De wereldvlieger Mattem in Siberië - In het concentratiekamp
LE1DSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
et Paleis van den Koning
De noodlanding oan den wereldvlieger Ma ttern in Siberië.
Rechts: het bij de noodlanding vernielde vliegtuig van den Amerikaansclien wereld
vlieger James Mattern. Links: Mattern en de groep Tsjoektsjen, die hem na zijn
dagenlange rondzwervingen ontdekten.
DE STAD ELBUBG BESTAAT 700 JAAR. Ter herdenking van dit feit werd door
de versierde straten een historische optocht gehouden.
TIEKE GEVANGENEN IN DUITSCHLAND. Groep gevangenen, beschuldigd
verduisteringen ten nadeele van den Duitschen omroep, in het concentratiekamp te
V.l.n.r. de vroegere sociaal-democratische fractieleider in den Pruisischen
Fritz Ebert, de zoon van den vroegeren Rijkspresident, de radio
reporter Alfred Braun, Giesecke, intendant Flesch- en dr. Magnus.
PEN OPEN MOTORBOOT OVER HET KANAAL. Twee Oxford-studenten John
Briscoe en Tom Bromley, die van Engeland naar Amsterdam voeren in een open
motorboot.
ATLAS DRAAGT DEN WOLKEN
KRABBER. Beeldhouwwerk aan
den Rockefeller-wolkenkrabber
te New York.
DE FASCISTISCHE ORGANISATIE IN IERLAND, DE „BLACWHEMDEN''
heeft den laatsten tijd groote uitbreiding ondergaan. Groep leiders. Zittend tweede
van links Cronin, derde van links O'Higgins.
be Mesgeschiedenis uit 't oude Madrid
do°r F MARION CRAWFORD,
het Engelsch door W. H. C. B.
en bestaan nog erger
z^n .gebeurd. Het zou dui-
"ger zijn geweest, indien ik,
„f?8aan te hebben, de schuld er
geworpen op een man, die mij
dat hij die schuld in
MduizmS wilde nemen en
had „rti. maal erger, indien ik dien
het meni.vXgeven aan de verachting
met ani^om- en hem had gepij-
er, doi. ïi verdraaiingen van be-
kleinvL B100te leugens te stapelen
veel Pbrletje waarheid. Dat zoü in-
heb Seweest, dan wat ik
aan mrvirf a11 vergiffenis schen-
staatcu??.aars' tnaar voor verra-
eoste Z™ de hel open, en het
■errarto T00r hen, die hun
vrees
zijn geest is verstoord,"
van kra^r?z- "Er 2:1511 bepaald
ees het i nnl=heid."
secretaS slre." antwoordde de
^Wis, ernstig zijn hoofd
schuddend. „Hij weet niet meer wat
hij zegt."
„Ik ben volstrekt niet krankzinnig en
weet heel goed wat ik zeg." Mendoza keek
eerst den koning en toen Perez woedend
aan, maar geen van beiden durfden zijn
blik te ontmoeten. „Wat de bekentenis
van mijn dochter betreft, daaraan geloof
ik niet, en al heeft ze dat allemaal ver
klaard, dan hadt u mij het leed kunnen
besparen het mij te zeggen. Dat hadt u
in uw macht. God weet dat ik al de jaren,
die achter me liggen, mijn leven voor uwe
majesteit en voor Spanje heb veil gehad,
en dat opnieuw zou willen doen, indien ik
er nog over te beschikken had, inplaats
het te hebben weggesmeten. Ook weet
God dat ik wegens hetgeen ik heb gedaan,
onverschillig of het goed of kwaad is ge
weest, alles wat het uwe majesteit bij
wijze van verwijt zal behagen mij onder
vier oogen te zeggen, zal aanhooren. Maar
als man, die ten doode is gewijd, zal ik
dien pennelikker daar niet vergeven, te
hebben gezien dat de eer van een
Spaansch edelman aan flarden werd ge
scheurd, dat een soldaat van mijn leeftijd
zoo werd vernederd. Ik smeek den hemel
dat er een dag zal komen, waarop hij ge
folterd zal worden, zooals hij mij heeft
zien folteren, en nog erger, totdat hij om
genade zal smeeken wat ik niet zal
doen."
Het gebed van den diep beleedigden man
werd op den dag af, acht jaren later ver
hoord, en zelfs nu werd Perez eenlgszins
bleek, toen hij de woorden hoorde, want
iemand, die zou sterven. Maar Philips was
onbewogen. Waarschijnlijk liet hij Men
doza niet lijden, alleen om het genot te
smaken zijn smart gade te slaan, zij het
dan ook dat het zien lijden van anderen
hem altijd een soort ziekelijke voldoening
schonk. Wat hij vóór alles wenschte, was
een aannemelijke reden vast te stellen,
waarom Mendoza de misdaad had begaan,
opdat hij zelf, door het ontbreken van
overtuigende bewijzen, niet verdacht zou
worden door aanstichting er de hand in
te hebben gehad. Hij had volstrekt niet
het voornemen Mendoza gedurende het
komende proces op de pijnbank te laten
folteren. Integendeel wenschte hij den
rechters de bewijzen kant en klaar te doen
voorleggen, om daardoor Mendoza te be
letten iets te zijner verdediging te kun
nen inbrengen. Daarom was het noodig
de aan het licht gebrachte feiten van be
gin tot eind precies aan elkaar te doen
sluiten, en door de handigheid van An
tonio Perez, die slechts de woorden had
opgeschreven, die tot dat doel leidden,
had de koning verkregen wat hij wenschte.
Hij had elk woord van Mendoza's verwen-
sching gehoord en achtte het noodig hem
wegens zijn vrijmoedige woorden te be
rispen.
„U vergeet u. mijnheer," zei hij koel.
„Don Antonio Perez is mijn particuliere
secretaris en u moet hem eerbiedigen.
Terwijl u nog tot het hof behoorde, was
zijn positie hooger en belangrijker dan de
uwe en nu u schuldig bent verklaard we
gens een schandelijken moord, in koelen
zij Wonken als een vervloeking van bloede gepleegd, moet u niet vergeten dat
hij een onschuldig man is. Ik heb gezegd,
Mendoza, u zult mij niet meer weerzien,
want u zult in verzekerde bewaring worden
genomen tot uw verhoor begint, dat
slechts één resultaat kan hebben. Kom
hier."
Hij ging rechtop in zijn stoel zitten en
stak zijn hand uit, terwijl Mendoza met
onvaste passen naderde en toen op éen
knie neerknielde, zooals gebruikelijk was.
„Ik ben niet onvergevensgezind," sprak
de koning. „Vergevensgezindheid is een
heel mooie Christelijke deugd, die men mij
vanaf mijn prilste jeugd leerde te betrach
ten. Weliswaar hebt u den levensdraad
van mijn innig geliefden broeder in de
lente van zijn leven doorgesneden, maar
u zult niet sterven met de gedachte dat ik
wrok jegens u koester. Zoo ver het me
mogelijk is, vergeef ik u wat u hebt ge
daan. en als bewijs daarvan geef ik u
mijn hand, opdat u ten minste dien troost
zult hebben."
Met ongelooflijke kalmte nam Philips
Mendoza's hand, hield die een oogenblik
in de zijne en drukte die bij de laatste
woorden bijna met warmte. De loyaliteit
van den ouden man voor zijn vorst sproot
voort uit een toewijding die een soort
werkelijke aanbidding werd, en al had hij
door het afschuwelijke verhoor nog zoo
bitter geleden, hij vergat dit bijna, toen
hij den druk van 's konings vingers voelde.
Op dit oogenblik maakte hij zich wijs dat
het slechts een comedievertooning was
geweest om Perez om den tuin te leiden
en den koning van verdenking te zuiveren
voor de wereld, zoodat het ondraaglijke
leed, dat hij had ondervonden, ten goede
was gekomen aan zijn souverein. Hij ver
gat alles, en zijn grijze hoofd buigend,
kuste hij de magere, gele hand, en om
hoog ziende naar Philips' onverschillige
gezicht, voelde hij dat tranen van dank
baarheid in zijn eigen oogen opwelden, een
dankbaarheid, die voortsproot uit het be
wustzijn dat hij de wereld, die hij haatte,
zou verlaten met de zekerheid dat zijn
dood in het belang zou zijn van zijn ko
ninklijken afgod.
„Ik zal tot het einde getrouw blijven
aan uwe majesteit," zei hij eenvoudig,
terwijl hij opstond en de koning zijn hand
terugtrok.
Philips knikte langzaam, en met zijn
versteenden blik keek hij met een soort
starre nieuwsgierigheid naar Mendoza.
Zelfs een egoïst als hij wist niet dat er
zulke menschen bestonden.
„Roep de lijfwacht, Perez," zei hij koel.
„Zeg den officier Don Diego de Mendoza
naar den westelijken toren te geleiden, en
hem met alle mogelijke onderscheiding te
behandelen."
Perez gehoorzaamde en bracht het be
vel over aan den officier, die met zijn af-
deeling hellebaardiers was geplaatst in de
korte gang, die leidde naar de kamer, waar
Dolores wachtte.
Achterwaarts loopende en drie diepe
buigingen makende, ging Mendoza naar de
deur, waar hij zich omdraaide en zonder
notitie te nemen van den secretaris zich
ter beschikking van den officier stelde.
.(Wordt vervolgd).