DE KLEINE VLIEGENIER ZIEK POESJE ALS HET WARM IS! HET FLUISTERSPELL ZOMER. RO.fBANKFORÏ. Broertje wou zoo graag eens „vliegen". Mams zei: je bent veel te klein! Nu. als "k groot ben, sprak toen Broertje, Wil 'k een echte „vlieger" zijn! t Oudste zusje moest zóó lachen; „Vliegenier" was immers 't woord! En de jongen had dit stellig Al wel twintig maal gehoord! Vlug zocht zij den grootsten vlieger Dien z' in huis maar vinden kon, Gaf hem Broertje en zei vroolijk: als Je hier eens mee begon! Houd Je vast aan dezen vlieger En ga mee hoog in de lucht, Dan is Broertje zelf een „vlieger"; Wordt dat niet een mooie klucht? - Broertje keek wel wat bedenklijk Naar dien vlieger van papier En zei: Neen, ik blijf toch liever Eerst nog maar een poosje hier! HERMANNA. (Nadruk verboden). door C. E. DE T.TT.T.W HOGERWAARD. Ons Poesje wou niet eten, •Ons Poesje was erg ziek. Moes liet den veearts komen. Dag dokter van der Piek! Zei Moeder Kijk eens even! Wat heeft ons lieve dier? 't Wil heelemaal niet eten, Heeft niet het minst plezier In wat we ook verzinnen. De veearts schreef nu voor: Drie maal per dag een poeier Maar poes bedankte, hoor! Moes kreeg ze niet naar binnen En dacht: Wat nu gedaan? Tot zij Poes met een poeier Aan 't wrijven is gegaan. Poes likte zich nu schoon en.... De jjoeier ging dus mee. Wij lachten, 't Was van Moeder Een reuzegoed idee! (Nadruk verboden). Heet is de lucht en geen wolkje vertoont zich Zomer is 't volop, met warmte en zon! t Lijkt wel. of uit zulke strakblauwe luchten Nooit meer een regenbui neervallen kon! Bloemetjes laten hun kopjes droef hangen, Dieren en bloemen, die spreken een taal. Zeggen: Wil ons toch wat water vlug geven! Wij hebben vrees'Hjk dorst allemaal! Komt, laat ons helpen den nood te ver lichten, Nood van het dier en ook nood van de bloem. Geef hun ruim water, het nijvere bijtje Zingt straks een liedje met dankbaar gezoem. Brengen wij lafenis, waar we maar kunnen Juist nu de heerlijke zomer er is! "n Klein beetje moeite. De tuin en dé dieren Zijn nu weer blij en ze voelen zich frisch! CARLA HOOG. .(Nadruk verboden). Elsje is jarig geweest en ze ii# groote meisjes-visite in den j maal schoolvriendinnetjes van In den grooten, ouderwetschei het ruime grasveld, waarop je a stoeien en ravotten kunt, ana zich allemaal uitstekend, dat wel! Ze hebben al van alles ges; gertje, verstoppertje, boompje--,- allerlei spelletjes meer, maar ah beetje tegen het eind begint bliikt de voorraad plotseling uit! zullen ze nu nog eens spelen?' het werkelijk niet! Elsje's moti gelukkig wat. Ze gaat op het en ten en roept dan vroolijk: „Ko we zullen een grooten kring met vormen en dan gaan we het 0; letje doen!" „Hè Ja, mevrouw!" meesten, maar er zijn ook wel die verwonderd vragen: „wat Is een spelletje, mevrouw?" „Ga e eens zitten." antwoordt Elsje' „dan vertel ik je dat wel!" Als de kring tenslotte voor elk men is, gaat ze voort: „luiste goed! Ik fluister mijn buurtje h andere woord in het oor. Net a Maar ik fluister het, hoor! En se vragen, wat ik gezegd heb, ook ze, dat ze het heelemaal verkee verstaan! Zij geeft het dan wei rend aan haar buurtje door, beer en zoo komt het dan ten slotte mij terug! Ik zal jullie hardop wat mij ingefluisterd is en oo oorspronkelijk heb gezegd. Je eens hooren wat er door al dat van terecht gekomen is!" Het spelletie is weldra in vol Telkens gaat er een onbedaari op, als de uitslag bekend gema een woord wordt genoemd, dat beginwoord letterlijk niets meer heeft. „Wat doet mevrouw toch mf ders?" denkt oude Dien, die in i aan het kopjes en glazen wa „Wat hebben ze toch een pret! E steken ze telkens de hoofden a kaar?" Dien moet er het hare va en loopt naar buiten, waar ze e met een verbaasd gezicht naar lijke groepje op het grasveld staat! „We doen het fluisterspelle Doe je mee?" roept mevrouw haa toe, „kom dan maar gauw in c 't Is zoo: we noemen om beurt rend een woord en wachten dan eindelijk van terecht gekomen i griipt wel, dat wordt heelemaal Dien schudt het hoofd, ,,'t Is s kan mevrouw nu denken, dat t leeftijd nog in het grasveld zii Neen hoor, niets voor Dien!" kijkt ze zwijgend toe, maar dl plotseling doodbedaard: „Nog al natuurlijk, mevroir kinders daarvan niets verstaan' zegt U ook dat woord niet in e- op? Dan hooren ze het toch imi maal engoed!" Dat er om dezen verstand: alleen maar onbedaarlijk gelach is iets, wat oude Dien niet vatte „Dat jonge goedje!" zegt ze t» in zichzelf, terwijl ze weer keuken gaat, „dat jonge sof tegenwoordig ook om alles plezli R. W (Nadruk verboden). door C. E. DE r .TT T F HOGERWA 't Is Zomer! De vlindertjes sl Ze zweven en dartlen zoo bill De bijtjes zijn ook al aan 't Die hebben het druk op de 1 De koeien, de varkens en schapd Genieten van zon in de wel. Wij, kinderen, hebben vacantia We zingen en vormen een ril. Steeds weer nieuwe spellen Want volop genieten ook W Je weet toch: als 't zonnetje f- Dan zingen en springen d'e» 't Is Zomer! Wat zijn we tod De zon maakt ons allen zoo We trekken nu samen naar ba» Naar 't bosch en de heerlij" (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 10