Het brandende Rijksdaggebouw - Onderzoek Liebknecht-huis
Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
De brand in het Duitsche Rijksdaggebouw.
FEUILLETON.
EPISODE ONDER HET
SCHRIKBEWIND
Ongeveer twee uur later kwam de
onbekende terug. Hij klopte bescheiden
tegen de zolderdeur en werd binnen geleid
door mademoiselle de Beauséant, die
hem naar de andere kamer bracht van dit
nederig verblijf, waar alles klaar stond
voor de plechtigheid. Tusschen twee
schoorsteenpijpen hadden de nonnen het
oude kastje geplaatst, waarvan de ouder-
wetsche omlijningen verborgen waren
onder een prachtig altaarkleed van groen-
gevlamde stof. Een groot crusifix van
ebbenhout en ivoor hing tegen den gelen
muur, wat haar kaalheid nog scherper
deed uitkomen en noodzakelijkerwijs de
aandacht trok. Vier kleine dunne was
kaarsen, die op het geïmproviseerde altaar
waren bevestigd, verspreidden een bleek
licht, dat zwakjes op den muur werd te
ruggekaatst. Dit zwakke schijnsel ver
lichtte nauwelijks het overige deel der ka
mer, maar daar het zijn licht slechts op
de heilige dingen wierp, geleek het op een
straal, die uit den hemel was komen neer
vallen op dit onversierde altaar.
De vloer was vochtig en door de scheu
ren van het steile dak streek een ijzige
wind naar binnen. Niets was minder sta
tig, maar misschien ook wel niets zóó
plechtig als deze droeve eeredienst Het
was stil, zóó stil, dat zelfs het zwakste
geluid van de route d' Allemagne zou kun
nen worden waargenomen. Deze diepe
stilte wierp een sombere verhevenheid over
nachtelijk tooneel. De grootschheid der
handeling was zoo zeer in contrast met de
armoedigheid der dingen, dat er een ge
voel van religieuze ontzetting uit voort
vloeide. Aan beide zijden van het altaar
knielden de twee nonnen, zonder zich in
het minst te storen aan de gevaarlijke
vochtigheid van den vloer, en baden te
zamen met den geestelijke, die in zUn
priesterlijk gewaad gekleed was en eén
gouden miskelk, versierd met kostbare
steenen, in de hand nam. Deze gewijde
kelk was ongetwijfeld gered uit de plun
dering van het klooster de Chelles. Naast
dezen kelk, gedenkteeken van koninklijke
pracht, stonden het water en de wijn, die
bestemd waren voor het heilige offer, in
twee groffe, waardelooze glazen. Bij gebrek
aan een misboek had de priester zijn ge
bedenboek op een hoek van het altaar ge
legd. Een gewoon bord was gereed
gemaakt voor de wassching der handen.
Alles was tegelijk grootsch en klein, ar
moedig, maar edel, profaan en heilig. Vol
devotie knielde de vreemdeling tusschen
de twee nonnen neer. Maar toen hij eens
klaps het rouwfloers om den miskelk en
het crucifix bemerkte want de priester,
die de bestemming van dezen rouwdienst
niet kende, had God zelf in rouw gehuld
werd hij door een zóó machtige herin
nering aangegrepen, dat zweetdroppels op
zijn breede voorhoofd parelden. De vier
zwijgende deelnemers aan dit tooneel ke
ken elkaar geheimzinnig aan; toen sloten
hun zielen zich aaneen en smolten hun
gevoelens tezamen in een godsdienstige
meewarigheid. Het leek wel of hun ge
dachten den martelaar hadden opgeroe
pen en alsof zijn schim voor hen stond in
al zijn koninklijke waardigheid. Zij droe
gen een zielmis op, zonder het lichaam
van den overledene. Onder deze gescheur
de dakpannen en latten zaten vier Chris
tenen, die God om voorspraak smeekten
voor een Franschen Koning. Dit was. de
zuiverste van alle toewijdingen, een won
derlijke daad van volbrachte trouw, zon
der eenige bijgedachte. Dit moest God
ongetwijfeld welgevallig zijn. Het gansche
koninkrijk lag opgesloten in de gebeden
van een priester en twee nonnen, maar
misschien ook was de revolutie vertegen
woordigd door dezen man, wiens gezicht
zóóveel wroeging verried, dat hef bijna
natuurlijk leek te denken, dat hij de ge
lofte van een groot berouw vervulde.
Inplaats van de latijnsche woorden
„Introïbo ad altare Dei" enz. uit te spre
ken, keek de priester, als door een godde
lijke ingeving daartoe bewogen, de drie
aanwezigen, die de Fransche Christenheid
vertegenwoordigden, aan en, om de nie
tigheid van dit krot te onverschaduwen,
sprak hij in hun eigen taal: „Wij zullen
God's heiligdom binnengaan!"
Na deze woorden met innige wijding te
hebben uitgesproken, werden zijn helper
en de twee nonnen door een heilige vrees
bevangen. Onder de gewelven van den
heiligen Sint Pieter te Rome zou God zich
niet in grootere majesteit hebben kunnen
openbaren, dan Hij gedaan had in deze
gebrekkige schuilplaats voor de oogen van
deze Christenen.
De geloofsinnigheid van den onbekende
was oprecht, evenals het gevoel, dat de ge
beden dezer vier dienaren van God en van
den koning, vereenigde, eenstemmig was.
De vrome woorden klonken als hemelsche
muziek temidden der stilte. Er kwam een
oogenblik, dat de onbekende tot tranen
toe werd bewogen; dat was bij het „Pater
noster" (het „Onze Vader"). De priester
voegde er in het latijn deze bede aan toe,
die ongetwijfeld door den vreemdeling
werd begrepen: „Et remitte scelus regi-
cidis sicut Ludovicus els remisit semet
ipse". (En vergeef den koningmoorde
naars, zooals Lodewijk hun zelf heeft ver
geven).
(Wordt vervolgd).
bevrijdde hij zich uit zijn gevangenschap
en kwam te voorschijn.
Ik kan niet gelooven, sprak hij tot
den onbekende, dat gij eèn van onze ver
raders zijt en ik vertrouw op U. Wat wilt
ge van mij?
Het heilige vertrouwen van den priester,
zijn edele trekken, zouden in staat zijn
geweest een moordenaar te ontwapenen.
De geheimzinnige persoon, die door zijn
komst de ellende en de hulpeloosheid van
deze menschen in zoo scherp licht zette,
keek hen een oogenblik aan, toen wendde
hij zich vol vertrouwen tot den priester
en sprak:
Vader, ik smeek U een lijkmis te wil
len opdragen voor de rust der zielvan
eenvan een heilige, wiens lichaam
nimmer zal rusten in gewijde aarde
Onwillekeurig huiverde de priester. De
twee nonnen, die nog niet begrepen over
wien de onbekende wilde spreken, bleven
met afgewend gelaat en in nieuwsgierige
houding wachten. De geestelijke keek den
vreemdeling onderzoekend aan: een dui
delijk waarneembare angst stond op
diens gezicht te lezen, terwijl zijn blikken
vurige smeekbeden uitzonden. Toen sprak
de priester:
't Is goed, kom vannacht om twaalf
uur terug en ik zal gereed zijn om de
lijkmis te celebreeren, als boetedoening
voor de misdaad, waarvan gij spreekt
De onbekende sidderde, maar tegelijker
tijd scheen een heerlijke, diepe voldoe
ning te zegevieren over een heimelijke
smart.
Na den priester en de twee vrome non
nen eerbiedig te hebben gegroet, verdween
hij, terwijl hij zwijgend zijn dankbaarheid
betuigde, wat door deze edelmoedige
wezens begrepen werd.
PRINSES MARIE JOSé de Italiaan- TIJDENS DEN BRAND IN HET RIJKSDAGGEBOUW. Brandweerlieden
sche kroonprinses, bij een bezoek aan een brengen in den wandelgang van den Rijksdag een gedeelte van den inventarii
tentoonstelling van beeldhouwwerken
te Brussel. m veiligheid.
Dikke rookwolken stijgen op uit den koepel boven den ingang.
u bijii
net Hosannah!viel zuster Agatha
r vreemdeling in de rede, terwijl ze hem
justelooze nieuwsgierigheid aankeek.
R geloof niet, dat hij zich zoo noemt,
18 het antwoord.
Maar mijnheer, viel zuster Martha
uit, wij hebben hier geen pries-
1 |C L.P® was het beter geweest meer
en bedachtzaamheid aan den
verklaarde de vreemdeling
zijn hand naar de tafel
I. en er een gebedenboek af nam.
niet dat U Latijn kende, en
®ng niet verder, want de hevige
"te zich van de twee arme non-
eester maakte, deed hem vreezen,
te ver was gegaan. Zij beefden en
'een stonden vol tranen.
re kunt gerust zijn, sprak hij open-
'ïo j n zoowel den naam van Uw
Uwen en sedert drie dagen
JP de hoogte van den nood waarin
lieert en Uw toewijding voor den
ÏÏln Priester van....
®ti zei zuster Agatha argeloos, ter-
e een vinger op den mond legde.
,rj 5let' wanneer ik de ontzettende
f®J had U te verraden, ik dit reeds
"M kunnen doen.
u ue priester deze woorden hoorde,
het Fransch van Honoré de Balzac
door Hellen Randers.
DE HUISZOEKING IN HET LÏEB-
KNECHTHAUS het hoofdkwar
tier der communisten te Berlijn.
Een onderaardsche gang, die in de
Bartelstrasse uitkomt (foto rechts).
DEMONSTRATIE VAN NATIONALISTEN in den Lustgarten te Berlijn.
Politiemannen op de daken in den omtrek met de geweren gereed gehouden.
8KANSELLER HITLER EN MINISTER GöRING in het Rijksdaggebouw, kort
na het uitbreken van den brand.
HET SCHILD van den kruiser Einden",
welke in den oorlog door den Australischen
kruiser Sydney" vernield werd, is te Berlijn
aan den Rijkspresident overhandigd.