DE OFFICIEELE HEROPENING
DER LAKENHAL
LEIDSCH DAGBLAD - Tweede Blad
Maandag 12 Juni 193
RESTAURATIE EN REORGANISATIE.
INGEZONDEN.
OVERZICHT DOOR DEN DIRECTEUR DEN HEER COERT
Hedenmiddag heeft onder groote belang
stelling, ln tegenwoordigheid van het Col
lege van B en W, leden van den Ge
meenteraad en van de Commissie voor de
Lakenhal, alsmede afgevaardigden van
diverse vereenlglngen, de officleele opening
plaats gehad van het geheel gerestaureer
de en gereorganiseerde Stedelijk Museum
,de Lakenhal", dat sinds eenlge maanden
in verband met de verbouwing voor het
publiek gesloten was.
De roem van de Lakenhal, indertijd het
belangrijkste werkgebouw van de bekende
Leldsche lakenindustrie is reeds door vele
geschiedschrijvers gememoreerdonge
twijfeld zal ook in de toekomst aan de
ïestauratie van dit jaar. onder leiding van
directeur Coert de noodlge aandacht wor
den besteed.
De directeur ls 6inds zijn benoeming
begonnen naar zijn Inzichten diverse ver
anderingen aan te brengen, die by voort
during grooter omvang aannamen, zoodat
het gebouw zelfs korten tUd voor niemand
ioegankoiyk was. wy verwyzen voor een
systematisch overzicht van deze restaura
tie naar de hieronder volgende interes
sante uiteenzettingen van den heer Coert,
hedenmiddag tot de vele genoodtgden ge
sproken. Een der belangrykste verande
ringen ls wel het in eere herstellen van
den oorspronkeiyken ingang aan den
Oudc-Singel: door een vriendelijk poortje
betreedt men het fraaie binnenplein en
vervolgens een ruime hal. die onmiddeliyk
de aandacht trekt door de merkwaardige
verzameling wapens, die er met juist in
zicht is opgesteld. Een en ander beant
woordt nu zeker weer grootendeels aan de
bedoelingen van den architect Arnold van
's-Gravesande. onder wiens leiding de La
kenhal ln 1670 tot stand kwam. De nieuwe
ingang beteekent een zeer groote verbete
ring; lederen kunstliefhebber zal 't groote
verschil in styl met de veelbestreden en-
trée aan de Schelstraat opvallen.
In elk opzicht trouwens heeft de heer
Coert getracht de 17e eeuwsche sfeer, die
in menig opzicht verloren was gegaan, te
benaderen en dit is zyn zeer groote ver
dienste. Het gansche gebouw maakt met
een voornamen, rustigen indruk; elke
overbodige indeeling is verdwenen, alle
overdaad lijkt ons streng geweerd, terwyi
wij tevens onder den indruk kwamen van
de royale belichting in de zalen, waardoor
de voorwerpen en schilderyen prachtig
tot hun recht komen, mede door de zeer
overzlchteiyke en geiyksoortlge schikking.
Verschillende indrukwekkende doorkykjes
foonen eerst nu het inwendige van het
gebouw in zyn volledige schoonheid. De
directeur heeft met zyn kunstzinnigen
smaak voortTeffeiyk werk gedaan: de re
organisatie is o.i. de waarde van het ge
bouw en de verzamelingen buitengewoon
ten goede gekomen. De Lakenhal, reeds
lang een glorie voor de Sleutelstad, zal
voortaan stellig nóg meer dan voorheen de
aandacht van stadgenoot en vreemdeling
trekken. Voor den directeur spreken wy
de hoop uit. dat hy ook in de toekomst
nog die veranderingen moge aanbrengen,
welke hij wenscheiyk acht. doch waarvan
de uitvoering wegens gebrek aan middelen
helaas nog op zich moest laten wachten,
wy willen hier tevens wyzen op den keu-
rigen aanleg van den tuin, waaraan mevr.
Coert-De Jong haar beste krachten wydde
met behulp van het hoofd van den ge
meentelijken plautsoenendienst den heer
Jonker en die eveneens een bezoek alles
zins loont.
Toen alle genoodigden plaats genomen
hadden in de met bloemen en planten ver
sierde museumzaal, nam allereerst burge
meester mr Van de Sande Bakhuyzen, te
vens voorzitter van de Lakenhalcommissie
het woord Deze sprak als volgt:
Rede van den Burgemeester.
Het Gemeentebestuur verheugt er zich
over, dat U in zoo grooten getale gevolg
hebt willen geven aan zyn uitnoodiging
om de heropening van ons Stedeiyk Mu
seum by te wonen.
Een, naar ik hoop, gerechtvaardigde
trots op dit bezit deed ons deze gebeurte
nis als van zoo groot stedeiyk belang be
schouwen, dat wy haar met eenige plech
tigheid gepaard meenden te mogen doen
gaan Zelfs hebben wy ons vermeten
aan te nemen, dat ook tal van nlet-Leid-
sche belangstellenden in kunst en kunst
historie er prys op zouden kunnen stellen
de aanmerkeiyke verandering die in ons
Museum plaats heeft gevonden in oogen-
schouw te nemen en ik waardeer hun
komst in dubbele mate.
Vele malen heeft de Lakenhal de aan
dacht van onze land- en stadgenooten, ja
van tallooze vreemdelingen weten te
boeien, doch meestal waren het dan de
werken van één Leidsch grootmeester van
het Lukasgilde, die der Lakenhal een zeer
bijzonder magnetische kracht verleende.
Ik denk aan de zoo wél geslaagde ten
toonstellingen van de werken van Rem
brandt, van Jan Steen, van Floris Ver
ster De Leldsche verzameling zelve trok
zich dan in bescheidenheid terug, om het
volle licht te doen vallen op wat een van
Leiden's groote. zonen der wereld aan
kunstschatten gebode^ heeft. Maar ook
die metterwoon gevestigde verzameling
kan zekere aanspraken doen gelden.
Heden is het dan het Stedelyk Museum
zelve, dat zich aan U vertoonen wil en dat
Uwe vernieuwde of wellicht nog nimmer
of niet voldoende gewekte belangstelling
vraagt voor het vele schoone wat zü om
vat, en vooral ook voor het schoone ge
bouw dat dit bezit herbergt. Beide toch
staken zij zich in nieuwe kleedy. Het eene
door een ingrijpende verbouwing, de
andere door vernieuwde groepeering en
verbeterde uitstalling.
tvy hopen dat de aanschouwing U
straks zal doen zeggen, dat wy inderdaad
recht hadden U tot een bezoek te noodi-
gen.
Ter elfder ure was ook in Leiden al
was het ook de meeste Hollandsche steden
voor het besef wakker geworden, dat
het kunstbezit der stadgenooten en der
stad danig aan het verminderen was,
kwantitatief zoowel als kwalitatief en
onder voorzitterschap van den toenmali-
gen wethouder mr. C. W. Hubrecht kwam
29 Maart 1867 voor het eerst bijeen de
„Commissie voor de bewaring van voor
werpen van waarde en belangryk voor de
oudheidkunde en de geschiedenis der
kunst."
De eer om de Leldsche kunstschatten,
voornameiyk uit schilderyen en enkele
rellquien van het beleg bestaande, te
mogen herbergen, werd achtereenvolgens
toegedacht aan het thans afgebroken
Invalidenhuis, de zolders van het nu ver
brande Raadhuis en het verlaten nosoco-
mium, doch geen dezer waardig bevonden.
In den loop van 1869 werd de keuze ge
vestigd op de bovenverdiepingen van de
Lakenhal, nadat daaruit eerst verwyderd
waren de cholerakrlbben tot bewaarplaats
waarvan de schoone schepping van Arend
van 's Gravensande van 1640 was afge
daald. Gy ziet, heel veeleischend mogen
de voorgangers van de tegenwoordige be
waarders van onze muscule schatten niet
genoemd worden. Gelukkig, mogen wy, die
den bouwstyi van die dagen hebben lee-
ren kennen, ons achten, dat de stadsthe-
saurle het bouwen van een nieuw Museum
niet, doch het in eere herstellen van een
der schoonste zeventiende eeuwsche mo
numenten wel toeliet.
Welke gelukkiger greep hadden Hubrecht,
B. W. Wttewaal, mr. E. J. J. C. Kneppel-
hout van Sterkenburg, dr. J. C. Snellen
van Vollenhoven en J. C. Cornet kunnen
doen dan dit monument uit het bloeityd-
perk onzer kunst, dit prachtstuk uit de
dagen van de niet onzelfbewuste glorie
van onze lakennyverheld tot Museum te
bestemmen en daardoor tevens zUn be
houd verzekeren. Wat schooner omgeving
toch kan men zich denken voor een ver
zameling van stedeiyke kunst dan een
gebouw dat, zelve een deel der geschiede
nis der stad, een voortreffelijke achter
grond biedt voor de voorwerpen van
historische waarde, die Lelden zou blyken
te bezittén en te kunnen verkrijgen. Het
merkwaardige is, dat de ruimten die
's Gravensande ontwierp voor de behan
deling van lakenen en calmetten, zoo
schoon vat! verhoudingen en vorm zou
uitvallen, dat zy een benydenswaardige
schoonheid op zichzelve, ook benijdens
waardige Museumzalen zouden blyken
te 2hn.
3 October 1872 kon het Museum het
eerst voor het publiek worden openge
steld en nu vonden de mannen die Lei
den's geschiedenis eerden, een centrum,
inspireerend tot nuttig verzamelwerk
Hun namen, althans die van de voor-
naamsten hunner willen my vandaag uit
den mond; voorop staan die van Dr. Wil
lem Pleyte. de Secretaris der Commissie,
kenner en beschryver van Leiden's topo
grafie en onvermoeid snuffelaar en
verzamelaar, die ongeloofelyk veel voor
ondergang bewaarde, door het naar zijn
Lakenhal te brengen, en, ik hoorde het
zoo vaak uit zyn mond, de stukken tegels
en scherven tezamen met den toenmali-
gen amanuensis van het museum van
Oudheden weer aan elkaar te „diggelen",
geiyk hy dat noemde. Met zijn voorgan
ger Rammelman Elsevier verzorgde ry
den eersten catalogus.
De eerste conservator werd P. du Rieu
Jr., ook hem dankt de verzameling on
eindig veel ideëels en dan nog een schoon
legaat.
In noem den naar van C. W H. Versier,
den broeder van Floris, die voor het eerst
het Museum de functie deed vervullen van
bevorderaar der kunstzin der Leidenaars,
door de organisatie van tentoonstellingen
op gebied van moderne schilderkunst en
kunstnyverheid.
Den best geschoolden wetenschappe-
ïyken kracht, kreeg ons Museum toen
wyien Mr. J. C. Overvoorde, ons aller tyd-
genoot, conservator en later directeur
werd. zyn hoogst kundig en aan gebeur
tenissen zoo rijk directoraat is zoowel voor
het gebouwencomplex, als voor de verza
meling van de grootste beteekenis ge
weest- De uitvoerige en voortreffelijk be
werkte catalogi, van schilderyen, zoowel
als van voorwerpen zyn van Overvoorde's
hand.
En toch gevoelde de Commissie, die dit
Museum voor de gemeente beheert, dat
er na Overvoorde's heengaan in 1930 al
weer een groot en moeilijk werk voor diens
opvolger, onzen tegenwoordigen Directeur,
te doen viel, ja, voor de hand lag, juist
voor hem die zoo'n warm hart heeft voor
de schoonheden van het oude gebouw!
De eerste resultaten van dat werk mo
gen wy U thans, na drie-jarige groote en
volhardende krachtsinspanning van den
heer Coert toonen, doch om het U, ten
deele althans, te verklaren, wil ik nog een
oogenblik in de ontwikkelingsgeschiede
nis van de Lakenhal terugblikken.
De inrichting en conserveering, alsmede
de beschikbare ruimten van het oude ge
bouw, zooals de eerste commissie dit vond,
hadden al lang aan haar en de opvol
gende beheerders geen volkomen voldoe
ning geschonken. Vooreerst was daar de
mindere geschiktheid van het oude ge
bouw voor tentoonstelling van de steeds
groeiende collectie schilderyen. De belich
ting was byna nergens voldoende en kon
niet verbeterd worden dan ten koste van
verminking van de schoone architectuur
van 's-Gravensande, waaraan toch al reeds
teveel getornd werd. Als redder ln den
nood kwam de heer D- Hartevelt, die ter
herinnering aan zyn overleden broeder, H.
C. Hartevelt, in 1888 de gelden schonk,
noodig voor het bouwen van een kunst
zaal met bovenlicht, gelegen ongeveer in
de as van het gebouw en met een gang
daarmede verbonden. Deze verbindings
gang evenwel deed het in 1870 gebouwde
trappenhuis dat naar de pers en het pa
viljoen leidde, doch bulten tegen het oude
gebouw was aangebracht, verdwynen. Die
trap werd verplaatst naar de vestibule,
thans „oude hal" genoemd en belandde
midden in de, tot nu toe genaamde, „his
torische zaal", thans wederom tot „Pers"
herdoopt. Jarenlang heeft men zich aan
die verminking van de prachtige pers, zoo
wel als van den ouden hal kunnen ergeren.
In den ouden hal was die ergernis niet zoo
groot, omdat die reeds tot onherkenbaar
verknoeid was door er allerlei hokken en
kamertjes ln te bouwen, die de mooie
ruimte bedierven, zonder er iets goeds
voor in de plaats te stellen.
Gelukkig had Overvoorde, toen hem on
verwachts de gelegenheid gewerd om een
grootsche verbouwing tot stand te bren
gen zich meer aangetrokken gevoeld tot
een aanbouw dan tot een verbouw. Nog
versch ligt ons in het geheugen het vorste-
ïyk geschenk van de heeren Pape. Deze
kostelijke vermeerdering van tentoonstel
lingsruimten toch heeft een einde ge
maakt aan de opeenstapeling van voor
werpen meubelen en schilderijen, waar
aan het aanzien en het bezien van de col
lectie was blyven lijden. Niet minder dan
8 ruime zalen en alle administratieve en
technische ruimten en bewaarplaatsen vry
van brandgevaar kwamen zoo het reeds
bestaande vermeerderen en aanvullen.
Van den aanvang van zyn beheers-
periode af heeft de tegenwoordigen Di
recteur in zijn voorstellen aan de Com
missie steeds geijverd voor restauratie van
het oude gebouw en geleidelyk heeft hy
de Commissie tot zyn zienswyze en plan
nen weten over het halen- Eindelijk waren
de omstandigheden zoo, dat zij er toe kon
besluiten voor de definitieve restauratie
aan den Raad de noodige credieten te
vragen, terwijl de Commissie meende
daarvoor ook te mogen bestemmen een
deel van de overgespaarde gelden of uit
legaten, verkregen middelen. Het spreekt
vanzelf dat het mooie bedrag door mevr.
Overvoorde namens haren man zoo liefde
vol aan de Lakenhal geschonken voor den
aankoop aan kunstvoorwerpen bestemd
blijft.
Van de veranderingen zelve en van de
vernieuwde groepeering en opsteling der
collectie door deze verbouwing mogelyk ge
maakt spreekt U zoo dadelyk de Dir. My
rest nog de taak onze dankbaarheid te
vertolken aan de velen die de Directeur en
der Commissie met raad en daad terzyde
stonden en daardoor een belangrijken
dienst aan de gemeente bewezen.
Ik dank Dr. Kalf en zyn helpers voor hun
waardvolle adviezen, ik dank het bureau
van gemeentewerken en vooral den archi
tect, den heer J. Neysingh, voor zijne toe
wijding en voor de studie die hij aan de
verschillende bij elke restauratie steeds
opduikende vraagstukken, heeft besteed.
Geregeld heb ik zelf moeten zien hoe
de aannemers, de heeren Westmaas en
Keyser het voor hen niet gemakkelijke
werk in samenwerking met den opzichter,
den heer Abspoel tot onze volle tevreden
heid op uitstekende wijze tot een goed
einde hebben gebracht. Het gemeente be
stuur heeft voor die goede zorgen evenals
voor de kunde en ijver van de werklieden
groote waardeering.
Er is een hier aanwezig, die recht heeft
op een hartelyk genteenden gelukwensch
naast onzen dank Het is onzen Directeur.
Voor U is dit een dag van groote voldoe
ning, een voldoening die ik en de geheele
Commissie van de Lakenhal, uit wier naam
ik dit tot U zeg, U van harte gunnen.
Het was ons bekend dat Uwe benoe
ming onvermijdelyk een voortdurende
aandrang op de Commissie om dit werk
te ondernemen mede zou brengen. Ik mag
zelfs zeggen, dat onze Commissie haar
keus juist op U deed vallen, omdat zy wist,
dat U dit werk van vervolmaking en ver
betering wilde en beter en smaakvoller
dan anderen kón volbrengen.
Gy hebt ons in onze verwachtingen ten
aanzien van dit werk niet teleurgesteld en
ik loof U en dank U gaarne voor Uw
doorzettingsvermogen. Uw kunstzin en uw
nimmer verflauwden yver en werklust.
Wanneer ik nu eens myzelve buiten be
schouwing mag laten dan mag ik ook na
mens het Gemeentebestuur aan de leden
der Commissie den harteiyken dank voor
hun moeite en goede zorgen uitspreken- Ik
weet uit eigen ervaring dat de leden indi
vidueel een werkdadig aandeel aan het ge
heele werk genomen hebben.
Ik roep dan nu mijn stadgenooten op
om zich dit, hun kosteiyk bezit weer eens
bewust te worden en daarvan de rykdom,
verscheidenheid en geschiedkundige be
teekenis in grooter getale te komen be
wonderen.
Ten slotte rest my nog een my bijzon
der aangename taak, alvorens ik het wooid
nog verleen aan den Directeur voor een
korte uiteenzetting.
Ziet. de Lakenhal, heeft sinds een 10-tal
jaren aan de gemeente diensten bewezen
van een anderen aard dan van een Mu
seum gewoonlyk gevraagd worden. Een of
ander vernuftig man heeft de waarde van
de zoogenaamde Papezalen als ontvang-
salons herkend en sindsdien ik meen de
receptie na de viering van het 350-jarig
bestaan onzer Universiteit, is er telken
male aandrang geoefend om officleele
ontvangsten in ons Museum te doen
plaats hebben. Deze ontvangsten, die soms
6 a 700 gasten telden, zyn zonder uitzon
dering groote successen geweest voor de
gemeente en hebben Leiden's naam in het
buitenland niet weinig vergroot.
Om de Lakenhal om te tooveren in een
aaneenschakeling van feestzalen, om die
te versleren, om de buffetten te verzorgen,
van personeel en van materieel te voor
zien. muziek en andere bykomstigheden
te regelen, is een werk waarvoor noch de
Museum directie, noch het Museumper
soneel geroepen of bekwaam is en waarbij
het Gemeentebestuur de handen zeker
verkeerd zouden hebben gestaan.
Toch heeft het Gemeentebestuur de La
kenhal herhaaldelijk, vooral sinds den
brand van het Raadhuis, voor dergeiyke
eischen stellende, plechtigheden opge
vraagd, plotseling soms maar steeds ver
langende en verwachtende, dat een deus
ex machina ten tooneele zou verschynen
om zyn wenschen te verwezeniyken.
U, Mevr. Coert. is die Dea geworden,
die steeds wanneer ik Uwen echtgenoot de
droge mededeeling deed dat dan en dan
een ontvangst van een ongenoemd aantal
personen in de Lakenhal moest plaats
vinden, als „ex machina" ten tooneele ver
scheen. met Uwen smaak, Uw organisatie
talent en Uwe onvergelykelijke bereid
vaardigheid en ja, dan heb ik, ge
loof ik verder mijn geweten het zwijgen
opgelegd of ik U ook te veel vroeg.
U heeft mij dat zelve nooit doen ge
voelen, maar ik heb ten slotte een geweten
en ik ben in deze zaken niet zoo onervaren
dat ik niet kan peilen hoe diep het Ge
meentebestuur in Uwen schuld staat. Die
schuld wenscht U op geen andere wyze
vereffend te zien dan dat Gy' wel de herin
nering aan onze dankbare gevoelens wilt
bewaren. Wij willen U daarom vragen dit
te doen in den vorm van een draagbaar
wapen van de stad, die Uwe vele en groote
diensten hoogelyk waardeert-
Hierop gaf de directeur, de heer Coert,
de navolgende uiteenzetting omtrent de
verbouwing en de reorganisatie:
Rede van den heer Coert.
Op my rust de taak om een korte uit
eenzetting te geven van de veranderingen
door de verbouwing en de daarop gevolg
de werkzaamheden in verband met de re
organisatie van het Museum. Een beschry-
ving te geven van de zeer ingewikkelde
indeeling van het oude gebouw, in den loop
der tijden en door verschillende verbou
wingen ontstaan, zou ons te ver voeren. De
eerste commissie voor de Lakenhal heeft
bij de inrichting van het gebouw tot Mu
seum gedaan, wat in dien tyd, 1870, ge-
bruikelük was. n.l. alle sporen van den
17den eeuwschen bouw zoo veel mogelyk
weggewerkt, door het aanbrengen van
stucplafonds onder de eikenhouten balk
lagen der zolderingen en het beplakken
met behangselpapier van de wanden. Op
de tweede verdieping werd de schoone
zaal het „Paviljoen" van zyn tongewelf
van wagenschot ontdaan, de vensters aan
de smalle zijden dichtgemetseld en bo
venlicht aangebracht. En zoo gebeurde er
nog veel meer. Het is niet myn bedoeling
een blaam te werpen op de commissie van
dien tijd. integendeel door haar initiatief
is nu bewaard, wat anders bij de ramp van
het Raadhuis in vlammen zou zyn opge
gaan. Zy deed, wat haar het beste voor
kwam om het gebouw aan zyn bestemming
te doen beantwoorden en gelet op den tyd.
kon zy moeilijk anders hebben gehandeld.
Hier past een woord van dankbare herin
nering aan de mannen, die het kostbaar
ste bezit van de stad voor het nageslacht
hebben gered Het oude gebouw vertoonde
vooral gelykvloersch een aaneenschakeling
van slecht verlichte gangen en vertrek
ken en het geheel had een eenigszins bur
gerlijk aspect en gaf niet wat de schoone
gevel deed verwachten. Toen eenmaal het
plan vastgesteld was om hierin verande
ring te brengen en vooral den schoonen
ouden ingang aan den Ouden Singel weer
in eere te herstellen werd besloten om een
radicale opruiming te houden van alle
scheidsmuurtjes, looze wanden, onnoodige
deuren en gangen en licht en lucht in
het gebouw toe te laten. De binnenmuren
en trappen werden alle afgebroken, zoo
ook de vloer van de eerste verdieping, zoo
dat een soort kerkruimte ontstond van
niet alledaagsche architectonische beko
ring.
De verdere indeelin-g was eenvoudig. Be
neden ontstond een hal. nieuw bevloerd
met Namensche steen en hardsteen, ge
flankeerd door een conciergekamer en een
garderobe, welke drievoudige indeeling
werd aangegeven door de situatie van het
voorplein met aan weerszijden de portie
ken en de middentravee van den gevel.
Om te vermijden, dat de groote zaal op de
eerste verdipeping, ..De Pers" gebroken
zou worden door een trappenhuis werd
een Leidsche 17e eeuwsche trap geplaatst
in een ruimte afgenomen van een der bin
nenplaatsen. Het dichtmetselen van twee
groote 16e eeuwsche vensters aan den
noordelyken wand van de Pers gaf de zaal
haar oude en zeer voldoende verlichting
terug.
Om het aspect der schoone 17e eeuwsche
vertrekken aan de einden der langszyden
zaal de Pers met de aangrenzende vier
door bogen toegang gevende niet door vi
trines of daarin storende andere museum
meubelen te ontsieren, werd deze spaar
zaam gemeubeld, alleen aan de wanden
gehangen de zes Schutterstukken van
Joris van Schoten, benevens twee portret
ten van hoplieden der Schuttery van Van
der Merck, zoodat deze stukken in een
gelyksoortige omgeving hangen als de oor-
spronkelyke bestemming is geweest: De
groote Burgerzaal van den Sint Jorisdoe-
len. Een vroeg 17e eeuwsche schouw, ge
spaard bij de ramp van het Raadhuis,
werd opgesteld aan den westeiyken wand.
Om de boven de Pers gelegen zaal, het
„Paviljoen", had ik de gelegenheid om de
zeldzame collectie 17e eeuwsche standaard-
maten en gewichten een goede opstelling
te geven in een daarvoor speciaal ge
maakte toonkast, door den concierge, nog
in dien tyd hoofdbewa-ker van Weeren met
een goed inzicht voor de eischen. die hier
moesten worden gesteld, vervaardigd.
De op het einde der 19e eeuw opgeheven
Leidsche schuttery is de eer gegeven, die
haar toekwam door een opstelling van de
laatst gedragen uniformen en verdere uit
rustingstukken Ook is aandacht geschon
ken aan een langzaam verdwynende vaar
tuig. Leidsch by uitnemendheid, het klas
sieke peurbootje; het doet weemoedig aan
te denken, dat een glorieuse vloot van 400
vaartuigen gedaald is in korten tyd tot
nauwelyks 80 bootjes. Het hier opgesteld
model, gemaakt door den laatsten Leid-
schen peurbootbouwer zal de herinnering
aan dezen tak van Leidsche sport bewa
ren. wanneer het allerlaatste peurbootje
in de kachel tot asch zal zyn verteerd. In
het midden der zaal is in een aparte vi
trine tentoongesteld de herinnering aan de
laatste ramp. die Leiden heeft getroffen,
de Windvaan van den toren van het Raad
huis. in den staat, waarin hU naar bene
den stortte
Wat het nieuwe gebouw betreft, hierin
is uit den aard der zaak niet veel ver
bouwd. In de drie bovenlichtzalen gelyk
vloersch werden de wanden met grijze stof
bekleed en de lambrizeeringen donker ge
schilderd. De schilderyen der Leidsche
school 17e eeuw werden bijeengehangen in
de Harteveltzaal terwij! de niet Leidsche
kunst der 17e en 18e eeuw gescheiden van
de Leidsche uit de 18e en 19e eeuw tot
1880 in de naast de Primitievenzaal gele
gen schllderyenafdeeüng werden geplaatst
De verwarmingstoestellen werden aan
de langszyden van banken voorzien in de
Primitievenzaal werd dit toestel, dat hin-
derlyk was voor den Lucas van Leyden ge
heel verwyderd. Het bekleeden der wanden
met stof. heeft de kleurwerking van alle
schilderyen zeer verbeterd vooral het
Jongste Dordeel van Lucas van Leyden
dat eerst nu in zyn volle glorie is te zien.
Woensdag.
In den vergulden Turk: Alg. Verg.
Aandeelhouders N.V. Elcctr. en Gas
v.h. de Vries en Stevens, 8 uur n.m
BIOSCOPEN.
Casino-Bioscoop Hoogewoerd, 8 u n-
„De Rat".
Zondag nam. 2 uur, 4 uur 30 en 8 nur.
Luxor-Theater Stationsweg, 8 uur nam-
„Ich und die Kaiserin".
Woensdag en Zaterdag nam 2 uur
Zondag nam 2 uur. 4 uur 30 en 8 uur 1
Trianon-Theater Breestraat. 8 u nam.
„Das blaue Licht".
Woensdag en Zaterdag nam. 2
Zondag nam. 2 uur. 4 uur 30 en 8 uur.
DIVERSEN.
Woensdag Inst. v. Praeventieve Gene-
kundeConsultatiebureau voor moelliit.
kinderen. Halftwee tot 3 uur nam inër
ting tegen diphterle 4—5 uur nam
Donderdags: Inst. v. Praeventieve Ge.
neeskunde. Consultatiebureau voor Aico.
holisten. 710 uur nam.
Dagelijks Den Haag (Scala): Bouwmeer.
ter's revue, 8 uur nam. 's Zondags 2 uu.
matinee.
De avond-, nacht- en Zondagdienst de
apotheken wordt van Maandag 12 tot ea
met Zondag 18 Juni a.s- waargenomen
door de apotheken: C. F. Reyst, Steen
straat 35, Telefoon 136 en A. J. Donk.
Doezastraat 31, Telefoon 1313.
Over de opstelling der meubelen etc u'
verschillende tyd vakken op de Schotten-
zaal zou ik gaarne nog iets willen zeggen
Het Museum bezit de middelen, noch de
ruimte ook maar in de verte te kunne-
wedij veren met wat elders in zeer groot
Musea op dit gebied wordt geboden. Eeh:
museumstukken zal men hier maar zelden
zien. De bedoeling is om door eenvoudig-
gelyksoortige meubelen uit opeenvolgende
tu'den den gewonen bezoeker een indni'
te geven van de sfeer, waarin de menschen
in de diverse periodes hebben gewoond.
De deskundigen onder u zuilen de op
merking maken, dat duidelyke aanwijzin-1
gen omtrent schilderijen en voorwerpen
byna geheel ontbreken, de bedoeling is
hierin geleidely-k te voorzien, my onto'
de tijd. En zoo is er meer dat nog me
geheel gereed is. Langer de Lakenhal
sluiten, alleen om deze reden, was minder
gewenscht.
Aan de buitenzijde van het oude gebwi
is getracht zoo veel mogelijk den ouc'r
toestand te herstellen. De voormuur en de
buitenmuren der vleugelgebouwen werden
ontdaan van later bU een herstelling af
gebracht fabrieksbaksteen en deze verre
gen door oude handgevormde steen
vroegere conciërgewoning, grenzende Is
Westen aan de Lakenhal, werd afgebrife
om plaats te maken voor 'n breede brar.i-
gang, welke aan de voorzijde wordt afge
sloten door een hoogen muur, waarin
aangebracht een laat Gothisch poortje
afkomstig van het woonhuis van burge
meester van der Werff.
De geheel versleten klinkerbestratin» van I
het voorplein werd vervangen door een
bestrating van roode en gele klinkers, af
gewisseld door blauwe en witte tegels ge
heel geluk aan het voorplein, zooals het
wordt voorgesteld op de 17e eeuwsche
schilderij door Suzanna van Steenwijck,
waarop de Lakenhal is afgebeeld.
Zoo is dus deze verbouwing en reorgani
satie tot stand gekomen, maar toch blijf'-
er nog zeer veel te wenschen over. Waar
het geld ontbreekt, kan ndet. verder wor
den gegaan en een zeer noodig zuinig be
heer eischt ons vele desiderata uit te stel
len naar de toekomst, misschien een verre
toekomst.
Het is mij een zeer aangename plicht
hier openlyk mijn dank uit te spreken aan
de leden der Commissie, waarvan ik 6e
groote belangstelling en vriendelijke mede
werking bij dezen Reorganisatiearbeid op
hoogen prys heb gesteld, niet het minst
uw medeleven in het werk van de Laken
hal, mynheer de Burgemeester, voorzitten
der commissie, die ais geboren Leidenaar
met hart en ziel voelt voor de instelling
waar het tragische en schoone verleden
van uwe stad wordt bewaard. Ondanks de
zorgen in deze benauwde tyden voor uwe
stad, stondt gy steeds op de bres. waar het
gold de belangen van de Lakenhal voor
te staan.
Het personeel vaar het Museum heeft
met toewijding en yver zyn plicht gedaan,
een woord van hartelyken dank aan
allen zü hier op zyn plaats in het bu-
zonder aan de beide hoofdbewakers en
concierge Van Weeren. die zich zehee:
hebben gegeven voor het groote werk
Tenslotte noodigde de directeur allen
uit, een rondgang door het gebouw .e
maken, teneinde aldus spr. aam de
misschien te hoog gespannen verwachtin
gen te voldoen. Met byzonder veel S6110^'.
gen werd hieraan gevolg gegeven, waartul
men niet naliet den directeur te comp--
menteeren. Na afloop verzamelde men
zich
rond de door mevr. Coert fraai gearran-
de
geerde buffetten, vol bewondering over_
in maanden van ingespannen arbeid j>e-
reikte artistieke resultaten, die een bf;
zichtiging in hooge mate verdienen
wyzen er op. dat van morgen af hetnu
seum voor een ieder weder opengesteld
(Bulten verantwoordelijkheid der R-u)
Cople van al of niet geplaatste
stukken wordt niet teruggegeven^
DE LEIDSCHE GRACHTEN.
'n Opgevangen opmerking van
baar) 'n paar vreemdelingen, lang»
van Leiden's hoofdgrachten:
„Foei, wat 'n vreeseiyke lucht ana
Commentaar overbodig.
Leiden 12-6-'33
L. MEh's