KLEUR EN KNIPPLAAT. V>orbeeld te BIJ EN VLINDE ANEKDOTES. •iLe o o Eerst de plaatjes en driehoekjes over trekken. Aan het voorbeeld behoeft niets gedaan te worden. Dan plaatjes en driehoekjes op dun karton plakken. De plaatjes kleuren. Alles uitknippen. Stippellijn A—B doorsnijden. Duwstokje C er door steken en vast plakken. Driehoekjes op stippellijnen omvouwen, reepjes met lijm of gluton bestrijken en tegen plaatjes plakken. (Nadruk verboden). te loopen. Hij probeerde het tenminste. Maar hij had helaas geen voeten, en zoo viel hij dan ook reeds dadelijk om. Hè, wat was dat! Margreetje, die den vloerbezemsteel op den steènen vloer hoor de neerkomen, schrok er zóó van dat ze het worteltje Jialf geschrapt in 't water wierp en vlug van den stoel sprong. Daar zag ze toen den bezem liggen Maar juist toen ze hem weer tegen den muur wilde zetten, hoorde zij een melkkookpan mop peren over het stof dat in de melk was gevallen. „Ze zijn te lui, om het deksel behoorlijk te sluiten" morde de pan tot een kleinen waterketel, die vroolijk op het gas stond te zingen. Neen, daar begreep Margreetje nu toch heelemaal niets van! ..Waarom mopperen toch al die lepels, vorken, en al het andere keukengerei?" vroeg zij zich af. .Waarom was dat mooie theepotje zoo ontevreden? En waarom wilde zelfs de vloerbezem wegloopem? En die kleine waterketel staat daar toch zóó vroolijk te zingen, alsof hij het hier heel 'genoeglijk en erg naar zijn zin heeft.... Hoe is dat nu toch mogelijk?" De kleine tevreden waterketel, die juist nog luider begon te zingen scheen ook waarlijk te hooren. hoe Margreetje, naar hem kijkende, op eens verbaasd uitriep: „Maar is die kleine ketel dan de eenige van al het keukengerei, die geheel tevre den is?! Heeft hij zich dan nergens over te beklagen?" En tot haar nog grooter verbazing hoor de zij toen heel duidelijk den kleinen ketel zingen: „Waarom zou ik mij over iets beklagen? Men vult mij toch altijd met zuiver water en zet me dan op het vroolijk vlammende vuur. En ik, die dan mijn best doe, het water zoo vlug mogelijk te laten koken, zing daarbij een vroolijk liedje. Zoo ben en blijf ik tevreden en verlang dus niet naar tets anders, 'k Heb het hier best. en 't is dwaas om naar iets te verlangen, dat men toch nimmer kan krijgen. Heel dwaas zijn zulke verlangens, die nooit verwezenlijkt kunnen worden, 't Zou niet kwaad zijn, als iedereen In deze keuken daar eens aan dacht...." „Die kleine waterketel is waarlijk nog zoo dom niet" mompelde Margreetje en ze keek naar de pannea, de saus- en de roerlepels, en naar de braadvorken en den zoo héél ontevreden bezem. Ze raapte hem dan ook vlug op en zette hem weer naast het lepelrek neer Daarna keerde zij te rug tot de worteltjes keek naar het half geschraapte in het water en naar het mesje dat uit haar hand op den grond gevallen was en ze mompelde: ..Zou ik. al schrapende zijn ingeslapen? Zou ik dit alles hebben gedroomd? Maar dat is toch niet mogelijk! 'k Heb toch zoo heel dui delijk verstaan, wat al die dingen tot el kander zeiden.Nou, en dan die water ketel! Maar die heeft me, ook al heb ik alles gedroomd, heel veel goeds geleerd. Die heeft me verteld, dat tevredenheid ons veel gelukkiger maakt dan ontevreden te zijn. Daarom wil ik ook voortaan heel te vreden het werk doen. dat mij is opgedra gen Ik wil niet meer de mooi gekleede dames, die komen theedrinken, benijden, 'k Wil dankbaar zijn voor alles: ik wil me nuttie maken, dat wil ik!" En Margreetje. het vijftienjarige meisje, dat de dames, die bij de oude mevTouw kwamen theedrinken, moest binnenlaten en aandienen, had nog wel vaak moeite met het onthouden van al die vele vreem de, lange en moeilijk uit te spreken na men, maar ontevreden met haar bestaan was ze niet meer. zelfs al had ze het nog zoo druk. Zoo werd toen de vroeger zoo ontevre den Margreetje een lief verstandig meis je, waarvan iedereen weldra heel veel hield En als soms de andere dienstmeisjes in het groote mooie huis tot haar zeiden: „Wat ben jij toch ten goede veranderd, Margreetje! Hoe ben jij, die vroeger zoo'n ontevreden meisje was. aoo verstandig ge worden?" Dan was steeds het vroolijk-lachendé antwoord: „Vraag dat maar eens aan den kleinen waterketel, die iederen dag zoo vroolijk op het gas staat te zingen!" TANTE JOH. (Nadruk verboden). Een bijtje vliegt van bloem tot Er honing uit te puren; Een vlinder, die het bijtje zie Denkt: wat zijn dat voor Ik houd ook wel van honir Maar 'k denk niet aan ver - Ik leef maar vroolijk bij de Zorg niet voor later jaret Zoo lang leeft ook geen enk Waartoe dus al dat sjou 'k Heb wel gehoord, dat Zichzelf een huis kan bot Daar vindt je raten honing in Heel kunstig! 'k Wil 't Maar waarom ze dit alles do Gaat mijn verstand te bo De vlinder, die zoo luchtig spn Is 's winters lang vergeten, Maar aan het bijtje denken Zoo vaak wij honing eten! HEB (Nadruk verboden). Ingezonden door Wim Kruk Marietje wordt met een lapje zijde naar den winkel gezonden om soort zijde maar dan in een rood! Het meisje zegt toen in hare verleg „Juffrouw hebt u een el zijde i tint van dit lapje" Ingezonden door Corry Rosd Zeer langzame kellner: „Als "t mijnheer uw koffie, ze komt Amerika. Gast: „O, duurde het daarom

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 12