IN HET PARK HET KABOUTER-PRINSJE. J Het Elfje tuurde naar de lichtjes en (riep uit: „Ja, ja, dat zijn mijn vriendin- |netjes!" en harder riep het: „Hier ben ik, |hier ben ik!" GOEDE OPLOSSINGEN. gr woonde eens, in een heel groot bosch, _<n kaboutervolkje. Het leefde daar al fele honderden jaren gelukkig en tevre- len Er was ook 'n Kabouterkoning en een gabouterkoningin. De Kabouters zorgden voor de bloemen tn planten, gaven deze water, wanneer het in lang niet geregend had en knipten dc fcoode en zieke bladeren af. Op zekeren keer, dat Kabouter Snelvoet Ireer met dergelijk werk bezig was, hoorde hij een heel fijn stemmetje roepen: „au! feu! o, mijn voetje, mijn voetje!" Verschrikt keek Snelvoet om zich heen, jiaar hij kon niets ontdekken dan een crooien struik met scherpe doornen. In gespannen luisterde hij en ja, daar bad je het weer: o! o! help me toch, o, m'n voetje, m'n voetje!" „Wie ben je en itaar zit je?" riep Snelvoet. „Ik ben een Elfje en ik hang aan de doornen, o, help me toch!" „Ja, ja, ik kom al", en Snelvoet „haastte zich naar de doornstruik toe en Bevrijdde voorzichtig het Elfje, dat met Ihaar gazen kleedje aan de scherpe door ren was blijven haken. „Zoo", ze Snelvoet verbaasd, „hoe kom 'Ije hier? Ik heb hier nog nooit een Elfje llgezien. Kun je loopen of vliegen?" „Geen van beide", snikte het Elfje, ,,'k heb mijn ééne voet verstuikt en toen ik me vast wilde grijpen aan dien struik, heb lik mijn vleugeltjes gescheurd. O, was onze Koningin, de goede Tooverfee, toch maar (hier met haar gouden staf! Die zou me (wel gauw beter maken!" „Ja", zei Snel- Bvoet, „maar met wenschen en jammeren ■schieten we niet op, ik kan je ook wel Jfcnezen; ik heb thuis, in mijn hollen boom, (geneeskrachtige kruiden en zalf genoeg, "maar dan moet je met me meegaan en de zalf een nacht op je voetje laten zitten. RMorgenochtend kun je dan weer verder". Maar nu begon het Elfje nog veel harder te schreien. „O, neen", snikte ze, „dat kan ik niet doen, wat zullen al de andere [Elfjes en de Elfenkoningin dan ongerust [worden, als ik heel den nacht uitblijf!" Goede raad was duur, maar op eens Ikreeg Snelvoet een inval. „Is Elfenland (héél ver weg?" vroeg hij. „Ja", zuchtte lhet Elfje, „wel negentig boomen". „Dat lis zeker ver", zei Snelvoet, „maar ik zal |je er heen brengen; 't is nog vroeg, je kunt er voor den nacht nog zijn. Ik heet biet voor niets Snelvoet. zie je!" Hij tilde het Elfje op en zei dan: „Zoo en nu moet Ijij me den weg wijzen, want ik ben nog [nooit zoo ver geweest". „Eerst een eindje bechtdoor", zuchtte het Elfje, „en als wd- bij een heel ouden eikenboom komen, moet Ije rechtsaf slaan en dan al maar rechtuit |loopen". „Mooi", zei Snelvoet vroolijk en het tweetal toog op weg. Langzaam kwa men zij vooruit, want. hoewel het Elfje leen teer en licht wezentje was. voor een [Kaboutertje was zij toch nog zwaar. Snel- voet hield evenwel dapper vol en toen het bijna donker was riep het Elfje: „We zijn in Elfenland, hoera, nog maar een klein eindje!" j Daar schemerden tusschen de boomen Idoor lichtjes. „Kijk 's", zei Snelvoet vroo- Ilijk. „ik geloof, dat ze je al zoeken". Daar kwamen de Elfjes al aangeloopen. O. wat was dat een vreugdeHet gewonde [Elfje en Snelvoet werden bestormd met [vragen, tot er eentje zei: „Daar is onze [Koningin, de goede Tooverfee!" En, wer- kelijk, daar stond ze al voor Snelvoet. Toen |ze hoorde, wat er gebeurd was, zwaaide zij Ihaar tooverstaf boven het bezeerde voetje I en daar sprong het Elfje weer lustig rond. I Daarna wendde de Koningin zich tot [Snelvoet, dien zij toestond een wensch te I doen, omdat hij het Elfje veilig had terug- gebracht. Snelvoet dacht lang na. terwijl hij uit- (rmtte op 'n paddenstoel. Eindelijk zei hij: |"Het is Kabouterplicht anderen te helpen, llhaar als ik iets wenschen mag, zou ik (kraag een Kabouterprinsje voor onze Ko- (bingin kiezen, daar verlangen we allemaal [af zoo lang naar". „Wel", zei de goede (fdd' ..dat zal gebeuren. Op de open plek biidden in Kabouterland, zul je een groo- l'™ zonnebloem vinden, in welker hart rustig een Kabouterprinsje slaapt. Maar utnk er aan, alleen de Kabouterkoningin v!S? 1, Prinsje wakker maken". Snel- h?n eerst niet sprken, zóó mooi en jjsast ongelooflijk vond hij het. maar toen ""aankte hij de goede Koningin hartelijk DOOR C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Moeder Gans loopt met haar jongen: Kwakkel, Dons en Snaterding In het park. Het weer is heerlijk; Juist goed voor een wandeling. Daar komt Bob, die iouot met Moeder, In zijn hand houdt hij een zak Om de gansjes brood te voeren. O, die diertjes zijn zoo mak! Zegt hij tegen Moeder, strooit dan Groote stukken op den grond. Kom maar, gansjes, eet maar lekker! 't Ventje kijkt daarbij in 't rond.... Waar de eenden zouden wezen En de groote, mooie zwaan? Merkt niet, dat de ganzenmoeder Heel behoedzaam komt er aan. Hap! de ganzenmoeder neemt plots Bob den zak af met een ruk En 't papier niet al te stevig! Is dan in een wipje stuk. 't Brood rolt nu naar alle kanten Bob kijkt eerst verschrikt, dan kwaad Maar het is gebeurd! Droef zucht hij: Dat ik m' ook zoo foppen laat! (Nadruk verboden). Stoute Ganzenmoeder, foei toch! Gulzig beest! Stil houdt plots Bob, Want de jonge gansjes pikken 't Lekk're brood wat gretig od! 'n Goeie Moeder ben je zeker! Zegt nu Bob. 'k Ben niet meer kwaad, Omdat jij je lieve klnders Ook van 't brood zoo smullen laat. Morgen breng ik weer nieuw brood mee, Kwakkel, Dons en Snaterding. Maar ik zelf wil 't jullie geven Morgen op mijn wandeling. D' and'ren dag. met brood gewapend, Komt ons ventje er weer aan. Stevig houdt hij nu den zak vast j En zegt lachend: 't Zal niet gaan! Ganzenmoeder in haar taaltje Kakelt eerst: Dat 's geen manier! Maar nu Bobby zóóveel brood strooit, Beeft zij mèt haar kroost plezier! 1 'n Luid gesnater wil hem zeggen: Wij bedanken je hoor Bob! En wii eten de traktatie Heusch op jouw gezondheid op! en wilde direct teruggaan om dat wonder te zien en het groote, heerlijke nieuws aan allen te vertellen. De Elfenkoningin even wel stond erop, dat hij eerst zou rusten, om dan den anderen morgen vroeg op pad te gaan. Zoo gebeurde dan ook en toen Snelvoet terug kwam in Kabouterland, ging hij eerst naar de Koningin om alles te ver tellen en toen gingen de Koning, de Ko ningin en Snelvoet naar de open plek, waar de zonnebloem stond. En ja, daar vonden ze midden in het bloemenhart, een Kaboutertje, zoo klein en fijn, als ze nooit gezien hadden. Een ragfijn sluiertje van gouddraad lag er overheen. O! O! wat was de Kabouterkoningin daar gelukkig mee. En de Koning?wat was die blij, dat er nu een opvolger was voor den troon, want hij werd zelf al zou oud en moe. Direct liet hij door het heele land be kend maken, dat er een Prinsje gekomen was, een troonopvolger. En een volle week lang was er feest in Kabouterland- M. HOEKENDIJK. (Nadruk verboden.) GOEDE OPLOSSINGEN DER RAADSELS ONTVANGEN VAN: Jani van Iperen (ook je naam onder den brief zetten, niet alleen op de enve loppe), Marjanna van den Anker, Marinua van den Anker, Jo Beumer, Rie Oudshoorn, Klaas Oudshoorn, Corry van Driel, Daniël van der Steen, Johannus Jacobus Planje, Bep Nieboer, Annie van der Mey Rietje Trap Gerda Spiecker, Karei West. Ietie Hakkenberg, Aaltje Schouten, Nelly Rij laarsdam, Gerrie Doesburg, Nelly de Leeuw, Tieleman van der Linden, Jo van der Linden, Antje de Nie, Rika Kanbier, Greetje de Leeuw, Stientje Griffioen An nie van der Valk. Henny de l'Ecluse. Maria Brokaar. Bald de Wit, Francina de Wit, Dikkie de Wit, Rika de Graaf Marietje Laterveer, Jannie de Moed, Rie de Moed, Conny van Vliet, Jacobus Nieboer. Chris- tiaan Eggink, Tine van der Star, Truus de Graaf, Aaltje van Vliet, Boukje van Vliet, Adriaan van Vliet, Rie Hartevelt, Prljna Hartevelt, Jannie Hartevelt, Annie Zaal berg, Gerard de Geus, Dorus de Geus, Keesje de Geus, Joke Kouw, Wim Kruit. Mooie briefkaart in dank ontvangen van Corry van den Kerkhof.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 13