Donderdag 30 Maart 1933 No. 13 HET HEERLIJK REISJE IN ARTIS, door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. HOOFDSTUK XII. 121 Slot. Met gemengde gevoelens tufte het ge zelschap door Noord-Holland: allen von den het heerlijk Amsterdam en Artis te bezoeken, waar ze alle dieren nu eens echt op hun gemak zouden kunnen be kijken, maar toch. het was de laat ste provincie, en dus: het einde van de reis. Dat was toch zeker geen blij voor uitzicht! Maar Oom Jan toonde zich ook nu weer een Oom uit duizenden, want ze zouden „Noord-Holland heel nauwkeurig en uit voerig doe n." En zóó kwam het, dat dit bijna een reisje op zichzelf werd. Oom Jan rekte het werkelijk met veel talent, zoo dat Tom dan ook dankbaar uitriep: „Oom Jan is een kunstenaar! Hij maakt heel Noord-Holland van elastiek!" „Toch heeft ook elastiek grenzen", zei Oom Jan lachend, „en moeten we oppas sen, dat het niet zóóveel rekt dat het knapt!" „Of de rek er uitgaat! meende Piet. In de omgeving van Noordwijk en Zand- voort genoten de jongens van de zee en de duinen. Ook in Zuid-Holland hadden zij de zee gezien, maar in Scheveningen was het zóó vol geweest, dat onze reizigers het gevoel kregen, dat „zij er werkelijk niet meer bij konden!" Oom Jan had dan ook maar vlug het stuur gewend en een rustiger plekje opgezocht. In Amsterdam hadden ze de mooie grachten en het Vondelpark bewonderd, maar datgene wat hen het meest aan trok was toch Artls en hieraan werd een langdurig en aandachtig bezoek gebracht. Soms liep de bol van Oom Jan bijna om, als ze liefst alle vier tegelijk! plotseling uitriepen: „Kijk eens. Oom!" Zoo kwamen niet alleen de jongens oogen te kort, maar had Oom Jan in die oogenblikÊen ook graag de oogen van een vlieg bezeten om naar alle kanten tege lijk te kunnen kijken. Het trof aardig, dat er juist zooveel jonge dieren waren: jeugdige beertjes, die de dolste sprongen maakten en net als honden neen, als jongens! aan het stoeien waren, jonge poema's, die het liefst met Moeders staart speelden en een paar kleine leeuwtjes, die er zóó onschuldig uitzagen, dat de jongens ze wat graag mee hadden genomen. Natuurlijk trokken de apen ook hun aandacht. Ze deden zóó grappig, dat al len er om lachen moesten. Maar het allermeest had het aquarium hun belangstelling. De jongelui werden er stil van: zóó waren zij onder den In druk van al die prachtige visschen, dat ze niets anders konden doen dan hen met groote oogen gadeslaan. Laat in den middag namen zij pas af scheid van Artis en Óom Jan stelde voor In een hotel te gaan eten, daar zij zelf niet voor den Inwendigen mensch hadden kunnen zorgen. Dat ze terecht kwamen ln een eetgele genheid, waar muziek was. maakte dit uitgangetje nog feestelijker. Dienzelfden avond nog ging het naar Zaandam, waar Oom Jan nog een vriend had wonen, een vriend met parkeerter rein. Dat kon dus niet mooier! In de herinnering der jongelui was het later net, alsof Noord-Holland veel meer dan slechts één provincie was. Maar dat kwam natunrlijk, omdat zij er zoo lang bleven en ook, omdat er zooveel te be zichtigen was. Naar Monnikendam en Volendam gin gen ze ook en terwijl Oom na de koffie een rustig uurtje in de laatste plaats door bracht met het lezen van zijn kranten, vonden de jongens het jammer met het mooie weer „thuis" te bleven en liepen zij samen een eindje rond. Ze hadden hun laatste duiten bij elkaar gelegd en wilden daarvoor nu een verrassing voor Oom Jan koopen als herinnering aan de onverge telijke reis. Maarwat zou het zijn? En na veel overleggen, afkeuren en weer nieuwe voorstellen werd er eindelijk be sloten, dat ze hun portret zouden laten maken, hun portret „in costuum". want toen ze een fotograaf hadden gevonden, bleek, dat ze zich daar in een Volen- damsch pakje steken konden. En natuur lijk lieten ze deze gelegenheid niet onge bruikt voorbijgaan! Als vier vroolijke Volendammers ston den zij weldra vóór de lens. Zij gaven den fotograaf het adres van Oom Jan op, waar de laatste de foto bij zijn thuis komst vinden zou. betaalden en verrieden hun gastheer met woord noch gebaar ook maar iets van hun geheim. In Alkmaar bezochten zij de beroemde kaasmarkt en vandaar ging het weer kris kras door de provincie. De kleinste plaats jes werden aangedaan en de jongens von den alles wat de reis rekte, prachtig. Het Gooi hadden ze voor het laatst be waard en hoewel Bob en Piet dit vanuit Utrecht meenden te kennen, kwamen zij nu toch tot de ontdekking, dat er ver scheiden plekjes waren, die zij nog niet kenden. Het liefst hadden ze midden op de hei, die nog prachtig paars was, gekampeerd, maar Oom Jan vond het maar het vei ligst: weer bij den één of anderen boer aan te kloppen. En zoo reden zij dan het erf op van een groote boerderij, waar ze niet alleen gastvrij ontvangen werden, maar boven dien toestemming kregen zoo dikwijls te overnachten, als ze maar wilden. Dat was een pracht-aanbod, 't welk dankbaar aan vaard werd. Heerlijke tochten door het Gooi werden overdag ondernomen en te gen den avond wisten ze altijd weer het gastvrije terrein te vinden, waar ze rustig konden overnachten. 't Leek wel, of de boer en de boerin dit doodgewoon vonden, maar Oom Jan en de neven wisten het op prijs te stel len, en brachten eens uit een dorp, waar ze doorgereden waren en het juist ker mis was, een reuze-koek mee. Met groote rose suikerletters stond er op geschreven: UIT DANKBAARHEID. Niemand had ooit zoo'n grooten koek gezien, maar allen waren het er over eens, dat hij heerlijk smaakte en het al lermooiste was nog, dat hij, hoewel ieder een er van geproefd had, bijna niet klei ner geworden was! Maar 't was dan ook een geweldig groote! Zoo brak eindelijk de dag aan, waarop Oom Jan uiterlijk thuis wilde zijn en hoe wel het uitstapje den jongens geen se conde te lang gevallen was, zij het zelfs graag nog verlengd hadden, waren ze toch blij hun ouders terug te zien en in staat te zijn hun een mondeling verslag van de heerlijke reis te doen. Het eerst werden Bob en Piet in Utrecht afgezet. Daarna tufte Oom Jan met de beide anderen weer door Zuid-Holland om eindelijk ook voor hun ouderlijke wo ning te stopnen. Vader en Moeder vonden evenals de Ouders der beide andere neven dat de jongens er patent uitzagen en flink ver brand waren. „Dat is geen kunst, als 't zomer is en de zon schiint", beweerde Oom Jan. die mee uitgestapt was en niet alleen getuige was van de uitbundige verhalen der jon gelui, maar hier en daar ook aanvullend kon ontreden. Toen hij tegen den avond on zijn eentie in zijn eront°n wagen wegreed, na door allen harteiuk bedankt te zün. zei Hans: ..En als Oom denkt eindelijk rustig al leen thuis te komen, vindt hij ons alle vier toch neet" Vader en Moeder begrenen het niet da delijk. maar Tom legde hun uit, hoe dat kon. ..Ali de fotograaf maar woord gehouden heeft!" zei Hans bezorgd. Toen er een naar dagen later een brief van bun ez-eastheer kwam lazen de jon gens. dat alles ln orde geweest was. Oom Jan stuurde hun een foto van den ..ker- mis"-waeen en dat was een mooie herin, nering aan deze onvergetelijke weken. Dat Oom .Tan in het hart van ziin neven voortaan een nog grooter niaats innam dan hij altiid reeds gedaan had. zal leder, die in gedachten mee op reis is geweest, begrijpen. EINDE. (Nadruk verboden.) De jongetjes mochten Dat was een groot feest De Artis met Opa bezoeken. Zij wisten van dieren Een heeleboel af Mams las hun vaak voor uit hun boeken. Wat keken zij belden Met oogen zoo groot! Hoe anders was 't hier dan op plaatjes Zij waren zoo stil en Zij keken maar rond Vergaten hun vroolijke praatjes. Tot eindelijk Jantje Heel stilletjes zei: Hoor Ona, nu moet u eens raden 1 Wat is wei het grootste, Het prachtigste boek? Het heeft er vast honderden bladen, En platen zoo mooi en Zooveel O. je kunt Ze nooit on een dag alle tellen! Ik weet het! riep Wimpje, Ik weet het! Ik mag Hé Opa, het 'teerste vertellen? De Artls ls 'tboek! O. Die Wim. riep 'tzoo luid, Dat d'olifant spitste de ooren, Maar 't d'er werd niet kwaad! Neen, Het deed hem plezier Zoo lets van zijn Artis te hooren! HERMANNA, (Nadruk verooaen).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 13