A LEIDSCH DAGBLAD
rang
Donderdag 3 November 1932
No. 45
)AT, ANNEMIE!
ifucp
Ivan dit verhaal speelt, was
heisje van een jaar of veer-
Ewart hart en een wipneus,
I lucht inkeek-
lemie; een naam, waarmee
Ijd niet kan verzoenen, hoe-
llangzamerhand aangewend
|hoe ik er aan kom?
stierf kort na mijn ge
lat we een groot huishouden
Imand wist wat er met mij
[worden, nam vader het aan-
'oudste zuster, om voor mij
i vreugde aan; en uit dank-
ik naar tante Annemie ge-
,r vond ik, dat Annemie maar
In mijn naam was. 'k Hoorde
Laat dat Annemie, dat het
Ide ooren klonk, wanneer de
riool me zonder dat voor-
I erg ouderwetsche vrouw* en
hette manieren gesteld. Loop
|p straat, dan is het: „Laat
lie danst in plaats van fat-
Indelen"; een oogenblik la
lt, Annemie, je staart de
I alsof ze wonderdieren zijn";
(en verder: „Laat dat, Anne-
vertelt, behoeven de men-
ór je loopen, het niet te
altijd. Kwam ik opgewon-
met het een of ander ver
wante: „Laat dat, Annemie,
zoo'n druk gepraat niet
arna koppig bij alles wat me
dan was het: „Laat dat,
ïjou leeftijd heeft men geen
[fhoofdig te zijn."
fag ik zelden iemand, en dat
1; 't zou me misschien nog
gemaakt hebben.
's avonds tegenover tante
zat te maken, kreeg ik
liitsprekelijk verlangen naar
[zouden vertroetelen, of naar
Kie ik grapjes kon uithalen;
r ik me er dan geheel in ver-
I tante me met een; „Anne-
soezen", uit mijn droomen.
woonde buiten op een dorp
maar eens in de drie
pe stad. Dan waren we heel
en kon ik me naar harte-
i laten verwennen.
dagen begon het verhaal,
wou vertellen-
koude Novemberdag. Den
dag hadden vader en ik in
£meld. Nu zaten we gezellig
terwijl tante zich boven
fr kleedde.
arm om vader's hals gesla-
Pe met mijn hoofd op zijn
I zei hij plotseling zachtjes,
thuis willen komen, kind?"
in de oogen. „Vraag het
dertje", zeide ik zacht,
kind, we moeten er eens
praten, 't Komt me voor,
niet gelukkig voelt. Ik ben
Pkbaar voor de goede zorgen,
I besteedde, en toen ze inder
tijd zoo vriendelijk was, je aan te nemen,
was me dat werkelijk een groote ver
lichting; maar nu je ouder wordt
„Vadertje", viel ik hem in de rede, „u
zegt- dat tante me aangenomen heeft. Be
doelt u daarmede, dat ik van haar ben?"
„Ja, kind. en ik moet zeggen, dat tante
haar plichten tegenover jou steeds trouw
vervulde. Hoewel ze zelf niet rijk is, liet
ze 't je nooit aan iets ontbreken, 't Is een
brave vrouw, dat zul je later, wanneer je
verstandiger bent, zelf leeren inzien.
Toen tante Annemie je tot zich nam,
kind. deed ze dat onder één voorwaarde:
„Wanneer het kind zich niet thuis bij mij
gevoelt, is ze geheel vrij om weg te gaan
wanneer ze wil."
Ik sprong op en greep vaders hand- „O,
paatje, waarom hebt u me dat niet eerder
verteld?"
„Ik vond het beter te wachten tot je
wat ouder was. Je weet, kind, dat ik niet
rijk ben. en de opvoeding van een meisje
kost geld. Nu echter stel ik je geheel vrij
in de keuze: wil je bij ons komen, dan
zullen we je met open armen ontvangen."
Lang praatten we nog samen over de
toekomst, en toen 't klokje van scheiden
sloeg, bracht ik vader naar de tram. Van
tante had hij reeds eerder afscheid ge
nomen.
Met een bedroefd gezicht ging ik de
huiskamer binnen, waar tante me met de
thee wachtte.
„Is je vader weg, Annemie?"
„Ja, tante."
Ik kreeg een handwerkje en nam te
genover haar plaats.
..Tantetje!" zei ik plotseling.
„Wat is er, Annemie?"
„O, tantetje, mag ik naar huis gaan en
bij vader en de anderen blijven?" Smee-
kend keek ik haar aan.
„Annemie, noem je dat dankbaar?"
-,0, tantetje, geloof niet, dat ik ondank
baar ben. Ik vind het zoo lief, dat u dat
alles voor me gedaan hebt. Maar ik kan
het u toch nooit naar den zin maken- Ik
ben nu eenmaal geen model-meisje. Als
ik wist, dat u me noodig had, zou ik er
niet aan denken, heen te gaan, maar ik
doe u toch altijd verdriet."
„Annemie, laat dat, je windt je meer
op dan noodig is. Wil je weg, best, ik zal
je niet tegenhouden. Wanneer denkt je
te gaan?"
Dat tante de zaak zoo zou opvatten, had
ik niet gedacht. Verlegen stamelde ik: „Ja
ik zal 't kwartaal moeten uitblijven op
school."
„Zeer goed, dan kun je met de Kerst-
vacantie naar huis gaan."
Wat klonk tante's stem gedwongen.
Eensklaps schoot het me te binnen, dat ze
dan Kerstmis heel alleen zou moeten
vieren.
„De Kerstdagen zal ik nog bij u blij
ven, tante."
„Je gaat met de Kerstvacantie naar
huis Annemie."
Hiermee was de zaak afgehandeld.
Ik had nooit veel van tante gehouden.
Ik vond haar altijd een strenge, onvrien
delijke vrouw.
Toen 'k haar dien avond echter eens
opongemerkt bestudeerde, ontdekte ik een
zachten trek op haar gelaat, die me vóór
dien tijd nooit was opgevallen.
De eerstvolgende dagen, toen ik onwille
keurig een beetje meer dan anders op
haar lette, merkte ik, dat ze me soms
treurige oogen zat aan te staren; keek ik
op, dan was ze onmiddellijk weer de stijvec»
oude vrouw van altijd.
Soms kreeg ik bij de gedachte, dat ze
nu spoedig geheel alleen zou zijn, zoo'n
medelijden, dat ik haar zachtkens over de
grijze haren streek. Tot mijn groote ver
bazing bleef haar „Laat dat, Annemie"
achterwege.
Toen we op een middag aan tafel zaten
en tante huiverig haar omslagdoekje nam
sprong ik op en gooide een schep kolen op
't vuur. In plaats mij dat van tafel gaan
te verbieden, zag ik, dat er één oogen
blikje een glimlach op haar gelaat ver
scheen.
Ik begon in die dagen te begrijpen, dat
tante Annemie op haar stille, stijve ma
nier toch van me hield, en dat het haar
speet, me te zien vertrekken.
Eens op een middag kwam ik van school
en juist wou ik fluitend naar mijn kamer
gaan, toen tante op de trap verscheen.
„Laat dat, Annemie", klonk het streng,
„jonge meisjes fluiten niet".
„Hebt u 't vroeger ook nooit gedaan?"
vroeg ik vrij onbeleefd.
.Xaat dat, Annemie, men geeft niet
zulke antwoorden".
Ik werd nijdig. Altijd en eeuwig had
tante wat te bedillen.
„Gelukkig dat ik gauw naar huis ga"
zie ik brutaalweg, ,,'t is hier net een ge
vangenis". Meteen liep ik verder.
Dien avond merkte ik, dat tante boos
was en daarom zei ik geen woord. Den
volgenden avond was 't weer net zoo, tot
tante plotseling de stilte verbrak.
„Dus, Annemie, je bent blij, dat je naar
huis gaat?"
„Ja, tante"
„Ik had gehoopt", klonk het met iets
ongewoon treurigs in haar stem, „dat we
elkander zouden leeren begrijpen. Ik ge
loof echter, dat de schuld aan mij ligt. Ik
ben een oude vrouw, die heel veel verdriet
in haar leven gehad heeft, en daardoor
vergat ik vaak, dat jij jong en vroolijk
bent en de zorgen maar liefst zoo ver
mogelijk van je afschuift".
Zag ik goed, kreeg tante, mijn strenge,
stijve tante, tranen in de oogen?
Hoe het kwam, wist ik later zelf niet,
maar vóór ik 't begreep, had ik mijn arm
om haar hals geslagen en legde mijn
hoofd tegen haar koude wang.
„Tante" snikte ik, „ik heb er ook schuld
aan. Ik dacht alleen aan mijn eigenr ge
noegens en vergat hoeveel last ik u be
zorgde. Heusch, tante, als ik er mijn best
voor doe, geloof ik, dat ik best van u zou
kunnen houden".
„Ik heb altijd van jou gehouden. Anne
mie"
„Tantetje, meent u dat heusch? Maar
dan blijf ik bij u. Werkelijk, ik zal mijn
best doen om steeds vriendelijk en ge
hoorzaam te zijn, misschien kan u 't ver
driet van vroeger dan doen vergeten. Zeg,
tante, wilt u nog beslist hebben, dat ik
vóór Kerstmis naar huis ga?"
Zonder een woord te zeggen sloot ze me
in haar armen en toen klonk het plotse
ling heel anders dan ik tot dusver gewend
was „Laat het, Annemiewe zuIIpu
trachten elkander te leeren begrijpen. Je
moet maar een beetje geduld hebben met
de oude vrouw".