De opening van den Zweedschen Rijksdag-De Oceaanvlucht van Mermoz FEUILLETON. HET MYSTERIE VAN HET DIAMANTEN KRUIS Rt ST 73-te JaargangLEIDSCH DAGBLADTweede Blad uit het Engelsch van Chester K. S. Steele door A. W. v. E.—v. R. 24) „HiJ, was van gemiddelde grootte en zag oii m meer in de open lucht had dan de Sewone mensch doet, en {S™. vertoonde zijn gezicht een vreemde weekheid, niet in overeenstemming met 'g lichaam .En zijn manier van Sr was eugctwijfeld zenuwachtig. ■'Y;?afna1ar1 is hij bezig te hengelen?" dacht de kolonel bij zichzelf. "arcn dien dag meer menschen in den winkel dan gewoonlijk velen van hen waren ongetwijfeld uit nieuwsgierig heid gekomen, en vroegen voor den schijn naar prijzen, doch staarden daarbij naar de plek, waarvan de bloedvlekken waren weggeschrobd. En de stevige man staarde langs de anderen naar de plek, vond de kolonel. Hoopte hij, dat de geest van de arme, vermoorde vtouw er nog ronddaalde, om hem toe te fluisteren, wat hij zoo gaarne wilde weten? „Wie is dat?" vroeg kolonel Ashley aan mr. Kettridge, die in de vacantietijden mrs. Darcy dikwijls in den winkel was ko men helpen. „O, dat is mr. Grafton." „Mr. Grafton? Wie is dat?" „Aaron Grafton, een van Colchester's beste en rijkste burgers. Hij is de eigenaar van het Emporium." „Dat groote warenhuis?" „Ja, hij is met een klein winkeltje be gonnen. Ik ken hem al verscheidene ja ren; en hij kende mrs. Darcy heel goed. Hij heeft hier dikwijls diamanten ge kocht; hoewel hij niet getrouwd is, en voorzoover ik weet, ook niet verloofd hij is trouwens al wat te oud om daar nog over te denken." ,Daar kan je nooit iets van zeggen!" zei de kolonel glimlachend. „Dat is dus Aaron Grafton," mompelde hij. „Wel, mr. Grafton, ik geloof, dat U, niettegenstaande de goede reputatie, die U geniet, een beetje bewaakt zult moeten worden. Ik mag niet de minste draad ver- waarloozen in een geval als dit. Ja, beslist, je zult nagegaan moeten worden." Want op dat oogenblik keerde de koop man, nadat hij den winkel nog eens rond was geweest en naar iets gezocht had, dat hij niet scheen te kunnen vinden, zich om en liep hard den winkel uit, met een zeer bezorgde uitdrukking op zijn gelaat. Kolonel Ashley volgde hem. HOOFDSTUK VII. De koloDel verbaast zich. „Dit lijkt precies op vroeger tijden", zei kolonel Ashley bij zichzelf, terwijl hij vlug langs de straat sloop. „Ik dacht niet, dat ik ooit weer iemand zou schaduwen! Zoo peinzende en met een tevreden glimlachje op zijn gelaat, een glimlachje, dat zou kunnen aantoonen, dat de kolonel er niet zoo afkeerig van was, het visschen voor het oogenblik op te geven, om zijn oude geroep nog eens te hervatten, volgde hij Aaron Grafton, toen deze den juwe lierswinkel verliet. „Ik vraag me af", dacht de kolonel, „met welk oogmerk hij naar Darcy's huls kwam en zoo rondneusde? Hij moet er wel iets mee vóór gehad hebben. Een man als hij doet zoo iets niet voor de aardigheid! En het was ook niet enkel nieuwsgierigheid. Als dat het geval was geweest, zou hij er eerder heen zijn gegaan, toen de bewijzen, dat er een misdaad was begaan, nog te zien waren voor diegenen, die om zooiets geven. En ik ben er zeker van, dat Aaron Grafton daar niet geweest is, sedert ik met geweld in deze zaak ben gehaald. Want ik ben er met geweld ingehaald!" mopperde de oude detective. „Ik kon haar smeekende oogen niet weerstaan! Het is niet de eerste keer, dat een man zich als een dwaas gedraagt terwille van een vrouw, en het zal niet de laatste maal zijn! Maar misschien zal ik sommige anderen tot dwazen maken inplaats van mijzelf. Met dat al ben ik toch maar van mijn visschen afgehaald! Maar het komt er niet op aan, ik moet zien, wat vriend Aaron van plan is en wat voor spelletje hij speelt! Natuurlijk kan hij op den dag van den moord bij den winkel zijn geweest voordat ik kwam. Daar moet ik Darcy eens naar vragen. Arme jongen! hij is wel ongelukkig Juist nu hij aan zijn aanstaande huwelijk behoorde te denken! Nu, ik zal doen wat ik kan!" Er bestonden maar weinig trucs, bekend aan de moderne detectives, die kolonel Ashley niet meester was waartoe be hoorde de kunst om zich te vermommen niet door een onkundig aangeplakt baardje of een valschen snor, hoewel hij die wel eens gebruikte maar door een voudige veranderingen aan zijn gezicht en lichaam. Natuurlijk speelde de kleeding ook een rol, als het noodlg was, maar daarvoor was de tijd nog niet gekomen. Hij volgde Grafton, zonder dat deze zich daarvan bewust was wat niet moeilijk is in een stad van de grootte van Col chester, en in een van haar hoofdstraten. „Ik vind, dat ik wat meer van hem te weten moet komen!" dacht de kolonel. „Ik zou wel een praatje met hem willen ma ken en zien, wat hij doet; maar dat kan ik nu nog niet wagen. Ik zal een tijdje voor spion moeten spelen!" Nadat de detective den man naar diens winkel en zelfs naar binnen was gevolgd, waar hij een kleinigheidje kocht, en nadat hij mr. Grafton zijn prlvé-kantoor had zien binnengaan, bracht hij Darcy in de gevangenis een bezoek. „Hoe gaat het met haar, kolonel?" wa ren de eerste woorden van den gevangene, toen zij in de spreekkamer waren, met een detective een paar stoelen van hen af; alleen maar onder zulke voorzorgsmaat regelen mochten de bezoekers de gevan genen spreken. „Hoe gaat het met Amy?" „Heel goed, sinds ik haar het laatst ge zien heb! Maar ik ben gekomen om over iets anders te spreken." „Dat begrijp ik. Deze afschuwelijke zaak! Maar zij gelooft nog steeds in mij, nietwaar?" vroeg hij gretig. „Evengoed als ik." „Goddank! Ik weet niet, wat ik zou doen, als zij zich van mij afkeerde! Ik zou niet langer kunnen leven!" „Kom. Kom! Word nu maar niet senti menteel!" „Ik kan er niets aan doen, kolonel, maar zoolang Amy gelooft, dat ik deze afschu welijke misdaad niet begaan heb en zoolang zij in mij gelooft, kan ik het uit houden. Misschien duurt het niet lang meer!" „Nu, het heeft geen nut, je met valsche hoop te vleien, Darcy. Je zult hier waar schijnlijk den heelen zomer blijven!" „Daar geef ik niet om, als mijn on schuld op het laatst maar wordt bewezen." „Ik hoop, dat we dit in orde kunnen brengen!" „U gelooft dus in me, kolonel?" „Natuurlijk, anders zou ik me niet met jou zaak inlaten! Luister nu even! Ik wil Je een paar vragen stellen. Beantwoord ze zoo kort als je kunt! Ik zal je hier zoo gauw mogelijk uithalen. Als ik niet zoo traag was geweest als een karper, had ik den rechten man hier in jouw plaats kun nen hebben!" „Wat bedoelt U, kolonel?" „Hè? Wat is er? Zei ik iets? En de detective scheen uit een droom te ontwaken, want hij had zijn laatste op merking zacht voor zich heen gemaakt. „U sprak over een karper de rechte man (Wordt vervolgd). NA DE^ OPSTAND TE MADRID, Op verschillende plaatsen zijn bommen geworpen. TRAINING POLITIEMANNEN. De politie-agenten te Rio de Janeiro worden in tal van takken van sport opgeleid. Een gat door een der bommen in de straat geslagen, wordt hersteld. Groep poditie-sportmannen bij de training. -DE „ARC EN CIEL" het vüiegtuig, waarmee de Fransche vlieger Mermoz van Istres is vertrokken voor een vlucht over den Zuidelijken Atlantischen Oceaan. EEN GROOT ENGELSCH VLIEGTUIG geraakte te Plymouth Hoc, Devonshire, te water. Tien personen werden gewond, 1 vermist. Een duiker daalt af, Ivoor onderzoek van het vliegtuig. OPENING BILJARTWEDSTRIJDEN te 's-Hertogenbosch op het klein biljart om het kampioenschap van Nederland. Burgemeester van Lanschot geeft den eersten stoot. DE OPENING VAN DilN ZWEEDSCHEN RIJKSDAG. Tijdens de rede van minister- •i president Hansson. Zittend v.l.n.r. prins Eugen, prins Carl, de kroonprins van Zweden, op den troon de koning, prins Gustaaf Adolf en prins Carl jr. kti

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 5