KERSTMIS. OM DEN KERSTBOO markt gaan staan. Als er dan een me vrouw plantjes kocht, zou hij vragen: „Zal ik ze voor u thuis brengen?" En dan zou ze hem wel een stuiver geven, en als ze ver woonde, dan kreeg hij misschien wel een dubbeltje! Vijf dubbeltjes had hij noodig. Dan moest hij vijf maal zoo'n trefje hebben. Drie Zaterdagen had hy nog om het geld bij elkaar te krijgen. O. hij zou er wel komenen vol goeden moed sliep hij in. En toen het Woensdag vier en twintig December was? Weer stond onze Henk in de rij van wachtende kinderen. Maar niet met een vroolijk gezicht O. neen! Toen hij zijn boeken afgegeven had, ging hij met het kaartje, waar zijn naam op stond, naar de andere juffrouw toe om daar zijn laatste boek te vragen. „Je hebt nog niet betaald voor het nieuwe jaar, Henk", zei de juffrouw. „Denk er om, dat het deze week nog ge beurt". „Ik ga er af, juffrouw." „O wat jammer, je leest toch zoo graag? Ga je soms verhuizen naar een andere stad?" „Nee, ik heb geen geld.... Vader heeft geen werk", kwam ci heel zachtjes bi* Henk uit. „O," zei de juffrouw en Henk zag, hoe ze in een schrift schreef: Henk Dal be dankt als lid. Wat had Henk 't oenauwd! Niet alleen, dat hij het nu maar openlijk gezegd had, maar ook bij de gedachte, dat hij wèl het geld gehad had. Den eersten Zaterdag had hij maar vijftien cent verdiend maar de vorige Zaterdag, dat was een gelukkige dag geweest! Toen hij over de bloemenmarkt slenterde, had een koopman hem aangeroepen: „hé, jochie, je kan wat verdienen, als je dit kerstboompje voor mevrouw naar huis draagt!" Blij was Henk met zijn last, die tamelijk zwaar was, met de dame meegeloopen. Net als hij het in bed had liggen denken; wat zou hij krijgen? Een dubbeltje? Maar de vriendelijke mevrouw gaf hem een kwartje. Wat zwaaide Henk zijn pet af om te bedanken en wat holde hij terug naar de markt om nog meer te verdienen, nog meer! Hij bleef in de buurt van dien zelfden koopman en ja, hij moest nog een keer eer? boompje thuis bezorgen en later op den middag een paar potjes cyclamen dragen voor een meisje, dat zelf haar handen al vol had met takken hulst en losse bloemen. Toen hij aan het eind van den middag naar huis liep, speelde hij met het geld in zijn Zc.k: vijf en vijftig cent had hij nu. met de vijftien cent van den vorigen Zaterdag Hoera, een heel jaar lezen en no? vijx centen over' Maar toen hij thuis kwam, had hij best kunnen zien, dat Moeder gehuild had En Moeder, die ee- vvend was veel met haar oudsten jongen te bepraten had dan ook verteld, wat er was De dokter was er geweest voor kleine Sientje en hij had gezegd, dat 't kind vee; fruit moest hebben, elk^n dag een groeten appel of sinaasappel. Maai waar moest Moeder het geld vandaan halen „Hier", had Henk gezegd en meteen had hij al zijn verdienste voor haar neergelegd. Wel was hij beloond geworden door Moe ders blij gezicht en dankbaarheid maar zijn geld was weg Wat gaf het nu nog, of hij volgenden Zaterdag weer naar de markt ging? Kerstboomen hoefden dan niet meer weggebracht te worden en op één middag twee kwartjes verdienen, dat gebeurde toch niet. Neen, het was maar goed. dat hij het vanmiddag afgezegd had. Dit waren de laatste boeken, die hij voor langen tijd mee naar huis bracht en verder moest hij maar genoeg hebben aan wal er op school werd voorgelezen en zoo nu en dan een boek uit de schoolbiblio theek. „Wat scheelde Henk Dal?" had in de kinderbibliotheek de eene juffrouw aan de andere gevraagd. „Hij leest niet meer het volgend jaar, want hij heeft geen geld om te betalen, jammer hè?" „Ja, hij las zoo ijverig en wist zoo aardig de boeken te kiezen". De twee juffrouwen keken elkaar eens aan. en toen om half vyf de laatste kin deren met hun lectuur voor de feestdagen naar huis gingen, bogen twee hoofden zich over een papier en terwijl de eene juffrouw iets schreef, zei de andere: „Ik zal het wel bij hem thuis bezorgen als Kerstverrassing". Toen Henk met de boeken uit de Lees zaal kwam, slenterde hij langzaam over straat, lust om al naar huis te gaan had hij nog niet. In een portiek van een deftig Als Kerstklokken luiden In helderen nacht, Dan gaat langs de wegen Heel stil en heel zacht De vriend'lijke Kerstman Bij 't licht van de Maan En blijft bij elk huisje Een oogenblik staan. Stil gaat hij naar binnen Bij ieder lief kind, Dat d' anderen morgen Z'n Kerstboompje vindt. (Nadruk verboden.) Met kaarsjes en sterren En slingers van goud En allerlei moois, waar Het kind zoo van houdt! Des avonds dan stralen De kaarsjes hun licht En toov'ren de Kerstvreugd Op ieders gezicht. De Kerstklokken luiden Zoo lieflijk en zacht. Zij hebben de boodschap Der Vrede gebracht! RO FRANK huis ging hij op een stoeptree zitten, bladerend in zijn boeken. Het eene speel de in Zuid-Afrika, dat zag hij zóó al; daar las hij graag over. Hij sloeg de bla deren om, las eens een eindje en zat al te smullen, tot dat het zoo donker werd, dat hij niet meer goed de letters kon onderscheiden. Net wilde hij het boek dichtklappen, toen hij ontdekte, dat er een vervolg op was. Een vervolg! Ja, dat ging zijn neus voorbij. Volgende Woens dag was het: boeken afgeven, dag Juf frouw en weg zonder boek. Zuchtend stond hij op. 't Zou wel al bij vijven zijn, alle lichten waren op. In de etalages van een grooten winkel stond een Kerstboom te pralen. Morgen het Kerstdag, vanavond Kerstavond. Zou den de boompjes, die hij thuis bezorgd had, ook mooi opgesierd staan? Ja, dat zou wel! Thuis hadden ze geen Kerstboom, daar deden ze niet aan, maar verleden jaar had Vader den kinderen een mooi Kerstverhaal verteld, zoodat het toch een bijzondere avond was geweest. Dit jaar zou het wel niets worden; twee Zondagen waarop Vader er niet op uit kon gaan ont werk te zoekenZoo peinzend was Henk al dicht bij zijn huis gekomen. „Henk!" hoorde hij roepen. Twee broertjes draafden hem tegemoet, buiten adem wilden ze hem tegelijk wat vertellen. „Vader heeft werk!" riep de een en de ander: „Er is een brief voor je gekomen!" Nu liep Henk toch een stapje harder om eerder thuis te zijn. Heerlijk was het, toen hij binnen kwam en de veranderde gezichten van Vader en Moeder zag. Dat was dadelijk een vragen en vertellen. Met Nieuwjaar kon Vader aan 't werk gaan en het was een vast werk, zoodat nu de toekomst zonder zorg tegemoet ge zien kon worden. „En nu je brief", zei Moeder. Rts, rts, scheurde Henk den omslag open, waarop met groote letters stond: Henk Dal. Er stond niets boven en niets onder, het waren maar enkele regels: „Henk Dal kan doorgaan met boeken op de Leeszaal te halen. Het geld voor het nieuwe jaar is betaald." „Oh!" zei Henk. En Vader en Moeder moesten het maar zelf lezen, want uit Henk werden ze niet wijs. Langzamerhand kwam er bij stukjes en beetjes alles uit: dat hij had moeten be- door C. E. DE LILLE HOGERWAA" De Kerstman heeft in donk'ren dï Een Kerstboom bij ons thuis Hij heeft hem toch zoo mooi ver: Omdat het Kerstfeest wordt get Met slingers, glinst'rend o, zoo Zooals een Kerstboom maar kas Er zitten vlokken sneeuw ook op. Een zilv'ren ster zelfs in den En denne-appels, mooi verguld. Ik denk, dat straks een ieder st Van chocola en van fondant, Want heusch! daar zijn de kransje» Maar toch, het allermooist gezicht Zal zijn de boom in al zijn li. Als straks de kaarsjes branden pa Want als het donker wordt, gaan Wij kijken naar den denneboom 't Is net iets uit een mooien 1 Dien ons de lieve Kerstman braci En zingen: „Stille, Heil'ge Nacht!' Eerbiedig klinkt ons: „Vreed'op A Als wij staan om den boom gescha Is er wel één zoo'n heerlijk feest Als Kerstmis, denk je, ooit gew (Nadruk verboden). talen en er niet om had willen thuis en het toen zelf verdiend b' het toen aan Moeder had gegeven, dat hij niet begreep, wie nu voor betaald had. „Misschien de dame, die den bracht" zei Moeder en ze streek Heja zijn hoofd, ,,'t Is een Kerstgeschenk, je maar denken. Dien avond mochten de kindere blijven, want Vader vertelde weer verhaal en, ofschoon er in die kamer geen boom met lichtjes en geschenken waren, feest in de hanen er wel, niet het minst in dat van HELENA A. H. MAK INadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 16