Afscheid president Hoogen Raad - Gouden jubileum A. N. W. B. 74ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. In het Paleis van den Koning Een liefdesgeschiedenis uit 't oude Madrid door F. MARION CRAWFORD. Naar het Engelsch door W. H. C. B. 22) Adonis schepte er behagen in om nu en dan de hofwereld als een schouwtooneel te zien, evenals een acteur, die avond aan avond moet optreden, het prettig vindt een enkele maal als toeschouwer naar een theater te gaan. Hij vormde een integree rend deel van het hof zelf, een man, van wien dikwijls het meest werd verwacht, op oogenblikken, waarop hij het minst kon geven, wien nauwelijks geoorloofd was zich in gewone taal uit te drukken, maar die overigens bijna alles mocht zeggen. Hij was geen mensch, maar een traditie, iets, dat er moest zijn in een omgeving, waar het van geslacht op geslacht was geweest. Waar het hof verblijf had gehouden, lag een nar begraven, dikwijls twee of drie, want narren bereikten zelden den norma len menschenleeftijd. In de oogen der heerlijk geparfumeerde, rijk gekleed e mannen en vrouwen daar beneden, die voordat de avond ten einde was, wel om de een of andere grap van hem zouden lachen, was de nar een dienaar, waar men niet buiten kon. omdat er altijd een hof nar was geweest, die even onmisbaar was als een opperlakei, een chef-kok of een opperkoetsier maar veel amusanter. Maar een mensch was hij niet, een naam had hij niet, voor hem was er onder de menschen geen plaats, men geloofde met dat hij een moeder, een vrouw, een thuis, of wat ook tot het menschdom kon be hoor en, bezat. Zijn logiês was goed het zelfde, waar de vorige nar was gestorven en evenals zijn voorganger was hij rijk gekleed; hij kreeg lekker eten en fijne, Fransche wijn, opdat zijn geest niet ver troebeld zou worden door sterkere alcoho lische dranken, waardoor hij in gebreke zou blijven het hof te laten lachen. Maar hij wist heel goed, dat nu reeds ergens m Toledo of Valladolid iemand in opleiding was voor hofnar en die geoefend werd in goede manieren en in de kunst van gees tig zijn, en die bij zijn dood de open gevallen plaats zou innemen. Niemand wist dat Adonis wel eens op de galerij kwam; hij zou er nu niet lang blij- ven want hij moest de boodschap van den' koning nog overbrengen en dan op hem wachten, voordat de koninklijke stoet de troonzaal zou binnentreden Het duurde nog lang voordat de deuren ter rechter zijde van den baldakijn geopend werden, maar hovelingen zijn vanaf hun jonge jaren gewend aan lang wachten, terwij 1 van velen hunner de hoof '.bezigheid ls: kijken en gezien worden, en zij die dit kunnen en beide prettig vinden, zijn zel den ongeduldig. Er Waren ook velen van Don Jan's offi cieren, mannen met gebronsd gelaat door het te velde zijn, die gaarne hun lauweren blad voor blad zouden willen ruilen tegen rozen van de een of andere dame, die daartoe genegen was en er waren er ge noeg. Geestelijken, stemmig in het zwart en in 't paars gekleed, behoorden ook tot de genoodigden, maar niet vele. Zij ston den in een hoek bij elkaar en spraken een koeterwaalsch van Latijn en Spaansch, dat door niemand anders werd verstaan. En allen, die er waren, hooge en lagere hofdignltarissen, bisschoppen en kannu- niken, corpulente prinsessen, Ingeregen tot zij bijna stikten, een beroerte nabij, en wanhopige pogingen doende zich in deze hitte met haar waaier wat af te koelen, en haar slanke, donkerooglge, on verschillig lachende dochters zij allen waren hierheen gestroomd om Spanje's jongsten en grootsten held, Don Jan van Oostenrijk, te begroeten, die Granada op de Mooren had heroverd Toen eindelijk de deuren opengingen, weerklonk van buiten, nog var weg, het geschal van zilveren trompetten en het volle koor van pratende menschen ver minderde tot gefluister, dat gedurende eenige oogenblikken wegstierf tot vol maakte stilte, toen de grootste souvereln van zijn tijd en tevens een der zonder lingste figuren door alle eeuwen heen, voor zijn hof verscheen. De opperceremo- niemeester, die zijn ambtskleeding en een langen, witten staf droeg, kwam het eerst binnen. In de heerschende stilte klonk zijn stem tot achter in de vestibule: „Zijne Majesteit de Koning, Hare Majesteit de Koningin." Toen marcheerden een twintigtal helle baardiers, uitgezochte, lange mannen, onder persoonlijk bevel van Mendoza, die zijn borstharnas en helm droeg en zijn degen had getrokken, met gelijken tred binnen. Hij stelde de wacht op één gelid op, zóó, dat hij zelf naast de deur kwam te staan. Na de lijfwacht kwam Philips n, een lange, melancholieke figuur, en aan zijn linkerzijde liep de jonge Koningin, een klein, mager, in het wit gekleed per soontje, met droevige oogen en een ge voelvol gezicht benieuwd misschien, of ook zij spoedig hetzelfde lot zou deelen van die andere koninginnen, die naast denzelfden koning naar dergelijke feesten waren gegaan en allen vóór haar tijd waren gestorven: Maria van Portugal, Maria van Engeland, Isabella van Valets. De koning was een van die menschen, die meer door het noodlot dan door de natuur geteekend waren als verderf aan brengend, somber schepsel, iemand, die in zijn doen en laten iets terugstootends had, geboren om op het eerste gezicht een on bestemde vrees in te boezemen, en voor beschikt tot zeldzaam ongeluk, of wel tot buitengewoon succes, een van die wezens, waarvan alle menschen instinctmatig te rugschrikken en tegenover wien men spoe dig de noodige vlotheid van spreken ver liest en aan elke vertrouwelijke gedach tewisseling een domper opzet. Onnatuur lijk onbeweeglijke oogen van een onbe stemde kleur, keken met een schrikaanja gende vastheid de wereld in, oogen, die heel zonderling geplaatst waren in het groote, volkomen kleurlooze gezicht, dat deed denken aan een overdreven wassen masker. De bleeke lippen sloten niet op elkaar, de onderlip stak uit, naar voren gedrukt als gevolg van de merkwaardige onderkaak, die nog heden ten dage de af- stameUngen van het Huis van Oostenrijk kenmerkt. Een dunne baard, zoo licht van kleur alsof hij verschoten was, accen tueerde de kin meer dan dat hij haar ver borg; het noch dun gezaaide, noch dichte, noch lange, noch korte hoofdhaar, dat met een scheiding en uiterst zorgvuldig gekamd om de groote maar fijn ge vormde ooren werd gedragen, was van de zelfde onbestemde kleur. Hij had zware wenkbrauwen en een hoog voorhoofd, het heele gezicht was te groot, zelfs voor zoo'n lange man, en had iets griezeligs in zijn trekken. Als hij naar iets keek, droeg Idj zijn hoofd een beetje voorover gebogen, maar als hij om zich heen keek, bewoog hij het langzaam en zeker alsof het door een machine in beweging werd gebracht, het af en toe stilhoudende, terwijl hij dan strak naar iets keek, om, zoodra aan zijn nieuwsgierigheid voldaan was onver schillig of hij sprak of zweeg bewe gingloos in de oorspronkelijke houding terug te keeren. .(Wordt vervolgd), Afscheid Van mr. A. Fentener van Vlissingen als president Van den Hoogen Raad. Overzicht tijdens de voltallige plechtige zitting. HET JUBILEUM VAN DEN A.N.W.B. In de voormalige sociëteit Buitenkist te Utrecht, werd een gedenksteen onthuld, in verband met het feit, dat hier vóór 50 jaar de A.N.W.B. werd opgericht. De heer Edo Bergsma, voorzitter van den A.N.W.B., aanvaardt den gedenksteen voor den bond. DE TENNISWEDSTRIJDEN TE WIMBLEDON. Mrs. Helen Jloody Wills de Wim- DE EERSTE ETAPPE TAN DEN TOI ll DE bledon-kampioene van verleden jaar, tijdens den wedstrijd tegen rnrs. Macready FRANCE - B.j de brug te Acheres. De Fransch- (Engeland). man PeIlssier aan den kop van het peleton. DE I'IUNS VAN WALES volgt vol aandacht de golfwedstnjden Southport. Na afloop reikte hij den beker uit aan het winnende Engelsche team. EEN FROEFLADING POMPELMOEZEN welke vrucht men in Holland onder het publiek wil brengen, arriveerde met het m.s. „Johan van Oldenbarnevclt" te Amsterdam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 5