Gondels in de Amsterdamsche grachten - Joodsche demonstratie
DE WARMTE:
In het Paleis van den Koning
Tweede Blad
LEIDSCH DAGBLAD
'4«te Jaargang
FEUILLETON.
AMSTERDAM, HET VENETIë VAN HET NOORDEN. De directie van een hotel te Amsterdam organiseert tochten per
gondel door de grachten. Een Italiaansche gondelier stuurt het bootje door de wateren.
RUIM DERTIGHUIZEND JODEN 'de
monstreerden te Londen tegen de Joden
vervolgingen in Duitschland. Alle Joodsche
zaken en scholen waren gesloten.
BRAND AAN EEN STEIGER aan de de
Ruyterkade te Amsterdam^De brandweer
ip actie.
EEN VLIEGTUIG waarin twee jonge aviateurs zaten, kwam nabij
Dallas (Texas) op telegraafdraden terecht. De vliegers verlaten
de machine.
Links: Meisje te Voleridam, dat bij een ijswafel een beetje verfrissching zocht. Rechts: een boerin in het
Zuiden van Frankrijk neemt een koelen dronk tijdens het werk in de zon.
Een liefdesgeschiedenis uit t oude Madrid
door F. MARION CRAWFORD.
Naax het Engelsch door W. H. C. B.
41)
tooYS? dat °°genblik af maakte zich de
mt!™°p.„van den ongelukkigen man
^are de koning niet bij Don Jan
2011 Mendoza onmiddellijk
dM^o!e!5e z'Jn om zijn vijand te doo-
trnifoM 200 nood'g. zich zelf. Onge-
verl™™ was de kamer, waar Dolores
de °Egeiltwas geweest en waaruit zij op
Toen iL2 andere wijze was ontsnapt,
maar- e 21(111 zÜn boodschap
te versuft om aaneengeschakeld
aioeïPSSJf 2 5n aSin 's konings bevel
Kiooie dfdelljk worden voldaan. Met
hil vr2? hij rechtop staan, want
iaren plo^ellng den last van zijn
hloediee^few 5ra drukken. Hij eisc'nte
Sleutel harf en hoe eer hij den
Zijn vilaJfHJSt 2f,A'pSediAer zou hij bij
35» 2W- Hij liep nog onvast,
voelde maarm? ,onder zijn voeten
bertreev t2f 2? kleine honderd meter
heheersfhirü s20rt mechanische zelf-
Scaen komt jvel eens over men-
n komt op oogcnbmüen xan uiterste
wanhoop, oogenblikkeri waarop men zijn
gedachten niet mag permitteeren stil te
staan, oogenblikken, waarop men niet mag
denken aan hetgeen voor den boeg staat.
Het waren meer beelden dan gedachten,
die in zijn brein opkwamen, want hij zag
alle vervlogen jaren weer terug, vanaf den
dag dat zijn jonge vrouw was gestorven en
waarop hij zelf den middelbaren leeftijd
had bereikt. Eén voor één kwamen de
jaren terug en van elk vormde het blonde
meisje het middelpunt, het kind, dat al
lengs tot vrouw zou opgroeien. Hij hoorde
weer het kinderstemmetje, voelde kleine
handjes zijn voorhoofd streelen, hij zag
de ernstige, grijze oogjes heel dicht bij de
zijne. En toen zag hij weer het kindje voor
zich, wier klaterende, lieve lach altijd
door de kamer klonk, als hij er was; daar
na de aanminnige liefelijkheid van het
volwassen meisje, wier trekken het gelaat
van de vrouw, die hem het dierbaarst op
aarde was geweest, uit den dood deden
herrijzen, en toen weer hoorde hij de stem,
die hem reeds lang vergeten klanken op
nieuw deed hooren. Dit alles zag en hoorde
en doorvoelde hij opnieuw, thans wetende,
dat elk beeld zou vervloeien tot dit eene
tafereel, dat hij zooeven had gezien en
zijn schande beduidde: een schuldige
vrouw, die bij avond wegsloop van de deur
van haar minnaar. Dit was niet het eenige,
want hij kreeg ook de bijna absolute
zekerheid, dat zij hem jaren lang had be
drogen, terwijl hij zoo hard gestreden had
om haar te behoeden voor hetgeen hem
slechts een schijnhuwelijk had toege
schenen. Hij voelde dat zij reeds voorgoed
voor hem verloren was, dat zij zelf haar
ondergang bewerkstelligd had en er geen
hoop op eerherstel bestond.
Het was te veel voor hem, en hoewel hij
rechtop liep en recht voor zich uitkeek,
wist hij niet waar hij liep, zoodat hij ten
slotte voor zijn eigen deur stond, inplaats
aan 's konings bevel gevolg te hebben ge
geven. Eerst toen hij zijn hand naar den
klopper had opgeheven, kwam hij tot het
besef waar hij was, en toen liet hij zijn
arm hulpeloos en hopeloos zakken. Daarop
maakte hij als een soldaat op een parade
stram rechtsomkeert en keerde met een
regelmatigen pas op zijn schreden terug.
Voor niets ter wereld zou hij zijn woning
zijn binnengegaan, want hij was er van
overtuigd, dat zijn dochter daar vóór hem
was aangekomen, en dat, als hij van aan
gezicht tot aangezicht vóór haar stond, hij
zeker zijn hand tegen haar zou opheffen.
Hij wilde haar op aarde niet meer terug
zien, uit vrees dat hij haar het leven zou
benemen wegens hetgeen zij misdre
ven had.
Toen kreeg hij zich weer in bedwang en
begaf zich naar den oppersleutelbewaar-
aer, wien hij namens den koning om den
bewusten sleutel vroeg, maar die werd niet
gevonden, wat hem in zijn overtuiging
versterkte dat Don Jan dien zelf had.
Maar voor den vorm bleef hij aandringen
er nog eens goed naar te zoeken, want dat
de koning er op wachtte. Knechts werden
geroepen, ondervraagd en gedreigd, maar
er iets van wisten, verklaarden
eenstemmig, dat de sleutel op de deur was
gelaten, terwijl zij, die niets wisten, het
zelfde beweerden. Tenslotte was Mendoza
overtuigd genoeg moeite te hebben gedaan
en hij ging met een blik van wanhoop
heen.
Hij liep nu met een vluggen pas, want
hij wist dat hij nu naar zijn vijand ging.
Hij trachtte er niet aan te denken, wat hij
zou doen, als hij Don Jan op armslengte
voor zich zou hebben, doch door 's konings
tegenwoordigheid gevrijwaard voor plot
seling geweld. In zijn binnenste voelde hij
het wilde besluit opkomen om hem in
tegenwoordigheid van zijp meester de
waarheid te zeggen, met een degenstoot
bloedwraak te nemen en daarna zichzelf
te dooden, maar al was hij half krankzin
nig van wanhoop, toch liet hij deze ge
dachte geen besluit worden. Maar in zijn
soldatenhaat domineerde boven recht en
onrecht of elke andere ingeving van zijn
hart de eerbied en de loyaliteit voor zijn
souverein, wanneer het, tegen welken prijs
ook, zijn plicht jegens dezen gold.
HOOFDSTUK II.
Toen de koning Mendoza had weggezon
den, ging hij in de kamér heen en weer
loopen, terwijl Don Jan naar hem keek en
wachtte tot hij iets zou zeggen. Klaarblij
kelijk was hij nog boos, want hoewel zijn
toorn soms plotseling werd gewekt, duurde
het heel lang voordat die zijn hoogtepunt
had bereikt, om daarna nog langzamer te
verdwijnen. Was zijn boosheid tenslotte
geweken, dan liet zij in den regel toch nog
een blij venden haat achter, die alleen tot
zwijgen kon worden gebracht door finale
vernietiging van hem, die dien haat had
teweeg gebracht. Die blijvende haat was
misschien nog gevaarlijker dan de eerste
uitbarsting er van, maar in oogenblikken
van woedende hartstocht was Philips toch
ongetwijfeld een gevaarlijk wezen.
Blijkbaar was hij niet geneigd tot spre
ken, zoolang hij nog niet zeker was dat
niemand in de aangrenzende kamer luis
terde, maar als hij van tijd tot tijd naar
Don Jan keek, werden zijn stille oogen
bijna geel van kleur, en bewoog zijn onder
lip zich onrustig. Misschien begreep hij
dat Mendoza niet onmiddellijk den man
kon vinden, die den sleutel in bewaring
had, en snel werd zijn opkomend boos
humeur hem de baas. Don Jan ging in
stinctmatig rechtop staan, zooals iemand
doet, die verwacht te worden aangevallen.
Hij stond dicht bij de tafel en bleef daar
gedurende de discussie, die volgde, bijna
onbeweeglijk staan, terwijl Philips heen
en weer liep, soms een oogenblïk voor zijn
broeder bleef stilstaan, om dan weer zijn
wandeling te hervatten. Steeds was zijn
stem gedempt en onaangenaam; nu en
dan werd zij schor en onduidelijk van
woede; dan schraapte hij zijn keel, alsof hij
daarop ook al boos was Aanvankelijk nam
hij de uiterlijke vormen, zij het ook
slechts met woorden, in acht, maar lang
voordat zijn toorn het hoogtepunt had be
reikt, liet hij ook die varen.
(Wordt vervolgd).