DE PROEF OP DE SOM. RAADSELS. OPLOSSINGEN. VAN EEN JONGETJ AAN WATERVREES tT Eenige weken geleden begaf een beer ait Stuttgart naar Berlijn, om er 'n paar dagen bij een vriend door te brengen. Zijn hond, een trouw beest, die hem steeds vergezelde, werd ook thans mee genomen; doch door de vreugde van het weerzien en de genoegens der groote stad, werd Teuffel (duivel) een beetje door zijn baas veronachtzaamd en 't gevolg ervan was, dat de brave hond op een goeden dag spoorloos verdween. Tevergeefs werd alles in 't werk gesteld, om het dier terug te vinden. Twee dagen zwierf zijn baas onafgebroken de stad door, doch tevergeefs, 't Ergste was, dat zijn zaken hem naar Stuttgart terugriepen, en hoe ongaarne ook, hij moest de hoofdstad verlaten zonder zijn trouwen begeleider. Een week later bevond de vriend, bij wien hij gelogeerd had, zich toevallig in één der Berlijnsche voorsteden. Tusschen de vele honden, die op straat rondzwierven, meende hij Teuffel te herkennen, en toen hij dezen naam zachtjes uitsprak, vloog het dier onmiddellijk naar hem toe. Hoewel dit bewijs eigenlijk voldoende was, begon de vriend bij nadere beschouwing toch weer te twijfelen. Het beest zag er zoo vermagerd en hongerig uit. 't Was moge lijk, dat de ontberingen der laatste dagen hiervan de oorzaak waren, doch gesteld eens dat hjj zich vergiste; de teleurstelling in Stüutgarx zou dan dubbel groot zijn. Aarzelend keek hij rond, niet wetend, wat te doen, toen plotseling zijn blik op één der publieke spreekoellen viel, en op 't zelfde oogenblik kreeg hij een prachtigen inval. Haastig snelde hij er met den hond aan den halsband naar toe en een oogen blik later was hij in een telefonisch ge sprek met zijn vriend verdiept Midden in een lang betoog, hield hij plotseling de gehoorbuis tegen het oor van den hond, en zoodra had deze niet de eerste klanken opgevangen, of met luid geblaf sprong de hond door het hokje. De vriend nam het toestel weer op; doch voor hij nog iets kon zeggen, klonk het van uit Stuttgart opgewonden: „Zeg eens, is het mogelijk, dat in Teuffel daar juist hoorde blaffen?" De vriend, die nu volkomen gerust was, helderde met een paar woorden de zaak op en nog dienzelfden avond vertrok de hond naar .Stuttgart, waar hij door zijn baas vol vreugde ontvangen werd den een heerlijken dag gehad en zouden den verjaardag van Oom Tom niet licht vergeten Natuurlijk vertelden wij Vader en Moe der bij hun thuiskomst alles in kleuren en geuren En ook zij hadden goed nieuws: het ging met Oma best. Er verliepen nog verscheiden weken, vóór Oom Tom weer geheel hersteld de groote reis naar Indië zou ondernemen. En hoewel wij hem nu en dan eens eenige dagen aan andere neefjes en nichtjes moesten afstaan, was het ons een troos tende gedachte, dat hij weer bij ons terug kwam, totdat eindelijk de dag aanbrak, waarop wij afscheid van hem moesten nemen. Hij beloofde ons allerlei kiekjes uit het warme land te sturen en ons stel lig niet te vergeten, maar missen deden wij dien vroolijken Oom Tom toch heel erg! Vader en Moeder ook en hij was nog menigmaal het onderwerp van ons ge sprek. Alles was nu weer als voor zijn komst. Maar toch niet heelemaal, want toen kenden we Oom Tom nog niet en begre pen dus ook niet, hoeveel wij misten. Nu wisten wij dit maal al te goed! Was het dus wonder, dat wij als om strijd naar de brievenbus draafden, als Vader in de krant gelezen had, dat de Indische mail verwacht werd? Soms vonden wij dan een brief voor Vader of Moeder van Oom Tom, maar ook dikwijls een groetje voor ons en daarmee waren wij natuurlijk in de wolken. Die goeie Oom Tom vergat ons niet, al was hij ver weg. Of wij hem vergaten? Als iemand dat denkt, heeft hij van dit verhaal stellig niet veel begrepen, maar ik geloof, dat je zoo iemand met een kaarsje zou moeten zoeken. Veel zul je er heusch niet tegenkomen. (Nadruk verboden). RAADSELS VOOR ALLEN OM DIT TE KIEZEN, DE GROOTEREN 4, DE KLEINEREN 3. Ingezonden door Ru. Bas en Annie van Dijk. Neem wat boter en wat meel, voeg dat bij elkaar en je krijgt een plantje dat veel op de weiden bloeit. n. Ingezonden door Bram Wijnnobel. x x x x x x de gevraagde stad in Z.-H. x iets waar men water in doet x iets waar je mee schrijft x is boven op een huis x een lengtemaat x een medeklinker. Op de kruisjeslijn van links naar rechts en van boven naar beneden, dezelfde be kende stad in Zuid-Holland. Ieder puntje is 1 letter. III. Ingezonden door Marius v. d. Anker. In elke kater zit een rat. Gerust en wel. Hoe kan dat? IV. Ingezonden door Ploon de Kort. Welk spreekwoord staat hier: M.rg.n- st.nd .e..t .o.d i. d.. m..d V. Ingezonden door Nellie v. Groeningen. Een plaats in Zuid-Holland waar tegen woordig veel fabrieken zijn, een plaats van 2 lettergrepen, mijn le heeft de schoen maker altijd noodig, mijn 2e houdt het water tegen. VI. Ingezonden door Jannie Hagoort. Wie is altijd in een kamer en nooit in een huis? VII. Ingezonden door Marietje Laterveer. Mijn geheel van 9 letters is een ruimte waar een bepaald spel wordt gespeeld. 9, 7, 3, 2, 5 vindt men aan vingers en teenen 6, 8, 5, 1, 4, 9 worden bij het bouwen van huizen gebruikt, 6, 7, 1, 1, 4, 9 doet een bakker 1, 2, 3, 4, 5 is het voorwerp noodig voor dat spel. VIII. Ingezonden door Arie en Jan de Graaff. Met een 1 aan het eind is het in school Waarin wij aanheffen onze zangen, En krijgen onze les. Maar wil men visschen vangen Maak van die 1 een s Dan kan men er naar verlangen. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER: 1. Broek op Langendijk. 2. Wanneer men die op drinkt. 99 3. 9 9 9 99 4. Leeuwarden leeuw eeuw eend, arend Lena. 5- Timorstraat, Timor, Saar. 6. Eiland, ei land. 7. Steen teen. 8. Eerlijk duurt het langst. OPLOSSING VAN DEN REBUS UIT HET VORIGE NUMMER. Vaassen, Heerde, Ede, Epe, Niikerk, Ot- terloo en Hierden vindt men op de Veluwe. (Nadruk verboden). Jantje was 'n aardig ventje Ouder dan z'n broertje Kea Maar al was hij negen jaren Had hij toch nog watervp Zaterdag vond hij niets prei Want gewasschen moest Steeds was dan ook tegen Nergens vindbaar, kleine J; Onder bedden, in de kasten, Op den zolder zocht men Heel het huis ging men doe: Roepende met luider sten Had men eindelijk hem gevoi En men haalde hem dan Ging hij niet gewillig mede, Doch ging vreeselijk te kee Schopte, sloeg en beet sonwj Of ging liggen op den groni Ook wel, als hij kon ontsnapp: Holde hij den tuin in 't roti Zat hij eenmaal in den badk. O, dan gilde hij eens Zelfs al lachte Kees, zijn broe Hem daarom terdege uit. Laatst, "t was de Zatermorge Waarvan ik vertellen ga, Werd ons Jantje niet gewas. Want op reis was zijne Mi Heerlijk vond hij dat, 't vent; Morgen kwam hij ook weel Want dan was 't immers t Die gedachte maakt hem bl „Kom, broer Kees, laat ons Riep ons Jantje vroolijk uit| „Roovertje of Indiaantje, Of met Aaltje's glazenspui! „Laat ons liever", zei toen Kt Langs die leuning glijden Dat vind ik 'n heerlijk spel't. Heb 't dan ook vaak geda: Kleine Keesje was niet wijzei Maar ons Jantje was te gr; Dan dat; hij ooit mocht vet: Dat zijn Ma dat spel verbot Doch het ventje was ondeugs Zat steeds vol met kattenkf Toch zou hij zijn straf wel ta Zooals dat ook meestal gaai Weldra waren zij aan 't glijdt: Eerst kwam Kees en daaffi Keesje ging het ras vervelen, Jan kreeg niet genoeg er vat Steeds bleef hij zoo aan 't glijl Werd al wild en wilder maa| Tot de meid hem eens kwami; „Jantje, ben je eindelijk klaaij „Ja, zoo dadelijk, lieve Aaltje", Vleide Jan, die deugniet, Onderwijl hij telkens weder Glijdend langs de leuning s „Kom, vooruit nu, ik moet wij Want de gang moet schoon t Daarom heb ik, zoo je zien kutj Reeds mijn emmer neergezet Maar ons Jantje kan niet stak Zoo'n akelig nare plaag. Juichend loopt hij steeds de I En sliert dan weer zoo oml! Maar.nu was zijn straf I O. wat ging hij toen te kei Hij kwam midden in den emn: In 't koude water neer. gj Drijfnat was ondeugend Jantje, Toen hij uit het water kwaml Waarop Aal het huilend ventje Nog eens onderhanden nam. Nu moest Jantje toch gewasset Door de meid, tot Jantje's suj Daar zij hem veel ruimer boenej Dan zijn eigen lieve Ma. Toch was zijn val heel nuttig' Ja, 't is waar, al klinkt het H Daar hij door dien plomp in t Van zijn vrees genezen was.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 14