^LEIDSCH DAGBLAD
irgang Donderdag 10 November 1932 Ho. 4ff
1ANTJE SPELEN
IN DE LAPPENMAND.
EEN GAT IN HET BROOD.
mum
door
fc>E LILLE HOGERWAARD.
Ills jaar logeerden wij met alle
T nichtjes op Heideheuvel, een
luiten in Gelderland, hij Oom
nte Elly. Zelf hadden zij geen
(laar in de zomervacantie noo-
en Tante altijd alle neefjes
uit. Dat waren heerlijke
|en was er het groote, ouder-
'is, dat boven op een heuvel
en dat was nog veel leu-
I behoorde een heel groote tuin
fk was het eigenlijk, met aller-
I slingerpaadjes en „geheime"
1st we naar hartelust konden
[dan was er de boerderij! Die
ps stadskinderen eigenlijk
i aantrekkingskracht. Alles wat
lerenleven behoort, konden we
b: een groote melkkamer, een
een deel. welke in den zomer
'trek diende en waar de tinnen
schotels ons tegenblonken en
kamer", waar altijd zoo'n
lucht hing, als je nergens
1 liefst waren wij bij de dieren
wij nooit uitgekeken. Er was
el wat te zien als: kippen en
hun kuikentjes, schapen en
I koeien en kalfjes, paarden erv
J varkens en biggetjes, een dikke
fcri waakhond. Met den laatste
I echter niet bevriend, daar hij
onzer in zijn nabijheid
anden liet zien en vervaarlijk
natuurlijk waren we op een
fmismaking niet gesteld,
lerderij behoorden ook verschil-
n. die ons dikwijls goed te
als wij roovertje en andere
leden.
hechts konden wij allemaal best
en met Jan, die de kippen
Jen daarom door ons „Kippen-
genoemd, waren wij zelfs beste
geloof eigenlijk, dat hij wat
ons meegespeeld zou hebben.
I zeiden het nu en dan al heel
naar.hij was nu eenmaal
op Heideheuvel en als je In
is de tijd van spelen voorbij
lie natuurlijk niet meer als een
gedragen!
i Jan moet ons maar al te dik-
hebben, als hij ons zoo zag
larniemand, die trotscher
3 opstreek dan diezelfde Jan.
rij zich ver onze meerdere en
beurt hem te benijden, want
ts zoo groot en gewichtig zijn
tt Je echt eerlijk zelf verdiend
htvangst te nemen? Neen, dat
wij niet.
oe heb ik nog altijd van „wij"
maar natuurlijk weten jullie
Iniet, wie die „wij" zijn en uit
Ti" bestaan. Ik zal jullie nieuws-
dus niet langer op de proef
I on3 heele stelletje opnoemen.
Lpep Horstlng.
':ck van der Filer,
nnte de Hoog (de laatste ben
ik) Onze achternamen zijn dus verschil
lend, maar toch zijn we allemaal neefjes
en nichtjes van elkaar.
Op zekeren dag hadden wij van aller
lei gespeeld en waren juist bezig iets
nieuws te verzinnen, toen Jaap plotseling
uitriep:
„Laten we „Indiaantje" spelen met
echte aanvallen en scalpeeren en wat er
verder bij hoort".
„Maar we hebben niemand om te
scalpeer en!" riep Han uit.
Han is net als ik: alles moet altijd zoo
echt mogelijk zijn.
„O, maar we vinden gauw genoeg
iemand!" zei Bep en haar stem klonk zóó
overtuigend, alsof ze al iemand op het
oog had Ernstig ging zij dan ook voort:
„We hebben toch alle knechten en
Klppen-Jan!"
„Ja! Ja!" riepen wij allen door elkaar.
Wat een prachtig plan!
Een gedeelte van den tuin noemden
wij „de wildernis". Het gras groeide er
heel hoog en er stroomde een kabbelend
beekje, waarachter een zandpaadje naar
een mooie villa, de Beukepit, liep.
Op de Beukepit woonden meneer en
mevrouw Reeling, die vroeger heel be-
vTlend waren met Oom en Tante, maar ln
den laatsten tijd spraken zij niet meer
met elkaar. De reden hiervan lag voor ons
in het duister.
Mina, de keukenprinses van Tante Elly,
zei, dat het vreeselijk jammer was, als
een kleinigheid de menschen zoo van
elkander vervreemdt en wij koesterden al
lang den wensch het weer ln orde te
maken, want het moest natuurlijk erg
vervelend zijn, ln twee groote huizen te
wonen, waarvan de terreinen slechts door
een zandpad gescheiden werden en in
onmin te leven.
Het was in deze wildernis, dat wij ons
eerste Indianenkamp hadden. Van ons
zakgeld kochten wij in het naburige dorp
allerlei mooi-gekleurde veeren. die ons
hoofd versierden en waarmee wij er strijd
lustig uitzagen, terwijl wij ons ln eenlge
oude lakens en kleeden hulden, welke
Tante Elly ons voor dit doel afgestaan
had.
Alleen één ding kwam niet met de
werkelijkheid overeen: we konden nie
mand scalpeeren! Kippen-Jan liep haastig
weg, zoodra hij één onzer op zich af zag
komen en de groote knechts stelden ons
al evenmin ln de gelegenheid.
Jansen, de tuinman, die een knorrige
baas was, keek ons zelfs onderzoekend
aan en zei barsch:
„Jullie hebt het hart niet, in één van
de kassen te gaan, hoor!"
Hij was ons tegengekomen vlak bij de
groote kas, terwijl Jaap dreigend met een
bijl zwaaide.
En nadat hij Jaap zijn wapen afhandig
gemaakt had. zei hij:
.Boud onmiddellijk op met dat gevaar
lijke spelletje! Een bijl ls geen kinder
speelgoed!"
Jaap was erg beleedigd en de heelo
Indianen-stam ging naar de wildernis om
daar krijgsraad te houden en te over
leggen, wat hun verder te doen stond.
„Geen kinderspel!" herhaalde Jaap. „Die
oude baas weet natuurlijk niet, dat ik op
een timmer-cursus geweest ben en al heel
wat dingen in elkaar getimmerd heb. Er ls
heelemaal geen aardigheid aan te spelen,
als die brompot in de buurt is. We we
Moedertje ziet op een morgen
Wel wat bleek en Tante Dien,
Die juist even aan komt wippen,
Vraagt: Wat duizelig misschien?
Och, zegt Moeder, tegenwoordig
Ben 'k wat ln de lappenmand!
Let niet op het ernstig snuitje
Van haar Jongste dochter: Ant.
Even later staat klein Antje
In een hoekje van 't vertrek.
Moeder! roept ze dan op eenmaal,
Moeder, 'k vind het toch zoo gek,
Dat u tegen Tante straks zei:
Ik ben ln de prullemand!
Die is heusch toch veel te klein, Moes
O, ze ls zoo bijdehand!
Lachend antwoordt Moes: Mijn kindje,
In de lappenmand te zijn,
Zeg je, als j' een beetje ziek bent
Of hebt hier en daar wat pijn!
.CARLA HOOG,
(Nadruk verboden).
Allen zitlen om de ontbijttafel geschaard:
Vader, Moeder en de ieugd, die uit vier
jongens en twee meisjes bestaat
Er ligt heel wat afgesneden brood in
den bak: stapels witte en stapels bruine
boterhammen.
Als Moeder een sneedje wittebrood neemt
en er voor Liesje boter op smeert, roept
het kleine ding, dat dol is op wittebrood,
plotseling verontwaardigd uit, terwijl zii
op een groot gat midden in haar boterham
wijst:
„.0 Moeder, kijk eens! De bakker heeft
u bedrogen! Er is een groot gat in het
brood
Zij begrijpt niet, waarom Vader, Moeder
en de „grooten" zoo lachen. Ze heeft tm.
mers niets geks gezegd!
CARLA HOOG.
(Nadruk verboden).
zullen vannacht om twaalf uur Indiaantje
spelen
Vijf verbaasde gezichten keerden zich
naar hun opperhoofd. (Ik geloof, dat Ik
nog vergeten heb te vertellen, dat Jaap
met algemeene stemmen tot opperhoofd
van onzen Indianen-stam gekozen was).
Plotseling ging de bel voor de thee
echter en konden wij het opwindende,
maar toch zoo aantrekkelijke plan dus
niet verder bespreken.
Wat mij echter opviel was, dat Jaap erg
in gedachten verzonken scheen te zijn en
ik wist, waarover hij zoo ernstig nadacht.
Zou het plan heusch voor verwezen
lijking vatbaar zijn?
Ik betwijfelde het!
(Wordt vervolgd).
(Nadruk verboden).