Het verongelukte kleine Amerikaansche luchtschip J. 3 De roode Vulpenhouder 74ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. DE AANVAL DER FOTOGRAFEN, De aankomst te Washington van Matsocoka op DE GEWELDIGE ENGELSCÜE LOCOMOTIEF de Royal Scot'' is aan boord van het stoomschip „Beaverdale"' de doorreis naar Japan. Matsoeoka voor de persfotografen. geladen, voor dc reis naar Chicago, waar de machine op de wereldtentoonstelling te zien zal zijn. HET KLEINE AMERIKAANSCHE LUCHTSCHIP J. 3 dat op zoek was naar het HET DUITSCHE TANKSCHIP „PHOEBUS'* dat enkele leden wrak van de Akron", stortte zelf in zee. Een persoon werd hierbij gedood. De J. 3. van de bemanning van de .Akron" redde. RADIOFOTO VAN HET VERONGELUKTE KLEINE AMERIKAANSCHE LUCHTSCHIP J. 3. Een gedeelte van het luchtschip, drijvend op de golven. NIEUWE RECLAMEPLAAT VAN DE K.L.M. door Pieter Geraedts. DE VOORJAARS-BIJEN M ARKT TE TILBURG. De oudste en de jongste imker op de markt. Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van Molly Thynne, aoor A. W. v. E.v. R. 29) Cynthia kwam juist terug, toen het ge zelschap afscheid nam, en slipte weg naar haar kamer, zoodat hij dien avond geen gelegenheid had, met haar te spreken. Door lady Staveley liet hij haar de bood schap overbrengen, dat Grey dien morgen bij Leslie was geweest en dat hij hem ge zond en opgewekt had aangetroffen en daarna ging hij ook naar bed, want hij voelde zich vermoeider dan hij in langen tijd geweest was. Het mooie weer hield aan en den vol genden morgen was hij zoo laaghartig zich doof te houden voor de klokken van het kerkje in Keys, en, nadat hij gezien had, dat de Staveley's weg waren, om hun Zon- dagsche plichten te vervullen, ging hij op zoek naar zijn mede-spijbelaars, lady Kean en Cynthia. Hij vond haar, in bont gehuld, in een zonnigen hoek van het ter ras, Cynthia begroette hem hartelijk. „Ik ben gisteravond bijna naar uw ka mer gegaan om u uit bed te halen, oom Fayre," riep zij uit. „Ik verlangde er zóó naar te hooren wat u had uitgevoerd! Maar Eva zei, dat u te moe was. Zij vertel de, dat u gefietst had." Fayre schaterde het uit om den afkeer in haar stem. „Waarom niet?" antwoordde hij. „Toen ik uit Engeland wegging, fietsten de netste menschen, en het leek mij een even goede lichaamsbeweging als iedere andere. Het kwam niet bij mij op, dat het zoo'n opschudding zou veroorzaken! Zelfs de dorpelingen kijken mij aan, alsof ik plot seling krankzinnig was geworden!" „Dat bent u waarschijnlijk ook," zei Cynthia streng, „als u bezig bent op een oude rammelkast rond te rijden!" „Ik rijd tenslotte met een doel rond. Grey en ik hebben bijvoorbeeld al vrijwel vastgesteld, dat mrs. Draycott in een auto door iemand naar de boerderij werd ge bracht, en dat die persoon er na den moord alleen vandaan kwam." Hij speelde zijn troef als een goed too- neelspeler uit, en zijn toehoordster raak ten dan ook geheel onder den indruk Zelfs Sybil Kean's gewone matheid ver liet haar; zij leunde voorover in haar stoel eg haar mooie oogen schitterden van belangstelling. „Mag ik er bij blijven?" vroeg zij gre tig. „Of moet ik doen, zooals het behoort, en tactvol van het terras weggaan, alsof ik geen woord gehoord had van wat Je zoo juist gezegd hebt? Misschien wil je Cyn thia alleen spreken?" Cynthia keek haar verontwaardigd aan. „Wij hebben er jou bij noodig, is het niet, oom Fayre?" „Natuurlijk. Ik reken op je advies. In de eerste plaats ken jij den persoon, waar ik het over hebben wil, beter dan iemand anders hier in huis." Even keek zij vreemd op, toen zei zij kalm; „dokter Gregg?" „Hoe weet je dat? Bij tijden lijk je wel een zieneres!" „Hier zit niets geheimzinnigs in! Ik zal het Je later vertellen, maar ga eerst voort met Je verhaal. Het is wreed ons zoo in spanning te laten!" „Begin bij het allereerste begin, oom Faire. Toe, wat zei mr. Grey precies van John? Was hij werkelijk opgewekt of heeft hij het daar hopeloos akelig?" Fayre deelde haar alles mee, wat hij van Grey had vernomen. „Hij is bezig te probeeren, Je de volgende week weer een onderhoud met hem te verschaffen. Het vergt wel wat van Je kracht, vrees ik, beste meld, maar het be- teekent zooveel voor Leslie." Cyntha's bijna jongensachtige jeugd scheen als een kleed van haar af te val len, en Fayre, die naar haar keek, kreeg plotseling eenig idee, wat een bekoorlijke vrouw zij later zou zijn. Sybil Kean keek hem beteekenisvol aan. „Ga door met je verhaal, Hatter," zei ze vriendelijk, en hij begreep, dat zij niet wilde hebben, dat hij Cynthia overstuur maakte. Zoo kort mogelijk vertelde hij van de ontvluchting van den landlooper en van zijn eigen onderzoekingen. „Waarschijnlijk," besloot hij „werd mrs. Draycott aan het begin van den weg, die naar Greycross leidt, opgepikt, al of niet volgens afspraak, dat weten wij niet, en naar de boerderij gereden. Waarom zij daarheen werd gebracht, is onbegrijpelijk, of het moest een opgezet plan zijn ge weest, de verdenking op Leslie te laten vallen. Het heeft er veel van, dat het een afspraak betrof en zij Greycross verliet, om er op een kouden stormachtigen avond in zoo onvoldoende kleeding op uit te trekken." „Het was een rare afspraak, als zij er haar zuster niets van gezegd had," zei Sybill Kean nadenkend. „Het kan er een geweest zijn met een van de vele vrienden, die, naar zij wist, haar zuster niet graag zag. Dat lijkt mij de beste oplossing, want anders had zij hem wel uitgenoodigd binnen te komen, inplaats van er in het geheim uit te loo- pen, om hem te ontmoeten." „Miss Allen weet zeker niemand aan te wijzen, die er van verdacht zou kunnen worden?" vroeg Cynthia. „Zij heeft er over nagedacht, en, tus- schen twee haakjes Cynthia, ze liet Je veel liefs overbrengen, maar zij zegt, dat ze heel weinig van haar zusters vrienden afweet. Ik geloof, dat die niet bepaald een goeden naam hadden." „Iemand anders kan de auto gezien heb ben," veronderstelde Cynthia. „Dat zou natuurlijk kunnen," gaf Fayre toe. „Als het geluk ons dient, vinden we misschien nog wei iemand. Maar Je moet niet vergeten, dat de landlooper nog niet boven verdenking staat. Hij heeft toe gegeven dat hij vlak bij de boerderij was. toen de moord gepleegd werd, en wij weten niet of hij niet daadwerkelijk tegen woordig was." .En toch klopte, wat hij zei, met het verhaal van den voerman." „Dat is zoo, maar dat neemt niet weg, dat hij best op de boerderij kan zijn ge weest, toen hij de auto den eersten keer zag. Wij weten alleen van hem zelf, dat hij op den hoek van de laan was. Ik voor mij geloof niet, dat hij slim genoeg is om zoo'n sluwe verdediging te verzinnen, of dat hij genoeg moed heeft, om een moord te begaan, maar je kunt nooit we ten. Bij een hevigen schrik kan een be deesd man iemand dooden, uit louter vrees, dat hij ontdekt zal worden. Wij kunnen hem nog niet uitschakelen. Het kan best zijn, dat mrs. Draycott op haar eigen houtje naar de boerderij ging en daar door den landlooper werd verrast, en dat die op zijn beurt weer verrast werd door de komst van den man met de auto en haar doodde, om haar den mond te snoeren." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 5