VADER PLUIM.
DOOR DE VINGERS ZIEN!
MIJN PAARDJE.
PRIJSRAADSEL.
Vader Pluim met langen staart,
't Bruine Jasje aan,
Springt heel vlug van tak op tak,
Blijft niet even staan.
k Roep hem al een heele poos,
Pluimpje luistert niet.
En de eekhoorn doet zelfs net,
Of hij mij niet ziet.
Vader Pluim heeft heusch geen tyd,
Is druk in de weer
Wat doet hij daar in dien boom,
Denk je, eiken keer?
Ik weet 't al! Hy gaat naar zijn nest,
Brengt zyn vrouwtje wat,
Die het met de kind'ren deelt,
Aardig hè, is dat!
'k Haal wat apenootjes vlug,
k Maak van brood wat kruim
En ik strooi het op den grond
Voor familie Pluim.
Vader loopt er vlug mee weg
Enwuift met zijn staart:
Om my te bedanken was 't.
Is 't geen kiekje waard?!
CARLA HOOG.
(Nadruk verboden)
muur geschoven tafel stond. Die had hy
zelf gemaakt, waar hy niet weinig trotsch
op was. En boven de tafel hing het schil
derij, dat Moeder gemaakt had.
..Als je aan deze tafel zit te wei-ken,
kind, zul je misschien nog wel eens terug
verlangen naar het speelgoed, waar je geen
tijd meer voor hebt. Daarom heb ik je lief
ste speelgoedstukken uitgeschilderd; moge
het kyken naar dit stilleven, je prettige
herinneringen geven, nu en later."
Aaf kon niets zeggen, ze verstopte haar
gezicht maar een oogenblik tegen Moeders
schouders en dacht: als Moeder toch
wist
„Je zegt niet eens, hoe je het vindt
riep Gootje, die popelde, dat Aaf het door
haar gemaakte vloeiboek zou zien en mooi
vinden.
„Fijn, zei Aaf zacht, terwijl ze keek,
hoe daar Eva. de mooie pop van Oma ge
kregen, op haar stoeltje prijkte. Zoo was
ze altijd geweest, te mooi byna om echt
mee te spelen. Daarom was Bunny, het
konijn, die één van zijn flapooren miste en
altijd zemelen verloor, haar veel dierbaar
der geweest; ook Teddybeer, die op het
schildery beschermend een voorpoot om
Bunny heen hield. Voor Eva's voeten lag
de mondharmonica, waar Aaf lang op ge
oefend had, vóór ze een drageiyk melo
dietje kon blazen, en een schitterende gla
zen stuiter, die ze vol trots eens, lang ge
leden, van Lex had afgewonnen en zuinig
bewaard. En ook de „Kuhglocke", die
Vader uit Zwitserland had meegebracht,
en die jarenlang het pronkstuk boven op
haar kastje was geweest. Op den achter
grond van het schilderij waren nog
flauwtjes de banden van enkele van Aafs
lievelingsboeken te herkennen. „O, dank U
wel, Moeder, dank U wel!"
Het werd een echte feestdag, 's Middags
kwamen de vriendinnen, die ook blüven
eten, en 's avonds had Vader drie auto's
voor laten komen en waren ze een eind
naar buiten gereden, voordat de vriendin
nen aan huis werden afgezet.
's Avonds in bed lag onze Aaf maar klaar
wakker, kwartier na kwartier. Eerst lag ze
'e denken over al het heeriyks van den
afgeloopen dag en over alles wat ze ge
kregen had. Maar dit was het niet, dat
haar uit den slaap hield, ze moest het
Moeder vertellen, dat ze laatst in het ate
lier geweest was.Zou ze roepen? Neen,
toch maar niet. Even later begon Til te
huilen, uit een benauwden droom wakker
geschrikt. Aaf hoorde Moeder naar haar
toe gaan en met haar spreken tot ze weer
Mil was.
NuMoes! komt U even bij my?"
Even later vertelde Aaf alles aan Moeder,
°ok van het verdriet, dat ze erover
gehad had.
„Dan willen we hopen, dat het een goede
!es voor je geweest is, hè? Als je nieuws
gierigheid je weer eens de baas dreigt te
worden, ga dan naar je kamertje, om naar
het schilderij te kyken, wie weet, wat een
goede steun dat zal blijken te zyn." En
"iet een harteiyk: ga nu maar lekker sla-
Pen," ging Moeder de kamer uit. Ja, dat
nam Aaf zich ernstig voor: Aag moest
overwonnen worden en Aaf zou voortaan
oe baas zyn!
HELENA A. H. MARCUS.
'Nadruk verboden).
„Met onzen geschiedenisleraar valt ten
minste nog eens te praten!" zegt Jaap, als
hij 's middags met vader, moeder, Lucie
en klein Hansje aan de koffietafel zit.
„Hoe zoo?" vraagt vader en Jaap ver
telt: „Noq, ik kende vanmorgen natuurlijk
mijn les niet al te best! Mijnheer was boos
en gaf mij er een slechte aanteekening
voor. Maar toen ik hem vertelde, dat we
gisteren moeders verjaardag hadden ge
vierd en mijn huiswerk er daardoor wel
een beetje bij ingeschoten was, moeder,
weet U, wat hij toen zei: „Dan zal ik het
voor dezen keer door de vingers zien, Jaap,
maar denk er om, de volgende maal je les
dan ook dubbel goed geleerd!"
„Dat is aardig hoor!" zegt moeder en
vader voegt er aan toe: „daar zorg je nu
natuurlijk ook voor, hè vent?"
„En of!" verzekert Jaap.
„Dus nu heb je heelemaal geen straf
gehad?" vraagt Lucie nieuwsgierig. „Neen,
dat vertel ik toch!" antwoordt Jaap een
beetje ongeduldig. „Ik zeg immers, dat
mijnheer het voor ditmaal door de vingers
heeft gezien!" Hè, wat zijn meisjes toch
onbegrijpelijk! denkt hij bij zichzelf.
Dienzelfden middag nog, als moeder even
in de keuken bezig is, neemt Hansje de
gelegenheid te baat, oin in de huiskamer,
met Telly den hond, allerlei wilde spel
letjes te doen! Op een gegeven oogeblik
jaagt hij hem hard om de tafel heen en
Tel, een speelsch jong hondje nog, is dat
dolle gestoei met zijn baasje maar wat
naar den zin!
Moeder, die vanuit de keuken al dat
lawaai natuurlijk wel hoort, heeft al een
keer of wat geroepen: „Kalm wat, Hansje!
niet zoo wild!" Maar Hansje luistert niet
of ja, ten slotte wel, maar dan is het
precies te laat'
't Wordt in de kamer plotseling heel stil!
Moeder, door ervaring wijs geworden,
vindt dat hoogst verdacht. Ze laat haar
werk een oogenblik in den steek en even
later staat ze voor een erg verschrikt klein
jongetje ,dat juist de scherven op wil
rapen van het kopje, dat hij door zijn dol
gedoe van de tafel heeft gegooid!
„Daar heb je het nu al!" zegt moeder
kwaad. „Ik heb je zoo gewaarschuwd,
Hans!" Ze is werkelijk heel boos en
Hansje, die dit natuurlijk best begrijpt,
kijkt haar angstig aan! Hij verwacht niet
anders dan een flinke straf. Plotseling ech
ter klaart zijn bedrukt gezichte heele
maal op.
„Mammie", zegt hij vleiend, „Mammie,
toe, doe eens eventjes: zóó!" Hij houdt zijn
vijf mollige vingertjes voor zijn gezichtje
en gluurt er guitig door heen!
„Waarom?" vraagt moeder verbaasd. Ze
kijkt nog altijd lang niet vriendelijk op
haar peuter neer en begrijpt heelemaal
niet, wat die vraag van Hansje te beduiden
heeft. Wil hij er soms nog een grapje van
maken ook?!
„Toe mammie, doe dat nu eens eventjes
Heel eventjes maar!" dringt Hansje aan.
Ondanks zichzelf gaat moeder op het
snoekende stemmetje in en precies zoo
als de kleine bengel haar dat wijst, houdt
ze haar vingers vlak voor haar gezicht en
kijkt er door heen! Met een zucht van
verlichting springt Hansje dan op zijn
moeder toe. „Nu bent U met meer boos, hè
Mammie!" zegt hij juichend „en nu krijg
ik immers ook geen straf! Want Mams, nu
hebt U ook door uw vingers gezien! Net
als de mijnheer van Jaap, weet U wel?"
R. WINKEL.
(Nadruk verboden).
Hopla! Hopla! paardje rijden!
Vaders knie is nu myn paard
En ik heb voor Bruin een klontje,
Dat 'k van Moeder kreeg, bewaard.
Bruin brengt my naar Amsterdam toe.
Bruin heeft o, zoo'n mooien staart!
Lange manen! Hopla, Bruintje!
Morgen krijg j' een stukje taart,
Omdat dan het is geen grapje!
't Kleine ruitertje verjaart.
Hopla! Nu gaan wy terug weer
Naar ons hoekje by den haard.
ANNIE O.
.(Nadruk verboden).
PRIJSRAADSELS VOOR GROOTEREN
EN KLEINEREN.
Uitzoeken.
De grooteren moeten 6 goede oplossingen
inzenden, en de kleineren 4 goede op
lossingen. Naam en 1 e e f t ij d er bij
schrijven, anders kan men niet meeloten,
en ieder weet het als vanouds, geen lange
brieven er bij, bewaar het nieuws maar
voor een volgende keer.
1.
Ik ben een eigenschap, die men aan
dieren toekent, maar heusch niet aan alle
dieren. Kdir mij om, dan ben ik iets, waar
mede de vloer soms bedekt wordt en
goede diensten doet voor vuile voeten.
11.
Ik ben een getal, en ik blijf hetzelfde
getal of je mij van voren naar achteren
of van achteren naar voren leest
III.
Vijf letters vormen een mannennaam,
waarvan de drie eerste letters een ver
voermiddel en de twee laatste letters een
maat aanduiden.
IV.
Was ik niet, gij zoudt geen boom
zien groeien.
Bestond ik niet, gij zoudt geen roos
zien bloeien.
Had ge me niet, gij zoudt niet
kunnen leven
Kind'ren, is dit niet om van te beven?
Weet ook, ik ben een element,
Ik wed, ik ben u reeds bekend
V.
Mijn zevenlettrig woord hoeft gij niet
lang te zoeken,
Is de winter echter om, aan stopt
gij 't in de hoeken.
In den winter verliest de 3, 4, 5, 7
Door de hand des jagers meest zijn
leven.
Een 6, 5, 1, 2, 3 hebben de meeste
kindren voor hun boeken
Komt, vrienden, gaat het woord
nu zoeken.
VI.
Ik ben een vrees'lijk dier,
Waarvoor de stoutste beeft,
Ontneem mij 't hoofd
'k Bon iets dat niemand haast beleeft.
Vil.
Ik ben een groote vmc!
Nog grooter dan een gier
Ook vindt men mij niet zelden
Hoewel toch nimmer hier.
1, 2 dan, moet gij weten
Dat is een soort van kar
Die men gebruikt des winters.
Als het is koud en bar.
3, 4, 5 dat is zeker
Heeft ieder ding, 't is waar;
Hoe vreemd het ook moog schijnen,
Is 't duidelijk en klaar.
Hier zijn dus 7 prijsraadsels waarvan
allen mogen uitzoeken die zij het pret
tigste vinden. Kijkt goed wat ik er boven
schreef. De grooteren 0 en de kleineren
4 goede oplossingen. Denkt om t ij d i g
inzenden en naam en 1 e e f t ij d ver
melden.
-o-