Donderdag 23 Maart 1933 No. 12 DE TEEKENWEDSTRIJD. door E. DE LILLE HOGERWAARD. HOOFDSTUK XI. de wagen rolt steeds voort! de reizigers een hartelijk afscheid geheele boerenfamilie genomen zette Oom Jan den motor weer ging het regelrecht naar Zeeland. ien breede wateren waren daarl De bij Tholen overstekend, vertelde in. dat de reusachtige brug daar ort bestond en men vroeger met it overgezet werd. veer had zich na het onweer van rigen dag weer geheel hersteld en scheen lachend over de vruchtbare en velden. De jongens vonden het de boeren en boerinnen in hun llende dracht op het land werk- c zien. ijkt wel, of elke provincie weer is!" vond Hans. is ook zoo", zei Oom Jan. ,,Elke :te heeft een eigen karakter even bewoners. Het treft, dat het van- ulst Donderdag is." irom, Oom?" vroeg Piet. lat er dan markt is in Middelburg lie het zeker aardig zult vinden er :en klikje te nemen." luidde het >rd. der jongens sprak dit tegen en ■d dus naar Middelburg gereden, niet alleen de markt en haar be- maar ook de oude abdij en het stadhuis bewonderde werden, daar ging het naar Vllssingen, de an Michiel de Ruyter. Langzaam ze over den breeden boulevard de Hout of Wester-Schelde- die daar der breed is. nu naar zee!" riep Oom Jan uit, hij naar Domburg koerste. Heerlijk li allen het aan het Domburgsche Oom Jan hield al evenveel van de de jongens en zei: ga hier vooreerst niet weg! ook niet! Wij ook niet!" vielen de hem bij. it Is de zee rustig!' 'merkte Bob op. zee is als een jongen," beweerde Jan. „Soms zooals nu! zijn de zóó kalm, alsof ze nooit eenig in den zin hadden. Dikwijls echter deze rust plotseling verstoord en en raast de zee, bruisende. met m bedekte golven opjagend, om te n, dat onder die schijnbare kalmte levendige, ontembare geest huist, die al te dikwijls losbreekt en daarbij nd of niets ontziet." Jan zocht naar een goede "parkeer enkreeg toestemming van den meester, dien hij persoonlijk kende, n terrein te parkeeren. was een vreugd, want hij was al geweest ditmaal in een hotel te (en overnachten, en hoewel dit op elf natuurlijk geen ramp is, vonden het toch veel prettiger op de oude er den nacht door te brengen. In hotel kwam iedereen wel eens op zijn maar in een auto of tent te slapen, lang niet allen te beurt en dus was teel aantrekkelijker, en keken Bob en Piet dan ook te- esteld. toen de burgemeester van het 'ten der tent niets wilde weten. Hun gezichten klaarden echter onmiddellijk op, toen hij hun een alleraardigst zomer huisje wees, dat weldra voor den nacht in gereedheid werd gebracht. Eigenlijk vonden ze dit nog leuker dan hun tent, want het was weer iets geheel nieuws. ,We hebben zelfs 's nachts ge noeg afwisseling op onzen tocht!" zei Piet en Bob was het hiermee geheel eens, ter wijl Hans en Tom het jammer vonden, dat het niet Juist hun beurt van buiten den-wagen slapen was. Het was een rustige en avontuurlooze nacht, al moesten Bob en Piet zich den volgenden morgen eens goed de oogen uitwrijven, voor zij wisten, waar ze waren De burgemeester had den vorigen avond met veel belangstelling naar de reisavonturen van zijn gasten geluisterd, en er werd hartelijk afscheid van hem genomen. Jammer, dat drukke ambtsbe zigheden hem verhinderden het gezel schap een eindje te vergezellen. Vroolijk tuften de reizigers verder. Zij hadden nog een heel programma af te werken. De zon zelve scheen plezier in hun tocht te hebben en stak iedereen en alles met haar zonnigheid aan. Zelfs het vee dartelde uitgelaten in de wei. Het doel van hun tocht was Amsterdam, dat zij vóór den avond wilden bereiken, om den volgenden dag reeds bijtijds naar Artis te kunnen gaan. Daar Oom Jan echter wel begreep, dat ze in Groot- Mokum niet gemakkelijk op de hun ge liefde wijze zouden kunnen overnachten, besloot hij in de buurt van Baarn naar een geschikte boerderij uit te kijken. Ze zouden dan immers bijtijds hun tocht kunnen vervolgen en vroeg genoeg in Artis aankomen. Zoo gezegd, zoo gedaan! Even buiten Baarn stopte Oom Jan en ze troffen het alweer bijzonder goed, want ze werden zóó hartelijk ontvangen, alsof de boer en de boerin hen reeds langen tijd verwacht hadden. 't Was een pracht-boerderij en het reis gezelschap toonde de grootste belangstel ling voor alles. Zij raakten niet uitge keken in de stallen, de melk- en kaaska mer. en waren in de wolken, toen de boer hun voorstelde: den volgenden morgen in alle vroegte het melken bij te wonen. Bang om zich te verslapen, behoefde nie mand te zijn, want de boer beloofde hen met tromgeroffel te wekken. „En hoe laat is dat?" vroeg Oom Jan zekerheidshalve. ..Vier uur!" antwoordde de boer op een toon. alsof hij dit eigenlijk een overbo dige vraag vond. .Dat 's veel te vroeg!" zei Oom Jan. „Dan gaan we maar naar Amsterdam zonder die melkerij-vertooning." Vier teleurgestelde gezichten deden hem echter van besluit veranderen en hij zei: .Als jullie beloven daarna nog een dutje te doen. stem ik er in toe." „Nu. dat wilden ze wel beloven en zoo gingen zij dan den volgenden morgen mee melken. Om de beurt mocht zij 't ook eens probeeren, maar dat viel niet mee. al beweerde de boer, dat zij juist de makste beestjes hadden. Volgens afspraak kropen zij daarna weer onder wol. om met schrik pas klok- kenegen voor den tweeden keer dien morgen wakker te worden. Maar toen duurde het ook niet lang meer, of zij gingen onderweg. Naar Artis! (Slot volgtJ HOOFDSTUK IX 6) (Slot) Toch vrienden. .Moeder", vroeg Theo een paar dagen later, „komt u straks een poosje bij me zitten?" „Ja", beloofde moeder, ,,'k zal gauw voortmaken jongen en zooidra ik klaar ben kom ik boven". Terwijl moeder dit zei, keek ze Theo onderzoekend aan. Had hij een bedoeling met zijn vraag? O ja, ze wist natuurlijk wel. dat Theo het prettig vond, als zijn moeder bij hem kwam, maar toch, vandaag leek het of hij er iets bijzonders mee voorhad. Toen keerde moeder zich om. „Ik kom gauw", beloofde ze nog eens, voor ze de kamer uitging. Moeder van Vliet had niet verkeerd ge zien. Ja, Theo hid er een bedoeling mee, zijn moeder bij zich te roepen. Hij wilde haar alles vertellen van de mecanodoos en vanWillem's tee- kening. In de stille dagen die Theo op de zie kenkamer doorbracht had hij veel tijd gehad om na te denken. En wat het wonderlijkste was, hfj zag nu, na zijD ziekte, veel dingen in een heel ander licht dan voor dien tijd. Hij wist nu, dat het niet eer rustig in zijn hart kon worden, voor hij het kwaad dat hij Willem aan gedaan had, zou bekend hebben. Lang, heel lang had hij zich tegen die gedachte verzet, maar eindelijk had hij zich aai) haar overgegeven. Nu wachtte hij met een onrustig klop pend hart op zijn moeder. „Ziezoo", zei juffrouw van Vliet, toen ze na een half uurtje met haar naaiwerk bij Theo kwam zitten, „ziezoo, daar ben ik. En zeg me nu maar gauw wat Je op het hart hebt jongen". Verbaasd keek Theo haar aan. „Weet u het dan, moeder?" „Neen Theo wat het is, dat weer ik niet. Maar dat er iets is, dat jij je moeder moet vertellen ja dat heb ik wel gemerkt. Dat maakte voor Theo de zaak veel ge makkelijker En spoedig begon hij dan ook, eerst aarzelend, maar langzamerhand vlotter, alles te vertellen. Hij verontschuldigde zich niet. Dat kon immers ook niet? 't Was toch niet goed te praten dat hij Willem's teekening verknoeid had? „En moeder", zei hij tenslotte, „een dag voor ik ziek werd, heb ik Willem de me canodoos gegeven. Maar ik zei hem niet waarom. Eerst dacht ik dat het zoo wel goed zou zijn maar nu maar nu weet ik wel beter. Enendaarom heb ik u nu ook alles verteld". „En daar ben ik blij om, Theo" ant woordde moeder, die hem heelemaal uit had laten spreken, daar ben lk blij om. Maar nu is het niet voldoende dat je mij dit allemaal verteld hebt en dat je het ook aan Willem wilt zeggen. Je moet ook God om vergeving vragen. Heb je daar wel aan gedacht Theo?" „Ja moeder", was het fluisterende ant woord. „Dan is t goed, m'n jongen Eenige dagen later bracht Willem zijn eerste bezoek bij Theo.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 13