TEEKENFLAATJE Hennie en Bennie, die jongetjes wilden zijn 0PL0SS'MrcN. ANEKROTFS. WH, sje, an ai stroef reel lpot)i n. niel on: vijl oet alli ijn eentj fet,' iing ad rerdri uien obeltj nd 71 het te heo zijn - zoni :ndei !de et ees?" >ch ni de 1* t een: ichtte. eurs e beitje nas1 HU met geen as al i >edoei! Zij toe ioos ei j hen zei: meisje :r, da' y ■rhaaltje dat echt gebeurd is-). Mx en Bennie waren tweelingen, üge, leuke ventjes, die zóó spre- elkander geleken, dat men niet c wie Hennie of wie Bennie was, lé, juist zooais Bennie, een blauw roeg. Maar omdat zelfs vader en en opa's zich wel eens vergisten, jer voor Hennie een rood truitje kon dus iedereen Hennie aan truitje herkennen en in het ruitje zat Bennie, ils het tweetal 's avonds in hun die niet verschillend van kleur oder de dekens lag, moest zelfs «i te weten wie Bennie was, even 't rechteroor kijken, omdat Ben een klein, donker vlekje had. inie had zoo'n vlekje, maar dat ju linker bovenarm en was dus or de mouw van Hennie's pyama. lie ondeugd, zei dan wel eens: maar niet, moeder. Ik ben oor!" nietes, moes!" riep dan Hennie. dit Bennie!" ig het dikwijls en vooral als moe de levertraan kwam, die Hennie lag moest slikken en niet lekker eder riep daarom, als 't tijd er- nu altijd: „Roodtvuitje, je lever- pret hadden ook de rakkers, als der opa's Hennie riep. „Wacht, lei dan Bennie. „En roept oma dan ga jij ju ze een verschillend truitje was de pret uit! nnen nu niemand meer foppen, jon dan ook Hennie op een dag, ichter in den tuin speelden, jen we baby's waren, ging het chtte Bennie- „Toen waren we eies hetzelfde gekleed", in nu ook al zoo groot," vond ,We zijn al vijf jaat!" ik weet, wat we moesten doen de, moeten we dan doen?" vroeg te naar het priëeltje," zei Bennie. i gen ikfcen we onze truitjes uit en dan mijn blauw truitje en ik jouw dat trekken wij dan weer aan. lan zul je wel zien, dat ze alle- ken, dat jij ik ben en dat ik jij Dan zijn we heelemaal nieuwe Ben, laten we dat eens doen!" Inie, „Wat zal dat grappig zijn! kennen ze ons heelemaal niet dan gauw mee," haastte Bennie, ertus bindt juist de dahlia's op. lfCn«J lie in 't priëeltje komt, ziet hij It W- (jn 1-rii a line TTvi ilr zuil TJarfnc redaas >eg sd m e nu. m weet hij alles. En ik wil Bertus et eerste foppen lolden toen de bengels naar het daar verwisselden zij de truitjes. :n ik Hennie!" riep Bennie. „Nu ik ben ook jij! Ik ben Bennie!" e Hennie. wij nu het eerste naar Bertus lelde Bennie voor. ten wé zien of hij weet, wie we op t^lchte Hennie. drafje liepen ze toen naar Ber- tulnman, die het ondeugende ichende begroette met: „Zóó. zijn in den tuin, ventjes? Toch geen ur i# ad uitgehaald, hé? En geen bloe- tedani tplukt?" en, we hebben zoet gespeeld in tak", zei Bennie. toen in het priëeltjewilde teginnen. Maar een duwtje van oed hem begri.ioen dat hij heele- heerlllW' over het priëeltje mocht spre- uie begon toen ook weer dadelijk. Bertus te vragen: „Je weet niet st ik ben en wie hij is. hè Bertus?" m. wBrat weet ik maar wat best" sprak an. „Ik kende jullie al. toen je in «wagen reedt. Maar toen kon ik niet zien. wie Hennie of wie (Was. Maar dat kan ik nu best. ant jij met je roode truitje bent an die het blauwe truitje draagt, Bennie! Zie je, dat ik het best nepen beide bengels lachende, J, Bertus zoo fijn hadden gefopt, mus! Dit proestende, holden zij 1 tuin in, Wie niet kan schaatsenrijden. Heeft in de kamer pret. Kom. vlug dit aardig plaatje Op ruit-papier gezet! (Nadruk verboden). „Hij heeft ons heelemaal niet herkend," begon toen weer Bennie. „Wat grappig, toen hij zei. dat ik jij was en jij ik Toen het tweetal nog hartelijk om de grap stond te lachen, kwam Anna het dienstmeisje, den tuin in. „Vlug naar binnen en handen wasschen. jongens!" riep ze. „Kom. haast je wat! Vader en moeder zitten al aan tafel!" Gehoorzaam deden toen beiden, zooals Anna tot hen zeide. Ze waschten hun han den heel schoon, veegden zelfs nog eens hun voeten op de keukenmat af. en wilden daarna de huiskamer binnengaan. Doch toen Hennie nog aan 't voeten vegen was, zei weer Anna tot Bennie: .Hennie heb jij wel netjes je voeten geveegd?" En tot Hen nie sprak ze: „Bennie, laat mij je handen eens zien!" Toen liet Hennie. die nu Bennie met 't blauwe truitje was. zijn handen zien. En Bennie, die op Hennie met 't roode truitje geleek, zei lachende: „Ik heb goed mijn voeten geveegd. Anna", 't Duurde toen niet lang, of het tweetal zat aan tafel. Bijna was toen de echte Hennie op zijn eigen plaatsje gaan zitten. Maar een duw van den echten Bennie deed hem al weer gauw begrijpen, dat hij vandaag Bennie en niet Hennie was. En wel het ergste vond hij, dat hij een paar flinke lepels van een groente kreeg, waarvan hij andeïs, omdat hij er niet van hield, maar héél weinig be hoefde te eten. De kleine portie kreeg toen de echte Bennie, die er juist zoo héél veel van hield en omdat hij nu Hennie was, niet om nog meer durfde te vragen. Maar tóch was moeder heel verbaasd, toen hij, dien zij Bennie dacht, zoo met zijn groente zat te knoeien en met trage hapjes er van at, terwijl Hennie, die ér niet van hield, vandaag zoo vlug zijn bordje leeg at. Ze begon dan ook tot Hennie: ..Wat heb jij vandaag, Ben? Houdt jij óók al niet van spinazie? En anders lust je het toch wel!" En tot Bennie sprak ze: „Nu wordt je een flink baasje. Henneman! Jij hebt keu rig alles opgegeten!" Hennie zoowel als Bennie hadden een pret van belang, toen moeder zóó tot hen sprak. Maar luid om moeders vergissing lachen, durfden zij niet. Want dan zouden zij dien dag zeer zeker niet het grapje kunnen volhouden en dat wilden zij toch zoo heel graag. Beiden hadden ook dolle pret, omdat zelfs vader noch moeder iets van de verwisselde truitje bemerkte. Ge durende den maaltijd ging dus alles best. en na tafel mochten de tweelingen nog tot donker in den tuin spelen. Ze dachten er toen ook heelemaal niet meer aan. dat zij hun truitjes hadden omgeruild. 't Was ongeveer een half uur vóór bed tijd, toen ze er op eens weer aan dachten, 't Kwam door Anna, die Hennie kwam roepen. (Wordt vervolgd.) (Nadruk verboden), OPLOSSINGEN VAN DE 4 PRIJSRAADSELS DER GROOTEREN. 1. pekel braam hamer Kampen japon Breda konijn 2. Zweden, zee, den Weenen. 3. Maassluis, Maas, Sluis. 4. Arm, keel, enkel, kin, rug. OPLOSSINGEN VAN DE 4 PRIJSRAADSELS DER KLEINEREN. I 1. Koe, koek, koekoek. 2. Anna, Bertha. Jacoba. 3. n e e t A n n a b a n k b e e n 4. Bast, mast, kast, last Ingezonden door Lientje Keiler. Jong dom dienstme;s.;e dat zich komt verhuren: „En mevrouw ik wou u vragen, heeft u een kat?" Mevrouw: „Neen, waarom?" Meisje: „O, want dan zou ik die de schuld kunnen geven als ik wat breek". Ingezonden door Abram Wijnnobel. Nieuwe bewoonster (tot politiaagent, die zegt dat hij 's nachts altijd surveilleert in de buurt van haar huis): „Ja maar, hoe kan ik er nu zeker van zijn dat je hier 's nachts op het huis let? Agent: „O ziet u de vorige bewoner had de gewoonte iedere nacht een flesch bier onder het keukenvens'er neer te zet ten en die mocht ik dan leegdrinken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 13