ZOEKPLAATJE. WAAROM HOPLA ZOO GAUW TERUG WAS Wat Jantje 't liefst was. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Hopla was een echte bengel, En een wilde spring-in-'t-veld. 'k Heb je van dien stouten kikker 'k Weet 't vast! nog nooit verteld! Hopla was de schrik der ouders; Alle kikkers in de sloot Waarschuwden de kinder-kikjes, Dreisend daarbij met hun poot, Hopla leert je stoute streken, Luister dus naar Hopla niet En blijf rustig en tevreden Bij je ouders in het riet! Wat gebeurde?Op een morgen 't Was juist heerlijk zomerweer! Daar verscheen in alle vroegte, Uitgedost als een meneer Hopla! En die stoute kikker Zei: Ik trek de wereld in! Altijd in die sloot te blijven, Is mij toch wat al te min! Verre landen ga 'k bezoeken, 'k Wil de heele wereld zien: Stellig kom ik niet gauw thuis hoor! 't Duurt misschien een jaar of tien! Hopla ging, Hij sprong en kwaakte Wasin een kwartier terug' En de kinder-kikjes vroegen: Ging de reis zoo vrees'lijk vlug? Hopla had genoeg van 't reizen Want een groote ooievaar Stond op één been 'n eindje verder.... Hopla zag op eens 't gevaar! Angstig sprong hij gauw naar huis toe. Zei: De wereld is wel groot, Maar 't is nergens toch zoo veilig Als in onze eigen sloot! (Nadruk verboden) Verhaalte op rijm door C. E. DE LILLE HOGERWAARD, Klein Jantje ging naar bed en zei: Ik ben zoo lang al kind! Ik zou zoo graag een dier eens zijn! Wat ik het prettigst vind? Een hond te wezen, 't Mocht dan steeds Geheel alleen 'r op uit. Een ruige terrier is leuk! Die heeft zoo'n aardig' snuit! En nauw'lijks lag Jan in zijn bed. Ofhij was heusch een hond Een hondje dus in Droomenland. Wat Jan dat heerlijk vond! Maar Jantje-hond, die blafte luid, Toen buurmans poes, Minet, Er aan kwam en geweldig blies Geen van de twee had pret! En eind'lijk vluchtte poes Minet Boos blazend in een boom. Ze kwam niet naar beneden, hoor! Nog voor geen kom vol room! Ons Jantje-hond dacht: Liever dan Een hond ben ik een kat! En vóór hij 't wist, was hij Minet, Nee maar. wat vlug ging dat! Daar zat me Jantje-poes, heusch waar! I In 'n hoogen beukentop. Er kwam een eekhoorn. Jantje dacht: Die bijt me in mijn kop! Een eekhoorn was hij liever dus Jan had een eekhoornstaart. Hij zag zijn nest, waar eikels al Voor hem lagen bewaard! Maar plotseling wat leven! oh! Het suisde door de lucht! Een groote vogel kwam er aan. Jan-eekhoorn nam de vlucht! Een vogel was hij liever toch: Een arend of een gier Hij was het al! Daar viel hij! Bons! O, oh! waar ben ik hier? Riep Jantje-arend. 't Liefste nog Was ik gewoon maar Jan, Die rustig in zijn bedje lag En Moeders kleine man! Hij wreef zich eens de oogen uit, Lag inzijn eigen bed! Moes stond ervóór, keek lachend, maar.. Waarom had Moes zoo'n pret? Ons Jantje deed nu vlug 't verhaal, Hij zei Het liefste, Moes Ben ik uw Jan, nooit word ik weer Een hond en zelfs geen poes! Geen eekhoorn en geen arend ook! Ik ben nu Moeders Jan! En Moes zei Afgesproken, hoor! Jij blijft mijn kleine man! haag, waar Wim stond. Die deed net, of hij niets zag of hoorde en er geen Fred bestond. Toen zei Fred flink: „Wim, 'twas gemeen van me, ik had het niet mogen doen. Maar 'tzal nooit meer gebeuren, ik heb er echt spijt van." Nu keek Wim op. „Ja," zei hij eenvou dig. ,,'twas gemeen van je, een echte kwajongensstreek. Je zou Anneke heel wat pijn bespaard hebben, als je het niet had gedaan en ik vlugger was weg geweest. Ge lukkig is het niet zoo héél erg en is ze nu weer rustig." ,,'tSpijt me héél erg!" zei Fred nog maals zacht en draaide zich om. „Fred," zei Wim weer, „ik ben niet zoo héél erg kwaad op je. Eerst wel, zie je, toen ik den band leeg vond en niet weg kon en je zei, dat jij het gedaan had. Maar ik vond het toch wel flink van je, dat je me niet zoeken liet en zelf te voorschijn kwam, om het slangetje terug te geven. Zie je, dat vond ik geen kwajongenswerk!" En hij stak z'n hand naar Fred uit, die hem pakte en stevig drukte. „Nou, Jong, dat is voorbij," vervolgde Wim. „Nu ik weet, dat het met Anneke niet zoo erg is, zullen we er niet meer over praten. Afgesproken?" En den volgenden morgen reden twee vroolijke jongens zingend den weg af. Wim aan het stuur en Fred achter op de nieuwe fiets! En ze werden hééle dikke vrienden! RO FRANKFORT. i .(Nadruk verboden). Waar is de knecht? (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 14