DE OFFICIEELE HEROPENING DER LAKENHAL LEIDSCH DAGBLAD - Tweede Blad Maandag 12 Juni 193 RESTAURATIE EN REORGANISATIE. INGEZONDEN. OVERZICHT DOOR DEN DIRECTEUR DEN HEER COERT Hedenmiddag heeft onder groote belang stelling, ln tegenwoordigheid van het Col lege van B en W, leden van den Ge meenteraad en van de Commissie voor de Lakenhal, alsmede afgevaardigden van diverse vereenlglngen, de officleele opening plaats gehad van het geheel gerestaureer de en gereorganiseerde Stedelijk Museum ,de Lakenhal", dat sinds eenlge maanden in verband met de verbouwing voor het publiek gesloten was. De roem van de Lakenhal, indertijd het belangrijkste werkgebouw van de bekende Leldsche lakenindustrie is reeds door vele geschiedschrijvers gememoreerdonge twijfeld zal ook in de toekomst aan de ïestauratie van dit jaar. onder leiding van directeur Coert de noodlge aandacht wor den besteed. De directeur ls 6inds zijn benoeming begonnen naar zijn Inzichten diverse ver anderingen aan te brengen, die by voort during grooter omvang aannamen, zoodat het gebouw zelfs korten tUd voor niemand ioegankoiyk was. wy verwyzen voor een systematisch overzicht van deze restaura tie naar de hieronder volgende interes sante uiteenzettingen van den heer Coert, hedenmiddag tot de vele genoodtgden ge sproken. Een der belangrykste verande ringen ls wel het in eere herstellen van den oorspronkeiyken ingang aan den Oudc-Singel: door een vriendelijk poortje betreedt men het fraaie binnenplein en vervolgens een ruime hal. die onmiddeliyk de aandacht trekt door de merkwaardige verzameling wapens, die er met juist in zicht is opgesteld. Een en ander beant woordt nu zeker weer grootendeels aan de bedoelingen van den architect Arnold van 's-Gravesande. onder wiens leiding de La kenhal ln 1670 tot stand kwam. De nieuwe ingang beteekent een zeer groote verbete ring; lederen kunstliefhebber zal 't groote verschil in styl met de veelbestreden en- trée aan de Schelstraat opvallen. In elk opzicht trouwens heeft de heer Coert getracht de 17e eeuwsche sfeer, die in menig opzicht verloren was gegaan, te benaderen en dit is zyn zeer groote ver dienste. Het gansche gebouw maakt met een voornamen, rustigen indruk; elke overbodige indeeling is verdwenen, alle overdaad lijkt ons streng geweerd, terwyi wij tevens onder den indruk kwamen van de royale belichting in de zalen, waardoor de voorwerpen en schilderyen prachtig tot hun recht komen, mede door de zeer overzlchteiyke en geiyksoortlge schikking. Verschillende indrukwekkende doorkykjes foonen eerst nu het inwendige van het gebouw in zyn volledige schoonheid. De directeur heeft met zyn kunstzinnigen smaak voortTeffeiyk werk gedaan: de re organisatie is o.i. de waarde van het ge bouw en de verzamelingen buitengewoon ten goede gekomen. De Lakenhal, reeds lang een glorie voor de Sleutelstad, zal voortaan stellig nóg meer dan voorheen de aandacht van stadgenoot en vreemdeling trekken. Voor den directeur spreken wy de hoop uit. dat hy ook in de toekomst nog die veranderingen moge aanbrengen, welke hij wenscheiyk acht. doch waarvan de uitvoering wegens gebrek aan middelen helaas nog op zich moest laten wachten, wy willen hier tevens wyzen op den keu- rigen aanleg van den tuin, waaraan mevr. Coert-De Jong haar beste krachten wydde met behulp van het hoofd van den ge meentelijken plautsoenendienst den heer Jonker en die eveneens een bezoek alles zins loont. Toen alle genoodigden plaats genomen hadden in de met bloemen en planten ver sierde museumzaal, nam allereerst burge meester mr Van de Sande Bakhuyzen, te vens voorzitter van de Lakenhalcommissie het woord Deze sprak als volgt: Rede van den Burgemeester. Het Gemeentebestuur verheugt er zich over, dat U in zoo grooten getale gevolg hebt willen geven aan zyn uitnoodiging om de heropening van ons Stedeiyk Mu seum by te wonen. Een, naar ik hoop, gerechtvaardigde trots op dit bezit deed ons deze gebeurte nis als van zoo groot stedeiyk belang be schouwen, dat wy haar met eenige plech tigheid gepaard meenden te mogen doen gaan Zelfs hebben wy ons vermeten aan te nemen, dat ook tal van nlet-Leid- sche belangstellenden in kunst en kunst historie er prys op zouden kunnen stellen de aanmerkeiyke verandering die in ons Museum plaats heeft gevonden in oogen- schouw te nemen en ik waardeer hun komst in dubbele mate. Vele malen heeft de Lakenhal de aan dacht van onze land- en stadgenooten, ja van tallooze vreemdelingen weten te boeien, doch meestal waren het dan de werken van één Leidsch grootmeester van het Lukasgilde, die der Lakenhal een zeer bijzonder magnetische kracht verleende. Ik denk aan de zoo wél geslaagde ten toonstellingen van de werken van Rem brandt, van Jan Steen, van Floris Ver ster De Leldsche verzameling zelve trok zich dan in bescheidenheid terug, om het volle licht te doen vallen op wat een van Leiden's groote. zonen der wereld aan kunstschatten gebode^ heeft. Maar ook die metterwoon gevestigde verzameling kan zekere aanspraken doen gelden. Heden is het dan het Stedelyk Museum zelve, dat zich aan U vertoonen wil en dat Uwe vernieuwde of wellicht nog nimmer of niet voldoende gewekte belangstelling vraagt voor het vele schoone wat zü om vat, en vooral ook voor het schoone ge bouw dat dit bezit herbergt. Beide toch staken zij zich in nieuwe kleedy. Het eene door een ingrijpende verbouwing, de andere door vernieuwde groepeering en verbeterde uitstalling. tvy hopen dat de aanschouwing U straks zal doen zeggen, dat wy inderdaad recht hadden U tot een bezoek te noodi- gen. Ter elfder ure was ook in Leiden al was het ook de meeste Hollandsche steden voor het besef wakker geworden, dat het kunstbezit der stadgenooten en der stad danig aan het verminderen was, kwantitatief zoowel als kwalitatief en onder voorzitterschap van den toenmali- gen wethouder mr. C. W. Hubrecht kwam 29 Maart 1867 voor het eerst bijeen de „Commissie voor de bewaring van voor werpen van waarde en belangryk voor de oudheidkunde en de geschiedenis der kunst." De eer om de Leldsche kunstschatten, voornameiyk uit schilderyen en enkele rellquien van het beleg bestaande, te mogen herbergen, werd achtereenvolgens toegedacht aan het thans afgebroken Invalidenhuis, de zolders van het nu ver brande Raadhuis en het verlaten nosoco- mium, doch geen dezer waardig bevonden. In den loop van 1869 werd de keuze ge vestigd op de bovenverdiepingen van de Lakenhal, nadat daaruit eerst verwyderd waren de cholerakrlbben tot bewaarplaats waarvan de schoone schepping van Arend van 's Gravensande van 1640 was afge daald. Gy ziet, heel veeleischend mogen de voorgangers van de tegenwoordige be waarders van onze muscule schatten niet genoemd worden. Gelukkig, mogen wy, die den bouwstyi van die dagen hebben lee- ren kennen, ons achten, dat de stadsthe- saurle het bouwen van een nieuw Museum niet, doch het in eere herstellen van een der schoonste zeventiende eeuwsche mo numenten wel toeliet. Welke gelukkiger greep hadden Hubrecht, B. W. Wttewaal, mr. E. J. J. C. Kneppel- hout van Sterkenburg, dr. J. C. Snellen van Vollenhoven en J. C. Cornet kunnen doen dan dit monument uit het bloeityd- perk onzer kunst, dit prachtstuk uit de dagen van de niet onzelfbewuste glorie van onze lakennyverheld tot Museum te bestemmen en daardoor tevens zUn be houd verzekeren. Wat schooner omgeving toch kan men zich denken voor een ver zameling van stedeiyke kunst dan een gebouw dat, zelve een deel der geschiede nis der stad, een voortreffelijke achter grond biedt voor de voorwerpen van historische waarde, die Lelden zou blyken te bezittén en te kunnen verkrijgen. Het merkwaardige is, dat de ruimten die 's Gravensande ontwierp voor de behan deling van lakenen en calmetten, zoo schoon vat! verhoudingen en vorm zou uitvallen, dat zy een benydenswaardige schoonheid op zichzelve, ook benijdens waardige Museumzalen zouden blyken te 2hn. 3 October 1872 kon het Museum het eerst voor het publiek worden openge steld en nu vonden de mannen die Lei den's geschiedenis eerden, een centrum, inspireerend tot nuttig verzamelwerk Hun namen, althans die van de voor- naamsten hunner willen my vandaag uit den mond; voorop staan die van Dr. Wil lem Pleyte. de Secretaris der Commissie, kenner en beschryver van Leiden's topo grafie en onvermoeid snuffelaar en verzamelaar, die ongeloofelyk veel voor ondergang bewaarde, door het naar zijn Lakenhal te brengen, en, ik hoorde het zoo vaak uit zyn mond, de stukken tegels en scherven tezamen met den toenmali- gen amanuensis van het museum van Oudheden weer aan elkaar te „diggelen", geiyk hy dat noemde. Met zijn voorgan ger Rammelman Elsevier verzorgde ry den eersten catalogus. De eerste conservator werd P. du Rieu Jr., ook hem dankt de verzameling on eindig veel ideëels en dan nog een schoon legaat. In noem den naar van C. W H. Versier, den broeder van Floris, die voor het eerst het Museum de functie deed vervullen van bevorderaar der kunstzin der Leidenaars, door de organisatie van tentoonstellingen op gebied van moderne schilderkunst en kunstnyverheid. Den best geschoolden wetenschappe- ïyken kracht, kreeg ons Museum toen wyien Mr. J. C. Overvoorde, ons aller tyd- genoot, conservator en later directeur werd. zyn hoogst kundig en aan gebeur tenissen zoo rijk directoraat is zoowel voor het gebouwencomplex, als voor de verza meling van de grootste beteekenis ge weest- De uitvoerige en voortreffelijk be werkte catalogi, van schilderyen, zoowel als van voorwerpen zyn van Overvoorde's hand. En toch gevoelde de Commissie, die dit Museum voor de gemeente beheert, dat er na Overvoorde's heengaan in 1930 al weer een groot en moeilijk werk voor diens opvolger, onzen tegenwoordigen Directeur, te doen viel, ja, voor de hand lag, juist voor hem die zoo'n warm hart heeft voor de schoonheden van het oude gebouw! De eerste resultaten van dat werk mo gen wy U thans, na drie-jarige groote en volhardende krachtsinspanning van den heer Coert toonen, doch om het U, ten deele althans, te verklaren, wil ik nog een oogenblik in de ontwikkelingsgeschiede nis van de Lakenhal terugblikken. De inrichting en conserveering, alsmede de beschikbare ruimten van het oude ge bouw, zooals de eerste commissie dit vond, hadden al lang aan haar en de opvol gende beheerders geen volkomen voldoe ning geschonken. Vooreerst was daar de mindere geschiktheid van het oude ge bouw voor tentoonstelling van de steeds groeiende collectie schilderyen. De belich ting was byna nergens voldoende en kon niet verbeterd worden dan ten koste van verminking van de schoone architectuur van 's-Gravensande, waaraan toch al reeds teveel getornd werd. Als redder ln den nood kwam de heer D- Hartevelt, die ter herinnering aan zyn overleden broeder, H. C. Hartevelt, in 1888 de gelden schonk, noodig voor het bouwen van een kunst zaal met bovenlicht, gelegen ongeveer in de as van het gebouw en met een gang daarmede verbonden. Deze verbindings gang evenwel deed het in 1870 gebouwde trappenhuis dat naar de pers en het pa viljoen leidde, doch bulten tegen het oude gebouw was aangebracht, verdwynen. Die trap werd verplaatst naar de vestibule, thans „oude hal" genoemd en belandde midden in de, tot nu toe genaamde, „his torische zaal", thans wederom tot „Pers" herdoopt. Jarenlang heeft men zich aan die verminking van de prachtige pers, zoo wel als van den ouden hal kunnen ergeren. In den ouden hal was die ergernis niet zoo groot, omdat die reeds tot onherkenbaar verknoeid was door er allerlei hokken en kamertjes ln te bouwen, die de mooie ruimte bedierven, zonder er iets goeds voor in de plaats te stellen. Gelukkig had Overvoorde, toen hem on verwachts de gelegenheid gewerd om een grootsche verbouwing tot stand te bren gen zich meer aangetrokken gevoeld tot een aanbouw dan tot een verbouw. Nog versch ligt ons in het geheugen het vorste- ïyk geschenk van de heeren Pape. Deze kostelijke vermeerdering van tentoonstel lingsruimten toch heeft een einde ge maakt aan de opeenstapeling van voor werpen meubelen en schilderijen, waar aan het aanzien en het bezien van de col lectie was blyven lijden. Niet minder dan 8 ruime zalen en alle administratieve en technische ruimten en bewaarplaatsen vry van brandgevaar kwamen zoo het reeds bestaande vermeerderen en aanvullen. Van den aanvang van zyn beheers- periode af heeft de tegenwoordigen Di recteur in zijn voorstellen aan de Com missie steeds geijverd voor restauratie van het oude gebouw en geleidelyk heeft hy de Commissie tot zyn zienswyze en plan nen weten over het halen- Eindelijk waren de omstandigheden zoo, dat zij er toe kon besluiten voor de definitieve restauratie aan den Raad de noodige credieten te vragen, terwijl de Commissie meende daarvoor ook te mogen bestemmen een deel van de overgespaarde gelden of uit legaten, verkregen middelen. Het spreekt vanzelf dat het mooie bedrag door mevr. Overvoorde namens haren man zoo liefde vol aan de Lakenhal geschonken voor den aankoop aan kunstvoorwerpen bestemd blijft. Van de veranderingen zelve en van de vernieuwde groepeering en opsteling der collectie door deze verbouwing mogelyk ge maakt spreekt U zoo dadelyk de Dir. My rest nog de taak onze dankbaarheid te vertolken aan de velen die de Directeur en der Commissie met raad en daad terzyde stonden en daardoor een belangrijken dienst aan de gemeente bewezen. Ik dank Dr. Kalf en zyn helpers voor hun waardvolle adviezen, ik dank het bureau van gemeentewerken en vooral den archi tect, den heer J. Neysingh, voor zijne toe wijding en voor de studie die hij aan de verschillende bij elke restauratie steeds opduikende vraagstukken, heeft besteed. Geregeld heb ik zelf moeten zien hoe de aannemers, de heeren Westmaas en Keyser het voor hen niet gemakkelijke werk in samenwerking met den opzichter, den heer Abspoel tot onze volle tevreden heid op uitstekende wijze tot een goed einde hebben gebracht. Het gemeente be stuur heeft voor die goede zorgen evenals voor de kunde en ijver van de werklieden groote waardeering. Er is een hier aanwezig, die recht heeft op een hartelyk genteenden gelukwensch naast onzen dank Het is onzen Directeur. Voor U is dit een dag van groote voldoe ning, een voldoening die ik en de geheele Commissie van de Lakenhal, uit wier naam ik dit tot U zeg, U van harte gunnen. Het was ons bekend dat Uwe benoe ming onvermijdelyk een voortdurende aandrang op de Commissie om dit werk te ondernemen mede zou brengen. Ik mag zelfs zeggen, dat onze Commissie haar keus juist op U deed vallen, omdat zy wist, dat U dit werk van vervolmaking en ver betering wilde en beter en smaakvoller dan anderen kón volbrengen. Gy hebt ons in onze verwachtingen ten aanzien van dit werk niet teleurgesteld en ik loof U en dank U gaarne voor Uw doorzettingsvermogen. Uw kunstzin en uw nimmer verflauwden yver en werklust. Wanneer ik nu eens myzelve buiten be schouwing mag laten dan mag ik ook na mens het Gemeentebestuur aan de leden der Commissie den harteiyken dank voor hun moeite en goede zorgen uitspreken- Ik weet uit eigen ervaring dat de leden indi vidueel een werkdadig aandeel aan het ge heele werk genomen hebben. Ik roep dan nu mijn stadgenooten op om zich dit, hun kosteiyk bezit weer eens bewust te worden en daarvan de rykdom, verscheidenheid en geschiedkundige be teekenis in grooter getale te komen be wonderen. Ten slotte rest my nog een my bijzon der aangename taak, alvorens ik het wooid nog verleen aan den Directeur voor een korte uiteenzetting. Ziet. de Lakenhal, heeft sinds een 10-tal jaren aan de gemeente diensten bewezen van een anderen aard dan van een Mu seum gewoonlyk gevraagd worden. Een of ander vernuftig man heeft de waarde van de zoogenaamde Papezalen als ontvang- salons herkend en sindsdien ik meen de receptie na de viering van het 350-jarig bestaan onzer Universiteit, is er telken male aandrang geoefend om officleele ontvangsten in ons Museum te doen plaats hebben. Deze ontvangsten, die soms 6 a 700 gasten telden, zyn zonder uitzon dering groote successen geweest voor de gemeente en hebben Leiden's naam in het buitenland niet weinig vergroot. Om de Lakenhal om te tooveren in een aaneenschakeling van feestzalen, om die te versleren, om de buffetten te verzorgen, van personeel en van materieel te voor zien. muziek en andere bykomstigheden te regelen, is een werk waarvoor noch de Museum directie, noch het Museumper soneel geroepen of bekwaam is en waarbij het Gemeentebestuur de handen zeker verkeerd zouden hebben gestaan. Toch heeft het Gemeentebestuur de La kenhal herhaaldelijk, vooral sinds den brand van het Raadhuis, voor dergeiyke eischen stellende, plechtigheden opge vraagd, plotseling soms maar steeds ver langende en verwachtende, dat een deus ex machina ten tooneele zou verschynen om zyn wenschen te verwezeniyken. U, Mevr. Coert. is die Dea geworden, die steeds wanneer ik Uwen echtgenoot de droge mededeeling deed dat dan en dan een ontvangst van een ongenoemd aantal personen in de Lakenhal moest plaats vinden, als „ex machina" ten tooneele ver scheen. met Uwen smaak, Uw organisatie talent en Uwe onvergelykelijke bereid vaardigheid en ja, dan heb ik, ge loof ik verder mijn geweten het zwijgen opgelegd of ik U ook te veel vroeg. U heeft mij dat zelve nooit doen ge voelen, maar ik heb ten slotte een geweten en ik ben in deze zaken niet zoo onervaren dat ik niet kan peilen hoe diep het Ge meentebestuur in Uwen schuld staat. Die schuld wenscht U op geen andere wyze vereffend te zien dan dat Gy' wel de herin nering aan onze dankbare gevoelens wilt bewaren. Wij willen U daarom vragen dit te doen in den vorm van een draagbaar wapen van de stad, die Uwe vele en groote diensten hoogelyk waardeert- Hierop gaf de directeur, de heer Coert, de navolgende uiteenzetting omtrent de verbouwing en de reorganisatie: Rede van den heer Coert. Op my rust de taak om een korte uit eenzetting te geven van de veranderingen door de verbouwing en de daarop gevolg de werkzaamheden in verband met de re organisatie van het Museum. Een beschry- ving te geven van de zeer ingewikkelde indeeling van het oude gebouw, in den loop der tijden en door verschillende verbou wingen ontstaan, zou ons te ver voeren. De eerste commissie voor de Lakenhal heeft bij de inrichting van het gebouw tot Mu seum gedaan, wat in dien tyd, 1870, ge- bruikelük was. n.l. alle sporen van den 17den eeuwschen bouw zoo veel mogelyk weggewerkt, door het aanbrengen van stucplafonds onder de eikenhouten balk lagen der zolderingen en het beplakken met behangselpapier van de wanden. Op de tweede verdieping werd de schoone zaal het „Paviljoen" van zyn tongewelf van wagenschot ontdaan, de vensters aan de smalle zijden dichtgemetseld en bo venlicht aangebracht. En zoo gebeurde er nog veel meer. Het is niet myn bedoeling een blaam te werpen op de commissie van dien tijd. integendeel door haar initiatief is nu bewaard, wat anders bij de ramp van het Raadhuis in vlammen zou zyn opge gaan. Zy deed, wat haar het beste voor kwam om het gebouw aan zyn bestemming te doen beantwoorden en gelet op den tyd. kon zy moeilijk anders hebben gehandeld. Hier past een woord van dankbare herin nering aan de mannen, die het kostbaar ste bezit van de stad voor het nageslacht hebben gered Het oude gebouw vertoonde vooral gelykvloersch een aaneenschakeling van slecht verlichte gangen en vertrek ken en het geheel had een eenigszins bur gerlijk aspect en gaf niet wat de schoone gevel deed verwachten. Toen eenmaal het plan vastgesteld was om hierin verande ring te brengen en vooral den schoonen ouden ingang aan den Ouden Singel weer in eere te herstellen werd besloten om een radicale opruiming te houden van alle scheidsmuurtjes, looze wanden, onnoodige deuren en gangen en licht en lucht in het gebouw toe te laten. De binnenmuren en trappen werden alle afgebroken, zoo ook de vloer van de eerste verdieping, zoo dat een soort kerkruimte ontstond van niet alledaagsche architectonische beko ring. De verdere indeelin-g was eenvoudig. Be neden ontstond een hal. nieuw bevloerd met Namensche steen en hardsteen, ge flankeerd door een conciergekamer en een garderobe, welke drievoudige indeeling werd aangegeven door de situatie van het voorplein met aan weerszijden de portie ken en de middentravee van den gevel. Om te vermijden, dat de groote zaal op de eerste verdipeping, ..De Pers" gebroken zou worden door een trappenhuis werd een Leidsche 17e eeuwsche trap geplaatst in een ruimte afgenomen van een der bin nenplaatsen. Het dichtmetselen van twee groote 16e eeuwsche vensters aan den noordelyken wand van de Pers gaf de zaal haar oude en zeer voldoende verlichting terug. Om het aspect der schoone 17e eeuwsche vertrekken aan de einden der langszyden zaal de Pers met de aangrenzende vier door bogen toegang gevende niet door vi trines of daarin storende andere museum meubelen te ontsieren, werd deze spaar zaam gemeubeld, alleen aan de wanden gehangen de zes Schutterstukken van Joris van Schoten, benevens twee portret ten van hoplieden der Schuttery van Van der Merck, zoodat deze stukken in een gelyksoortige omgeving hangen als de oor- spronkelyke bestemming is geweest: De groote Burgerzaal van den Sint Jorisdoe- len. Een vroeg 17e eeuwsche schouw, ge spaard bij de ramp van het Raadhuis, werd opgesteld aan den westeiyken wand. Om de boven de Pers gelegen zaal, het „Paviljoen", had ik de gelegenheid om de zeldzame collectie 17e eeuwsche standaard- maten en gewichten een goede opstelling te geven in een daarvoor speciaal ge maakte toonkast, door den concierge, nog in dien tyd hoofdbewa-ker van Weeren met een goed inzicht voor de eischen. die hier moesten worden gesteld, vervaardigd. De op het einde der 19e eeuw opgeheven Leidsche schuttery is de eer gegeven, die haar toekwam door een opstelling van de laatst gedragen uniformen en verdere uit rustingstukken Ook is aandacht geschon ken aan een langzaam verdwynende vaar tuig. Leidsch by uitnemendheid, het klas sieke peurbootje; het doet weemoedig aan te denken, dat een glorieuse vloot van 400 vaartuigen gedaald is in korten tyd tot nauwelyks 80 bootjes. Het hier opgesteld model, gemaakt door den laatsten Leid- schen peurbootbouwer zal de herinnering aan dezen tak van Leidsche sport bewa ren. wanneer het allerlaatste peurbootje in de kachel tot asch zal zyn verteerd. In het midden der zaal is in een aparte vi trine tentoongesteld de herinnering aan de laatste ramp. die Leiden heeft getroffen, de Windvaan van den toren van het Raad huis. in den staat, waarin hU naar bene den stortte Wat het nieuwe gebouw betreft, hierin is uit den aard der zaak niet veel ver bouwd. In de drie bovenlichtzalen gelyk vloersch werden de wanden met grijze stof bekleed en de lambrizeeringen donker ge schilderd. De schilderyen der Leidsche school 17e eeuw werden bijeengehangen in de Harteveltzaal terwij! de niet Leidsche kunst der 17e en 18e eeuw gescheiden van de Leidsche uit de 18e en 19e eeuw tot 1880 in de naast de Primitievenzaal gele gen schllderyenafdeeüng werden geplaatst De verwarmingstoestellen werden aan de langszyden van banken voorzien in de Primitievenzaal werd dit toestel, dat hin- derlyk was voor den Lucas van Leyden ge heel verwyderd. Het bekleeden der wanden met stof. heeft de kleurwerking van alle schilderyen zeer verbeterd vooral het Jongste Dordeel van Lucas van Leyden dat eerst nu in zyn volle glorie is te zien. Woensdag. In den vergulden Turk: Alg. Verg. Aandeelhouders N.V. Elcctr. en Gas v.h. de Vries en Stevens, 8 uur n.m BIOSCOPEN. Casino-Bioscoop Hoogewoerd, 8 u n- „De Rat". Zondag nam. 2 uur, 4 uur 30 en 8 nur. Luxor-Theater Stationsweg, 8 uur nam- „Ich und die Kaiserin". Woensdag en Zaterdag nam 2 uur Zondag nam 2 uur. 4 uur 30 en 8 uur 1 Trianon-Theater Breestraat. 8 u nam. „Das blaue Licht". Woensdag en Zaterdag nam. 2 Zondag nam. 2 uur. 4 uur 30 en 8 uur. DIVERSEN. Woensdag Inst. v. Praeventieve Gene- kundeConsultatiebureau voor moelliit. kinderen. Halftwee tot 3 uur nam inër ting tegen diphterle 4—5 uur nam Donderdags: Inst. v. Praeventieve Ge. neeskunde. Consultatiebureau voor Aico. holisten. 710 uur nam. Dagelijks Den Haag (Scala): Bouwmeer. ter's revue, 8 uur nam. 's Zondags 2 uu. matinee. De avond-, nacht- en Zondagdienst de apotheken wordt van Maandag 12 tot ea met Zondag 18 Juni a.s- waargenomen door de apotheken: C. F. Reyst, Steen straat 35, Telefoon 136 en A. J. Donk. Doezastraat 31, Telefoon 1313. Over de opstelling der meubelen etc u' verschillende tyd vakken op de Schotten- zaal zou ik gaarne nog iets willen zeggen Het Museum bezit de middelen, noch de ruimte ook maar in de verte te kunne- wedij veren met wat elders in zeer groot Musea op dit gebied wordt geboden. Eeh: museumstukken zal men hier maar zelden zien. De bedoeling is om door eenvoudig- gelyksoortige meubelen uit opeenvolgende tu'den den gewonen bezoeker een indni' te geven van de sfeer, waarin de menschen in de diverse periodes hebben gewoond. De deskundigen onder u zuilen de op merking maken, dat duidelyke aanwijzin-1 gen omtrent schilderijen en voorwerpen byna geheel ontbreken, de bedoeling is hierin geleidely-k te voorzien, my onto' de tijd. En zoo is er meer dat nog me geheel gereed is. Langer de Lakenhal sluiten, alleen om deze reden, was minder gewenscht. Aan de buitenzijde van het oude gebwi is getracht zoo veel mogelijk den ouc'r toestand te herstellen. De voormuur en de buitenmuren der vleugelgebouwen werden ontdaan van later bU een herstelling af gebracht fabrieksbaksteen en deze verre gen door oude handgevormde steen vroegere conciërgewoning, grenzende Is Westen aan de Lakenhal, werd afgebrife om plaats te maken voor 'n breede brar.i- gang, welke aan de voorzijde wordt afge sloten door een hoogen muur, waarin aangebracht een laat Gothisch poortje afkomstig van het woonhuis van burge meester van der Werff. De geheel versleten klinkerbestratin» van I het voorplein werd vervangen door een bestrating van roode en gele klinkers, af gewisseld door blauwe en witte tegels ge heel geluk aan het voorplein, zooals het wordt voorgesteld op de 17e eeuwsche schilderij door Suzanna van Steenwijck, waarop de Lakenhal is afgebeeld. Zoo is dus deze verbouwing en reorgani satie tot stand gekomen, maar toch blijf'- er nog zeer veel te wenschen over. Waar het geld ontbreekt, kan ndet. verder wor den gegaan en een zeer noodig zuinig be heer eischt ons vele desiderata uit te stel len naar de toekomst, misschien een verre toekomst. Het is mij een zeer aangename plicht hier openlyk mijn dank uit te spreken aan de leden der Commissie, waarvan ik 6e groote belangstelling en vriendelijke mede werking bij dezen Reorganisatiearbeid op hoogen prys heb gesteld, niet het minst uw medeleven in het werk van de Laken hal, mynheer de Burgemeester, voorzitten der commissie, die ais geboren Leidenaar met hart en ziel voelt voor de instelling waar het tragische en schoone verleden van uwe stad wordt bewaard. Ondanks de zorgen in deze benauwde tyden voor uwe stad, stondt gy steeds op de bres. waar het gold de belangen van de Lakenhal voor te staan. Het personeel vaar het Museum heeft met toewijding en yver zyn plicht gedaan, een woord van hartelyken dank aan allen zü hier op zyn plaats in het bu- zonder aan de beide hoofdbewakers en concierge Van Weeren. die zich zehee: hebben gegeven voor het groote werk Tenslotte noodigde de directeur allen uit, een rondgang door het gebouw .e maken, teneinde aldus spr. aam de misschien te hoog gespannen verwachtin gen te voldoen. Met byzonder veel S6110^'. gen werd hieraan gevolg gegeven, waartul men niet naliet den directeur te comp-- menteeren. Na afloop verzamelde men zich rond de door mevr. Coert fraai gearran- de geerde buffetten, vol bewondering over_ in maanden van ingespannen arbeid j>e- reikte artistieke resultaten, die een bf; zichtiging in hooge mate verdienen wyzen er op. dat van morgen af hetnu seum voor een ieder weder opengesteld (Bulten verantwoordelijkheid der R-u) Cople van al of niet geplaatste stukken wordt niet teruggegeven^ DE LEIDSCHE GRACHTEN. 'n Opgevangen opmerking van baar) 'n paar vreemdelingen, lang» van Leiden's hoofdgrachten: „Foei, wat 'n vreeseiyke lucht ana Commentaar overbodig. Leiden 12-6-'33 L. MEh's

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 6