m
De Vierdaagsche - Een Indische tentoonstelling te Zandvoort
Iln het Paleis van den Koning
74rfe Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
ÉLÜ
nep
Sir
'jW* vV
..„■V T'
Iwt.'-
1
DE VIERDAAGSCHE AFSTAND SM ARSOHEN
TE NIJMEGEN. -
De vraggenparade.
Het défilé langs de
vlaggen.
DE JANTJES AAN HET ZWEMMEN. Na de manoeuvres van de Engelsehe
vloot in de Middcllandsche Zee. Engelsche matrozen nemen een verfrisschend
bad in zee.
MINISTER SLOTEMAkER DE BRUINE OPENDE DE INDISCHE TENTOON
STELLING in de Wilhelminaschool te Zandvoort. Op de binnenplaats voerden
Indische dansers eenige dansen uit.
I I»E VERKOOP VAN OUDE SPOORWAGONS aan het station
I te Berlijn aan de liefhebbers, die er een zomerhuisje van willen
maken.
HET EINDE VAN DEN TOUR DE
FRANCE. De aankomst der eerste
renners in het Pare des Princes
te Parijs.
IIET NATIONAAL JONGER NVERBOND laat deze week in de residentie praalwagens
waarbij tevens gecollecteerd wordt ten bate van het Crisiscomité.
rondrijden,
i Een Liefdesgeschiedenis uit t oude Madrid
door F. MARION CRAWFORD.
Naar het Engelsch door W. H. C. B.
..En u hebt geweigerd hem mi] te too-
nen, omdat 't het geheim van een vrouw
betrof."
„Toen had ik hem nog niet gelezen. Hi]
was niet onderteekend en bleek even goed
door een man te kunnen zijn geschreven.' i
Don Jan lette op het gezicht van den
koning, want het was lang niet onwaar
schijnlijk, dacht hij, dat deze den brief
had laten schrijven, of het zelf had ge
daan, en dat hij hem nu zoo gauw moge
lijk weer ln zijn bezit wilde hebben. Phi
lips scheen te twijfelen, of hij zijn kruis
verhoor al of niet zou voortzetten en hij
keek naar de deur, die naar de anticham
bre leidde, plotseling verbaasd, omdat
Mendoza nog niet was teruggekeerd. Togn,
begon hij weer te spreken, maar trots zyrt
boosheid wilde hij zich niet bloot stellen
aan een tweede weigering om den brief af
te staan. Zijn waardigheid zou daaronder
te veel hebben geleden.
In deze questie zijn de feiten als volgt,"
sei hij, alsof hij in het kort samenvatte
yat er in zijn geest was omgegaan. „Het
is mijn wensch u te laten trouwen mét de
koningin-weduwe van Schotland, zooals u
weet. U doet alles wat u kunt door mij
tegen te werken en u bent besloten de
dochter van een ongefortuneerd militair te
trouwen, maar ik ben even vast besloten,
dat gij u niet door zoo'n verbintenis tot
schande zult maken."
„Tot schande maken?" riep Don Jan met
luider stem uit, onmiddellijk toen de woor
den den koning over de lippen waren ge
komen. Hij deed een pas naar voren. „Dat
u die woorden tegen mij durft zeggen, be
wijst dat u dapperder bent dan ik dacht!"
Philips week een pas achteruit, terwijl
hij doodsbleek werd en naar het gevest
van zijn degen greep. Don Jan was onge
wapend, maar zijn degen lag op de tafel
binnen zijn bereik. Toen hij merkte dat de
koning bang was, deed hij een pas ach
teruit.
„Neen," zei hij verachtelijk, „ik heb me
vergist. U bent een lafaard." Hij lachte
toen hij naar Philips' hand keek. die nog
altijd het gevest van zijn wapen omvatte,
gereed om het te trekken."
In de aangrenzende kamer haalde Dolo
res angstig adem, want de klank der stem
men van de beide mannen was plotseling
veranderd. En toch was haar hart van
'vreugde opgesprongen, toen zij Don Jan's
'woedenden uitroep hoorde, na de belee-
'aigende woorden van den koning Maar
Don Jan had gelijk, want Philips was van
natuur een lafaard, en hoewel hij reeds
besloten was zijn broeder in arrest te doen
stellen zoodra Mendoza zou zijn terugge
keerd, voelde hij dat hij hem niet verder
mosat ailUsplep, Hij veiïeer/KJ bepaald Jp
gevaar, want als hij zich niet wist in te
houden weer een of ander schamper woord
te bezigen wat hij altijd zonder vrees
kon doen, omdat hij voortdurend be
schermd werd door zijn lijfwacht zou
zijn broeder hem het volgende oogenblik
naar de keel vliegen. Hij bezat het echte
instinct van den lafaard om dadelijk den
man te onderkennen, die niet weet wat
vrees is.
„U hebt u op zonderlinge wijze verge
ten," sprak hij met een schijn van waar
digheid. „U springt naar voren, alsof u
met mij wilde gaan worstelen en dan bent
u verbaasd dat ik mij klaar maak om me
te verdedigen."
„Ik deed slechts een pas naar voren,"
antwoordde Don Jan met diepe minach
ting. „Bovendien ben ik ontwapend. Daar
op de tafel ligt mijn degen. Maar daar u
de koning en mijn broeder bent, bied ik
uwe majesteit mijn volledige verontschul
diging aan, haar aan het schrikken te
hebben gemaakt."
Dolores begreep wat er was gebeurd
wat Don Jan's bedoeling ook was. Ook be
sefte zij dat elk oogenblik haar toestand
wanhopiger en onhoudbaarder werd,
maar zij kon Don Jan zijn woorden niet
kwalijk nemen. Zelfs al had hij haar wil
len redden, zou zij niet hebben kunnen
dulden dat hij voor den koning had ge
kropen, en hem voor zijn onberaden woor
den en beweging vergeving had gevraagd,
en nog akeliger zou ze 't hebben gevonden
ais hij niet hevig geprotesteerd had tegen
zelfs het minste woord, dat haar belee-
„Ik voel niets voor onze bloedverwant
schap," zei Philips koel. „Indien het mij
behaagde die te erkennen, toen u nog een
jongen was, geschiedde dit uit eerbied
voor den keizer. Ik deed het niet in de
hoop om broeder te worden genoemd door
den zoon eener Duitsche vrouw uit den
burgerstand."
Don Jan vertrok geen spier, want de
woorden behelsden zonder overdrijving de
letterlijke waarheid en konden dus moei
lijk als een beleediging worden beschouwd,
al was dit wel de bedoeling er van ge
weest. Hij voelde zich dan ook gekwetst,
evenals dit trouwens altijd het geval was
bij elke toespeling op zijn werkelijke
moeder.
„Zeker," antwoordde hij nog steeds op
hoonenden toon, „ik ben den zoon eener
dochter van een Duitscher uit den bur
gerstand niets meer en niets minder. Maar
niettemin ben ik uw broeder, en hoewel ik
niet zal vergeten dat. als wij tegenover de
wereld staan, u koning bent en ik onder
daan, staan we hier als man tegenover
man, als broeder tegen broeder, en er is
hier geen sprake van koning en prins.
Maar ik zal u geen kwaad doen; daarvoor
respecteer ik den broeder veel te weinig,
en acht ik den koning te hoog."
Er kwam een kleur van Doosaardigheid
in Philips' gezicht, en in plaats van heen
en weer naar en van Don Jan te loopen,
zooals hij tot nu toe had gedaan, begon hij
langs hem heen de heele kamer op en
neer te wandelen, bijna voortdurend zijn
broeder in het oog houdend.
„Ik waarschuwde u, toen ik hier \wau,
dat uw woorden zullen worden onthou
den," zei hij. „Uw handelingen zullen
evenmin worden vergeten. Er zijn ook in
Madrid gebouwen, waar u van de afzon
dering, die u zoo zeer begeert, kunt genie--
ten, zelfs in totale eenzaamheid."
„Indien het uwe majesteit behaagt Don
Jan van Oostenrijk gevangen te zetten,
hebt u daartoe de macht. Wat mij betreft,
ik zal er mij niet tegen verzetten."
„Wie dan wel?" vroeg de koning boos.
„Verwacht u misschien een algemeenen
opstand onder het volk, om u in vrijheid
te stellen, of dat er een paleisrevolutie, op
touw gezet door uw partij, zal uitbreken,
met het doel mij te dwingen u om redenen
van staat en vrijheid te hergeven? Voor
het eene zoudt u in Parijs moeten zijn, en
het andere zou slechts in Constantlnopel
mogelijk kunnen zijn. We zijn echter in
Spanje, waar ik heer en meester ben, en
waar mijn wil zal geschieden, waartegen
niemand zich zal verzetten. Ik ben te goed,
te vriendelijk voor u! Voor de helft van
hetgeen u hebt gezegd en gedaan, zou
Elisabeth van Engeland u morgen om het
leven hebben doen brengen. Maar ik zal u
nog een kans laten, omdat er nog eenige
twijfel bij mij bestaat en het recht niet
verkracht mag worden en niet mag wor
den misbruikt als werktuig om wraak te
nemen Ja ik ben welwillend, ik ben
goedertieren. Wij zullen zien of gij u weet
te redden en zullen u een kans geven."
.(Wordt vervolgd), j