LEGKAART Toen het tegen Kerstmis liep Deze legkaart stelt voor: een kop van Frans Hals' schilderij. (Nadruk verbi door C. E. DE LELLE HOGER WAARD. Den geheelen dag had het gesneeuwd, maar 's avonds, toen de maan tusschen de wolken aan den hemel door naar beneden gluurde, waren de sneeuwvlokjes zoo moe geweest, dat ze ook een dutje wilden doen net als de menschen en de kinderen. De sneeuwvlokjes, die in de groote, grijze wolken sliepen, droomden al van de pret, welke zij zouden hebben, als zij morgen vroolijk naar beneden tuimelden en daar bij als dartele kinderen stoeiden. Ze deden dan: wie het eerst beneden was en dat was niet zoo gemakkelijk, want ze moch ten niet den korsten weg naar de Aarde nemen, maar moesten dit zwevende doen. En de sneeuwvlokjes, die dat heerlijke reisje al achter den rug hadden, rustten van den vermoeienden wedstrijd uit. Sa men hadden zij een wit laken over het bosch uitgespreid, de boomen en struiken een wit jasje aangetrokken met evenveel mouwen als zij takken hadden, en de boomstronken en groote steenen een sneeuwhoedje opgezet. Hoe mooi was het nu in het bosch! De Maan scheen er plezier in te hebben en verlichtte het met haar heldere stralen- En het was zoo stil! Daar kwam plotseling Kabouter Bolle- wang achter een boomstam uit gluren. Jullie weet: Kabouters komen alleen te voorschijn, als er geen menschen of kin deren zijn. Kabouter Bollewang keek naar alle kan ten, maar nergens was iets te zien. Zelfs de haasjes bleven in hun dichtgesneeuwde holletjes. Kabouter Bollewang floot nu driemaal op zijn fluitje, dat hij van een grashalm gemaakt had en.van alle kanten kwa men ze aanzetten, de Kabouters! Natuurlijk hadden allen puntmutsjes op het hoofd en groote puntschoenen aan de voeten. Bovendien had ieder Kaboutertje een langen baard. O, wat leken zij op el kaar! 'k Geloof, dat ik ze nooit uit elkaar zou kunnen houden! Maar de Kabouters zelf konden dat best! Dat kleine volkje is ook vreeselijk knap! Wie daar allemaal waren? Ik zal ze eens opnoemen- Dan moeten jullie ze maar tellen. Bobby Bollewang, Peter Puntschoen, Hansje Handje-gauw, Wimpje Woudman, Kareltje Klein, Pimmy Puntmuts en Simon Snelvoet. Alle Kaboutertjes gingen nu een kring om een grooten boomstronk zitten, doch stonden eerbiedig op, toen de Kabouter- Koning met zijn beide pages: Krul en Punt er aankwam. De koning ging op den boomstronk zitten, want dat was zijn troon. En de pages bleven ieder aan een kant van hem staan. Plechtig tikte de Kabouter-Koning met zijn staf op den grond en zei: „Kabouters, ik heet u hier allen wel kom! Wij hebben gewichtige zaken te be spreken, want het is mij ter oore geko men, dat er dit jaar verscheidene kinde ren in de stad zijn, die geen Kerstboom zullen hebben. Hier in het bosch zijn eenige Kerstboo- men en daar jullie klein maar dapper zijn, heb ik bedacht, dat jullie best wat Kerst- boomen naar de stad kunt brengen- 't Is echter een vermoeiend werkje en daarom moet je niet tot den laatsten nacht er mee wachten, maar dadelijk beginnen. Be grepen?" Alle Kabouters bogen eerbiedig het hoofd om te kennen te geven, dat zij het bevel van hun koning zouden uitvoeren. Maar wat gebeurde? Hansje Handje-gauw wilde den aller grootsten denneboom uit het bosch mee nemen. Natuurlijk was die veel te zwaar voor het kleine mannetje en kon dat den boom niet dragen. Het mocht hem zelfs niet gelukken er eenige beweging in te krijgen. Maar Hansje gaf het niet op. Hij probeerde en probeerde het steeds weer- Op het laatst bleef hij alleen in het bosch achter. Alle andere Kabouters waren met een Kerstboom op den schouder naar de stad gegaan. Eindelijk begreep Hansje toch dat hij dien zwaren boom niet kon dragen. En hij had toch zoo vreeselijk graag een groo ten Kerstboom aan de kindertjes in de stad gebracht! Zou hij 't dan maar mee een kleineren probeeren? Maar ach, mooie kleine Kerstboomen zag hij niet meer. Die hadden de andere Kabouters al meege nomen. Wat zou hij doen? Hansje was op het punt in tranen uit te barsten, toen hij plotseling een Kraai zag, die wat vroeger opgestaan was dan gewoonlijk- Duidelijk kraste de groote vogel: Hansje, Hansje, arme man, Ben jij dan zoo naar ervan? 'k Zal je helpen. Kra, kra kra! 't Weet wel raad, hoor Hans Hoera! Verrast had Hansje Handje-gauw ge luisterd naar hetgeen de Kraai hem te vertellen had. Zou die hem werkelijk! nen helpen? Hoor, daar kraste zij weer: Hansje, luister nu eens goed. 'k Zal je zeggen, wat je doel! Ga maar daad'lijk met mij mer Want ik heb een pracht-ici| Een eind verder is een laan, Waar veel mooie hulsten staa| Pluk er maar een massa van En loop naar de stad dan, i Met een hulstvracht op je rug. I Daar versier je huizen vlug 1 Ov'ral kan geen Kerstboom zijl Breng dus hulst aan groot en f Zoo, nu weet je, wat je doet! Hans, begrijp me nu eens go< Kerstmis nadert! 't Wordt dus ti Dat je oud en jong verblijdt1! 't Kerstfeest toch viert hij pasl Die wat voor een ander doet'l Maak dus velen blij! Kra, kiaj Vroolijk staat die hulst, hoerj Nog vóór Hansje Handje-gauw delf bedanken kon voor haar goeden, raad] de vogel al weggevlogen- De Kabouter wreef zich eens goej oogen uit. Gedroomd had hij niet, wad was helderwakker. Kon hij 't zich daj lemaal verbeeld hebben? Neen, zeker! Want een eindje verder zat de Kraai] kelijk op hem te wachten, terwij kraste Hansje, zeg eens, kom je nou? Maar dan alsjeblieft wat gau« Even verder is de laan, Waar de mooie hulsten staan! Hansje volgde nu de Kraai en 1" weldra in een laan, waar de roode h' besjes niet te tellen waren. Handig s hij met zijn zakmes mooie takken af, I die met een touw, dat hij gelukkig bij had, op zijn rug en ging er mee na* stad. Terwijl de kinderen nog sliepen, sierde hij menige huiskamer met li Natuurlijk bleef hij niet wachten, W jeugd beneden kwam- Ook zonder dal hun vreugdekreten hoorde, wist hij, dj blij, heel blij waren met die vrooi roode besjes. Nog menige reis van het bosch nas stad deed Hansje en steeds was M hulst beladen. De Kabouter-Koning zeer tevreden over hetgeen hij gedaan en sinds dien tijd zorgen de Kaboj nog altijd, dat er tegen Kerstmis nuijj de huizen van heel veel menschen j* Jullie kent die roode besjes zeke» maar wist je ook, hoe dat Kerstges ontstaan is? (Nadruk verb<

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 14