Royal Horse Guards in Amsterdam - Gustaaf Adolf-herd&nking
'gevolgen van een Operatie
Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
I ROYAL HORSE GUARDS de bekende Engelsche band, gaf
let Concertgebouw te Amsterdam een concert. De aankomst
van ihet muziekcorps in de hoofdstad.
mis ging, hè? Och nee; dat hebt u me gis
teren al te verstaan gegeven! Weet Jij, wat
ik van jou denk en van jouw geweten?"
de heer Meijerbeer ging plots tot het
vertrouwelijker tutoyeeren over „Weet
je dat? Nu dan, menéér, ik denk dat jij
een smeerlap bent, een allergemeenste
huichelaar; 'n ras-patje-pee, 'n onbe
trouwbaar individu'. Maar denk maar
niet, dat de wereld daar invliegt! Dat is
al te stom-schofterigDat is, pot
verdorie...."
Edele verontwaardiging verstikte de
keel van den heer Meijerbeer, na dat nog
zeer hartelijk geuite laatste „potverdorie".
Overigens had hij ook wel den top van
zijn climax van qualificaties bereikt; en
zou het ook objectieve deskundigen op
het gebied van de welsprekendheid moe
ten dat toegeven moeilijk zijn geweest,
het sloteffect, ln de richting waarin hij
het nu eenmaal gezocht had, te verbete
ren. Dat ging alleen maar gebaars-gewijs;
gelijk het ook bij onderhandelingen tus-
schen volkeren gaat. Als die tot een zeker
punt zijn gekomen, geldt het woord „les
diplomates se retirent, les généraux avan-
cent"; en die generaals werden dan hier
vertegenwoordigd door den gestrekten
rechterarm van den heer Meijerbeer, met
een impérieus gestrekten wijsvinger als
vervolg; welke vinger zich trillend gericht
hield naar de deur; waarbij dan nog als
laatste, verduidelijkende tekst de woorden
weerklonken;
En nu eruit!"
(Wordt vervolgd).
de stumperkwam den crediteuren van
de Bank ten goedeEn nu es even af
rekenen met dat heer!
Met een bedachtzame, korte beweging
draaide hij den sleutel om; het was het
tempo waarin, en de manier waarop hij
wilde optreden, die hij aldus als-'t-ware
zichzelf inprentte. Toen trok hij de deur
met een ruk open, en keek in de kamer.
Henri zat, althans uiterlijk, zeer bedaard
op een stoei aan den kant. Maar men
hoefde niet eens een menschenkenner te
zijn, zooals de heer Meyerbeer er wél één
was, om het onrechte van die kalmte te
ontwaren. Inderdaad verkeerde Henri in
een zeer pijnlijke verlegenheid; het was
de soort verlegenheid waarin hij de laatste
maanden zich telkens voelde gevangen;
maar nooit had hij ze zoo scherp en pijni
gend om zich geweten. Hij had iets ver
keerds gedaan; ja, en nu wist hij in elk
geval heel precies, wat dat verkeerde was.
Dat was niet altijd he^ geval. Nu wist hij:
hij had natuurlijk niet mogen zeggen, zoo
als hij gedaan had, dat de bank er slecht
voor stond. Maar wat had hij dan moeten
zeggen? Dat schenen altijd alle menschen
in zoo'n geval te weten; maar hij wist het
nietDe chef had het blijkbaar weer
wel geweten; want angstig luisterend, da
delijk na zijn insluiting, had hij dezen
luid het éen en ander hooren vertellen; en
daardoor was dadelijk het rumoer onder
het publiek verstomd. Maar ook de jon
gere bedienden schenen het te weten,
want die hadden hem hoogst minachtend
aangekeken. Hij was veel ouder, hij was
meester in de rechten en doctor in de
staatswetenschappen; men had hem altijd
om zijn menschenkennis geprezen, nu ja,
vroegerWas dat dan misschien dat
hooggeprezen „handelsinzicht", dat je van
aanleg moest hebben, en in de praktijk
kon slijpen en toespitsen; was het dat?
't Leek wel zéér, dat het met handels
inzicht iets te maken had; véél te maken
hadMaar toch. Mama had bijvoor
beeld niet het minste inzicht, geen han
dels- en geen ander inzicht; en die had
ook zoo op diezelfde manier minachtend
tegen hem gedaan: indertijd al, toen ze
toevallig het jubileum van Colver in de
courant ontdekte, en nu tegenwoordig, nu
hij hier weer voorgoed terug was, had je
telkens zoo'n eigenaardig hokken van het
gesprekEn dat was overal, o, hij wist
het wel; er was iets bijzonders met hem.
Maar toch, hij was niet gek, hij was niet
monomaan ook, neen, neen, dat zou nie
mand hem wijs maken; want nóóit was
hij zoo helder en prettig in z'n hoofd ge
weest. Jawel, maar mtusschenEn
Meijerbeer was woedend; echt lam, vlak
voordat ze toch uit elkaar gingen. Maar
het had toch dit voordeel, dat die dan nu
toch eens precies zeggen zou, wat hij had
moeten doen. 't Was nu wel geen plezie
rig vooruitzicht, dat hij daar aanstonds
razend zou binnenkomen; maar als die al
lereerste woede voorbij was, zou hij toch
eenigen uitleg moeten gevenHa, daar
kwam hij.
Inderdaad, en daar stond hij in de wijd
geopende deur. Ook hij had een schijn
van kalmte over zich, maar deze schijn
verhulde nog belangrijk minder dan die
van Henri het werkelijke wezen van den
schijnwerper. Het was zeer blijkbaar de
strakke concentratie van iemand, die zich
mikkend tot fel treffen heeft ingespan
nen. Maar toen hij inderdaad zijn pijlen
begon af te schieten, was die bezonnen
heid verdwenen, en in een steeds wilder
hartstocht begon hij zijn employé met
stekende punten van minachting, hoon en
spot te doorpriemen.
Ik moet wel zeggen", begon hij, nog
sarrend rustig, en min-of-meer „hoog",
„dat u keurige eigenschappen bezit voor
een post van vertrouwen! En ik mag mij
zelf gelukkig prijzen, dat u wel, na uw
ontslag uit de ambtenarij, ons met uw te
genwoordigheid hebt willen vereeren. pot
verdorie!" Dat laatste woord diende
blijkbaar om het te beheerscht en daar
door te langzaam zich ontladend gemoed
even wat krachtiger te bevrijden. „U is
me een heer; Ja; 'n héér! U is veel te fat
soenlijk hè, om ons bedrijf voor te staan;
ten minsteop het oogenblik dat het mis
gaat! U is te fatsoenlijk om uw woord te
houden, hè; potverdorie! Als het schip
naar den kelder gaat, gaan de fatsoenlijke
ratten ervandoor hè, en wasschen, pot
verdorie, hun pooten in onschuld!"
Dat beeld was ietwat gedurfd; maar
de oogen van den heer Meijerbeer begon
nen, mee door de opwindende werking
van de potverdorie's, zoo geweldig te flik
keren en te vonken, dat eventueele be
zwaren tegen beeldspraak onmiddellijk
werden verascht. „U staat klaar, hè"
gewoonlijk gebruikte hij het precieuze
„nietwaar", maar men moet toestemmen,
dat dat nu uit den stijl zou zijn gevallen
„ja, u staat nu klaar, om de heele we
reld te verkondigen, dat u te teer van ge
weten bent om ook maar één dag den
schijn te bewaren! Want vóór gisteren had
u heele maal nóóit gemerkt, dat de boel
IN DEN AVIERINGERMEER-POLDER. Het inzaaien van de winterrogge op de uitgestrekte velden, door middel van
zaaimachines.
IUSTAAF ADOLF-HERDENKING IN LiiTZEN. Het in specie eren der troepen,
jr.n.l. de Zweedsche kroonprins, generaal vom Hainmerstem en de Finsche gene
raal freiherr von Mannerheim.
DE BILT kans op nachtvorst seint, gaan de boeren de gerooide aard
appelen inkuilen, opdat ze beter tegen de koude bewaard blijven.
STRUISVOGELPOLITIEK VAN EEN MILITAIR VLIEGTUIG.
Het militair vliegtuig no. 570 moest boven Gilze-Rijen een nood
landing maken en kwam met zij-n neus tegen den grond. Persoonlijke
ongelukken vonden niet plaats.
RIJKSKANSELIER VON PAPEN NA HET UITBRENGEN VAN ZIJN STEM. Von Papen (in het midden) bij het vorlaten
van het stemlokaal, toegejuicht door zijn aanhangers.
wit kon men van iemand die met zulk
p brutaliteit „naief" wist op te treden,
let de hevigste coups de théatre ver
achten; bijvoorbeeld; dat hij ineens als
in „apostel der waarheid" zou optreden,
het publiek waarschuwend toespreken?
filn, voor het oogenblik was het dan
pal gelukt, hem te intimideeren; maar
hij daar in dat privé-kantoor tot zich-
II kwam, wist je toch maar niet, wat hij
i beginnen. Intusschen, het was om een
Mtiertje nu nog maar te doen de
l werkte met voortdurende verstolen
Iken op de klok en dan, dan zou
I hem toch eventjes van de taart geven,
aar daar moest hij nu maar niet over
-denken; want dan voelde hij zijn
iiach al verstarren in kwaadaardigheid,
nu moest hij blijven glimlachen, ook
inlet te veel, en maar luchtigjes, luch-
es doorwerken! M'n hemel, het was
n nerveuze toestand zoo; maar het
leniaans^°n<^s toch eventjes op hem
elf uur zeer precies moest de deur
Juist, de portier deed het keurig;
{nisschien ook wel iets niet-in-den-
er waren nog maar weinig
ïï,,1} net kantoor; dat viel mee.
üjy eindelijk daar verdween de
net nog een sommetje gestort,