MacDonald in Amerika - Demonstratie nieuwe auto-giro
De roode Vulpenhouder
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
■MRS. LINDBERGH vloog met haar man
kolonel Lindbergh, naar San Francisco.
Even voor het vertrek.
EEN GEDEELTE VAN DE BRUG VOOR SPIJKENISSE passeert de Koningsbrug
te Rotterdam.
DEMONSTRATIE MET EEN NIEUW Al TO-G IR O-TOE STEL
ZONDER VLEUGELS op het vliegveld Hanworth. Terwijl het
vliegtuig stil staat in de lucht, wordt aan een kabel een pakje
gehangen.
Geautoriseerde vertaling naar
het Engelsch van Molly Thynne,
door A. W. v. E.—v. R.
47)
X "Ik geloof je," zei Fayre eenvoudig. „Het
alleen maar het noodlot, waardoor jij en
Leslie er ln betrokken werden. Die
eerde persoon, dien ik zoo graag zou
"Uien vinden, is de ware schuldige."
De man wierp hem van terzijde een
«nellen blik toe.
LesUe de man. die het lijk
vond?" vroeg hij.
Fayre knikte.
..Hij heeft het niet gedaan," bevestigde
ue man met een verrassende overtuiging,
«ik zag hem door het raam, toen hij haar
vond, zooals ik aan de politie vertelde Hij
was erg van zijn stuk. Hij heeft het niet
gedaan. Dat had ik hun wel kunnen ver-
PoUtaji" het gevraagd hadden. De
I Hij sprak met diepe minachting.
„Ik weet, dat hij het niet gedaan heeft,
"aar de moeilijkheid Is, het te bewijzen
5 *at hem van de verdenking zuivert,
«hvert waarschijnlijk ook Jou, daarom
wou ik je zoo graag spreken. Heb je er zelf
geen meening over?"
„Ik niet. Ik was niet ln de buurt, toen
het gebeurde. Ik hoorde het schot zelfs
niet."
Hij sprak nu vrijuit, en Fayre kon zien,
dat hij er in geslaagd was, het vertrouwen
van den man te winnen en handelde daar
snel naar. Hij boog zich vertrouwelijk
voorover.
„Herinner je je heelemaal niets, hoe
weinig ook, dat er gebeurde, terwijl je bij
den bocht van de laan wachtte. De moord
werd gepleegd, terwijl jij daar lag, en mis
schien Is er iets, wat Je eerst niet de
moeite waard vond, te vertellen, Ik geef
je mijn woord, dat ik het niet aan de po
litie zal vertellen, behalve als het iets is,
waardoor de ware schuldige gepakt zou
kunnen worden."
„Maar hoe kan ik weten, of u niet denkt
dat ik die persoon bijn, mijnheer, vroeg
de man sluw. „Ik was daar toch, is het
m?,Ik wil je op je woord gelooven, als je
zegt, dat je je niet van dien bocht van de
laan hebt verroerd. Ik waag het er op
maar nu lk jou eerlijk behandel, verwacht
ik ook van jou, dat je eerlijk tegen my
De landlooper leunde vermoeid achter
over in zijn kussens. zeeeen?"
„Wat verlangt u, dat ik zal zeggen,
vroeg hy op bitteren toon. „Dat ik dien
verduivelden moordenaar de kan in zag
komen met een wapen in zyn hand. Ik
zei u al, dat ik niemand heb gezien, om
dat er niemand was te zien."
„Ben je daar heel zeker van?"
„Zoo zeker als ik hier lig, wat ik wou,
dat niet zoo was."
Het gesprek kwünde en Fayre was al van
plan het als een te lastig karweitje op te
geven en weg te gaan, toen de man zich
plotseling tot hem wendde.
„Hoe laat zei u ook weer, dat de moord
werd gepleegd, mynheer?" vroeg hy.
„Volgens het weinige, dat we hebben
kunnen uitvinden, omstreeks half zeven.
Op dien tijd moet het geweest zyn, als de
auto, die jij zag, er iets mee te maken had.
Fayre haalde eenige blaadjes papier uit
zyn zak en keek de aanteekenlngen in, die
hij er op gemaakt had.
„Daar staat het. Je zag de auto om on
geveer twintig over zessen naar de
boerderij gaan en er omstreeks veertig
over zessen weer vandaan komen. Om half
zeven was je by het hek van Galston. Als
je dat kunt bewijzen, geloof ik, dat je uit
de moelhjkheid bent."
De man aarzelde.
„Hoe kan ik dat bewijzen? Wat denkt u
er van?" zei hy eindeiyk.
„Hoor eens, wat ik u nu vertel, zou lk
aan niemand anders vertellen. En het is
niet voor de politie bestemd, denk er aan.
C hebt gezegd, dat u het niet over zoudt
vertellen, mijnheer?"
„Ik zal het niet doen. Draai maar af."
„Daar was een vrouw, die my misschien
gezien heeft. Zy kwam my op den weg
van Whitbuiy tegemoet en zij ging juist
het huis in, voordat ik daar was. Ik zou
zeggen, dat het de vrouw van den j>or-
tler was."
Fayre staarde hem verbaasd aan.
„Groote God, man," riep hy uit, „waar
om heb je dat niet verteld, toen je onder
vraagd werd?" Het was Je eenige kans om
vry te komen! Hoe weet je, of zy Je
niet zag?"
„Ik had er myn reden voor," zei de man
koppig. „De smerissen krijgen niets uit
mij, wat ik niet verkies te vertellen."
Fayre haalde de schouders op.
„Opgehangen worden is een akelige
dood," meende hy.
Zyn nieuwsgierigheid was in hooge
mate opgewekt, maar hy wist dat zyn
eenige kans, iets uit den man te krijgen,
daarin bestond, niet te veel aan te
dringen.
Het gezicht van den landloojjer scheen
bleek en scherp te worden.
„Zij kunnen er nüj niet van beschul
digen!" fluisterde luj norsch.
„Dat kunnen ze wel, tenzy je kunt be
wijzen, dat je om half zeven niet op de
boerderij was. Je sehynt niet te begrijpen,
dat je in net zoo'n leeiyke positie bent als
mr. Leslie!"
„En als zij mij nu niet gezien heeft?"
De man raakte biykbaar aan het wan
kelen.
„Als jy haar hebt gezien, heeft zij jou
waarschynlijk ook gezien."
De logica hiervan was zoo duideHjk, dat
ze zelfs tot de hersens van den man door
drong, hoe wantrouwend hij ook was. HU
dacht er een oogenbllk over na, richtte
zich toen op zyn elleboog op en bracht
zyn gezicht dicht by dat van Fayre.
„Ik ben een dwaas geweest!" fluisterde
hy. „Ik zie het nu ln. Maar lk was bang,
dat ik er ln zou vliegen by de politie. Wilt
u my beloven, dat u het niet over zult ver
tellen, als lk het niet hebben wil?"
„Dat heb ik je al gezegd. Ga voort."
„Het was zoo. Ik zag de vrouw, zooals lk
u vertelde, en ik wachtte, tot lk haar het
huis zag binnengaan. Toen ging lk naar
het huis met de bedoeling er wat eten te
vragen. Daar zag ik iets op den grond lig
gen, en ik raapte het op. Het was een
beurs. Er zat niet veel in: alleen maar een
halve kroon."
„Hy zweeg, bUjkbaar niet wetend, hoe
hy voort moest gaan.
„En jy stak den halven kroon in je zak
en legde de beurs terug op de plaats waar
Je ze gevonden hadt," opperde Fayre.
Hy begreep nu, waarom de man dat ge
heim had gehouden en stond versteld over
zyn mentaliteit. Hy liep blijkbaar liever
gevaar tot den galg te worden veroordeeld
voor een misdaad, dien hy niet had bedre
ven, dan de kans te loopen „er ln te vlie
gen bU de politie" voor Iets, dat hij wel ge
daan had. Het eene kwaad begreep hy,
voor het andere had hy niet genoeg ver
beeldingskracht.
„Zoo Is het, mijnheer. Maar dat mogen
de smerissen niet weten!"
(Wordt vervolgd).