Het slot van de Vierdaagsche afst- De Fratellini's
te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
het Paleis van den Koning
Het einde van de Vierdaagsche.
i liefdesgeschiedenis uit 't oude Madrid
door P. MARION CRAWFORD.
Naar het Engelsch door W. H. C. B.
«j
i'n^SuD1® V€rsuft en de tranen belet-
J1 Een- Hij stond vóór haar als
'„7 ,7 bewaken, gereed tot handelen
w 2011 bewegen en trachten
zrai l2?i?en' Jwant' bij begreep dat zij
n' Plotseling werd haar
zij haJf^5J2?r het kon beletten,
r ïL,. opsestaan. Maar een moment
raCDJf0 handen op haar schou-
ne hu h onweerstaanbare kracht
»Lh!nrr,weer eaan zitten, toen
r naar i5nS1.nep: neen! Ik wil
itir: ,e laat mij gaan! Hoe
baar leed hi^11 raken!" Zij was door
•■®°e durf zeIf van boosheid,
en tevereeef^rhwde zlJ °P booger
Kht verzettend en zi^n Sb001^1"6
■jts~ bnd ^ïf,000,.^11 geweest, als ik u
zouden antwoordde de nar.
«er die u d»,?ra menschen zijn geko-
•Jbfetroffen n„?p z'ln lichaam hadden
geweest meti,m^^Lvootgoed ?e<iaan
met uw goeden naam!"
„Mijn naam! Wat geef ik om mijn naam
of wat ook! O. laat me gaan. Niemand
mag hem aanraken geen handen, die
hem niet lief hebben. O, laat me opstaan
en weer naar binnen gaan!"
Zij trachtte den dwerg van zich weg te
duwen zij had hem willen slaan, ver
pletteren, van het terras willen gooien, als
zij had gekund. Haar verdriet maakte
haar sterk, maar zijn lange armen waren
als ijzeren staven, die uit zijn mismaakte
lichaam groeiden. Zijn gezicht was heel
ernstig en vriendelijk en in zijn oogen lag
een blik, zoo zacht als nooit te voren ln
zijn leven.
„Neen", sprak hij vriendelijk. „U moet
niet gaan; straks zult u hem weer zien,
maar nu niet. Probeert u 't ook maar niet,
want ik ben veel sterker dan u, en ik laat
u niet naar binnen gaan."
Toen gaf zij het op en legde haar hoofd
op haar gekruiste armen op de steenen
leuning. Spoedig kwamen de tranen weer
waar de nar blij om was, want hij wist
dat ook in het vreeselijkste verdriet tranen
leniging brengen, en dat nu het ergste
voorbij was, zoodat hij haar spoedig er
gens kon brengien, waar zij veiliger zou
zijn dan hier. Thans had hij haar zoo ver
mogelijk van Don Jan's deur gebracht
daar waar het lange terras naar net wes
ten afboog, en waar het niet waarschijn
lijk was dat op dit uur iemand voorbij zou
komen. Het was een opwelling van het
oogenblik geweest, enzelf was hij den
schok, toen hij Don Jans lichaam op den
vloer uitgestrekt zag, nog niet te boven.
Hij wist niets van wat er was gebeurd,
maar zich ergens in een hoek schuil hou
dende. om den koning van het bezoek aan
zijn broeder te zien terugkeeren, had hij
er zich van overtuigd, dat Don Jan toen
alleen was. Toen was hij naar diens ka
mer gegaan om, zoo mogelijk, te weten
te komen hoe het met den brief stond en
of hij zelf al of niet nog in gevaar ver
keerde. Want hij was van plan uit het
paleis te vluchten of zich van kant te
maken, liever dan op de folterbank ge
legd te worden als de koning hem zou ver
denken de hand te hebben in een samen
zwering. Een gewone lafaard was hij niet.
maar zijn angst voor lichamelijke pijn was
zoo ontzettend .als alleen zulk een gevoe
lige natuur als de zijne kon voelen. Sinds
hij Philips' gezicht aan het souper had
geziein, zweefden hem steeds de pijnbank
en de „Spaansche laarzen" voor oogen.
Don Jan echter was vriendelijk, en zou
hem wel waarschuwen als hem gevaar
dreigde en zoo zou hij nog altijd door te
vluchten of zich van kant te maken, kun
nen ontkomen aan te worden uiteen ge
reten. Daarom was hij de half openstaan
de deur van de slaapkamer binnen gegaan
maar toen hij zag wat daar was gebeurd,
was zijn eerste opwelling om zich zelf te
redden, zoo gauw mogelijk weg te loopen
niet alleen omdat de moord van Don Jan
ontzaglijke moeilijkheden zou teweegbren
gen. en een uitgebreid onderzoek en ver
hoor na zich zou sleepen, gedurende welke
hij zoo goed als zeker schuldig zou worden
1 verklaard, maar ook om de meer onmid
dellijke reden dat, wanneer hij bij het
llonaam werd gezien, hij als getuige zou
worden gehoord.
Maar daar hij geen lafaard was, ging
zijn eerste gedachte, trots zijn vergeef
lijken angst, uit naar het onschuldige
meisje, wiens goede naam naar de maan
zou zijn, indien zij aangetroffen werd in
de houding, waarin zij daar lag. Daarom
bracht hij haar, alvorens aan zich zelf te
denken, zoo goed als hij maar kon, in vei
ligheid, zij 't dan ook met heel veel moeite
en tegen haar wil.
Half verlamd door haar grenzelooze
smart, lag zij hevig snikkend tegen de leu
ning. De nar begreep, dat hij niets kon
doen. Zoolang zij half bezwijmd scheen te
zijn, had hij getracht haar een beetje te
helpen door met zijn hand en arm haar
hoofd te ondersteunen, met een tecderheid
alsof het zijn eigen kind had gegolden.
Zoolang zij niet wist wat hij deed, was zij
slechts een in nood verkeerend mensche-
lijk wezen geweest, en een vrouw, en in
het diepste van zijn ziel voelde hij een
groot medelijden met alles wat leed, was
te inniger en grooter omdat hij zelf zoo
veel leed had ondervonden. Maar nu zij
weer was bijgekomen en hem herkende,
was het heel wat anders. Zij was nu niet
meer een vrouw, maar een dame van hooge
geboorte, een der hofdames van de ko
ningin, iemand, die ver boven hem was
verheven en wier hand hij niet waardig
was aan te raken. Hij zou tegen den koning
zelf veel vrijpostiger durven zijn dan tegen
dit jonge meisje, dat door het toeval een
oogenblik onder zijn hoede was gesteld.
Terwijl hij in het maanlicht naar haar
gratieuse gestalte, haar kleine hoofd en
tengere armen keek, scheen zij hem toe
van een altaar te zijn gekomen om ln het
leven te lijden, en dat het bijna heilig
schennis was geweest zijn handen op haar
schouders te hebben gelegd en haar te be
letten te doen wat zij zelf wilde. Hij be
greep niet den moed te hebben gehad zoo
ruw en bevelend jegens haar opgetreden
te zijn. Hij had een zacht gemoed, al
bracht zijn beroep mee scherpe en steke
lige dingen te moeten zeggen. Heel deli
cate gedachten en gevoelens sluimerden
in het diepste der ziel van den mlsmaak-
ten man.
„Kom", zei hij zachtjes, na lang te heb
ben gewacht, en toen hij meende dat zij
kalmer werd. iaat mij u wegbrengen.
Dona Maria Dolores, want hier kunnen wij
niet blijven."
„Breng mij weer naar hem",antwoordde
zij. Laat mij weer naar hem terugkeeren."
„Neen dat gaat niet. Wel naar uw
vader; daar bent u veilig."
Voordat de dwerg het beletten kon, was
Dolores opgesprongen.
„Naar mijn vader! O, neen, neen, neen!
Nooit zoolang ik leef. Ik wil overal heen,
behalve naar hem. Neem je handen vari
me af raak me niet aan! Al ben ik
niet sterk, toch zal Ik je dooden, als je
tracht me naar mijn vader te brengen!"
(Wordt vervolgd).
Links: generaal llöell, commandant van het Veldleger, reikt de prijzen uit. Hechte: h'efc
publiek te Nijmegen schonk den deelnemers bloemen voor hun geweldige prestaties.
DE BER0E>1DE CLOWNS de drie gebroeders Fratellini, bij aankomst aan het Cen
traal Station te Amsterdam, waar zij in Carré een aantal gastvoorstellingen zullen geven.
STERKAMP TE OMMEN. Krishnamurti tijdens een zijner lezingen
goor de verzamelde kampgenooten.
"E ENGELSCHE KONING EN DE KONINGIN maakten een vacantiereis
op hun jacht „Victoria and Albert". Het jacht te Cowes.
DE TWEE JONGSTE DEELNEEM
STERS aan het sterkamp te Om
men, voor haar tent.
VOOR DEN START VAN LUIT. ULM
te Portmarnoch Strand, Dublin,
voor een Oceaanvlucht, sioeg het toe
stel bij het benzine-laden om. Het
vliegtuig in het water, bewaakt door
soldaten.