzelf. Maar zijn houding was heelemaal verkeerd. Te verkeerd, dacht ik, om alleen een natuur lijke zenuwachtigheid te zijn. Margaret meent hetzelfde, 't Was niet zoo, dat hij iets zei, waar iemand houvast aan kon krijgen; hij deed, zou ik zeggen, verdacht. Hij maakte op de rechtbank ook een nog al slechten indruk. Feitelijk zou er. geloof ik een heele boel meer over hem te doen geweest zijn, als de zaak niet zoo sterk in het nadeel van de helderoogigen vriend was uitgevallen." „Vervloekt!" ging hij door, na een oogen- blik van stilte, „in alle andere omstandig heden zou ik heel graag mij gewonnen geven aan jou veel grooter ondervinding, Gethryn. En aan Margaret's vrouwelijke intuitie en al dit soort dingen. Maar dit is een beetje te sterk. Wanneer je zoo'n boel omstandige en waarschijnlijke bewijzen tegen dien Deacon krijgt, en er dan bij voegt het feit, dat zijn vingerafdrukken de eenige waren op het wapen, waar die man mee gedood werd, dan schijnt het krank zinnig om te bazelen: „Hij kan het niet gedaan hebben! Let eens op de zachte uit drukking van zijn gezicht en dergelijke dingen!" (Wordt vervolgd), j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 5