DE VETTENREGELING. ZORGELIJKE TOESTAND VAN s'RIJKS GELDMIDDELEN. 73ïte Jaargang LE1DSCH DAGBLAD, Zaterdag 8 October 1932 Zesde Blad No. 22255 Steunt met Uw gaven het Leidsch Crisis-Comité. DE IEPENZIEKTE. RECHTZAKEN. EEN ONDERHOUD MET MINISTER DE GEER. HET OORDEEL DER KAMER WORDT AFGEWACHT. Het Nederlandsch Correspondentie- bureau voor dagbladen meldt: Dezer dagen hadden wij een onderhoud met den Minister van Financiën omtrent den zorgelüken toestand van 's Rijks geld middelen en stelden Zijne Excellentie eenlge vragen omtrent den verderen loop van zaken. Op dit oogenbllk zeide de Minister kan lk daarover niet veel nieuws ver tellen. Zooals u weet, ben ik een groot voor stander van het gemeen overleg met de Kamer. Ik wacht dus met belangstelling af, tot welke beschouwingen de gevolgde finan- cieele politiek haar zal aanleiding geven, ten einde daarna te overwegen, In hoever aan mogelijke bedenkingen, die mochten rijzen, tegemoet kan worden gekomen. Is het onbescheiden te informeeren naar den algemeenen indruk, dien Uwe Excel lentie ontvangen heeft van de opmerkin gen, welke buiten de Kamer aan de mil- lioenennota en de begrootlng werden ge wijd? Allerminst. Die algemeene Indruk ls, dat er naast vrij veel instemming ook vrij veel crltlek was, en dat beide een goeden,grond hebben. Vooral met de critiek, voorzoover die zakelijk was, was ik het doorgaans eens, zeide de Minister. Het zou mij niet moeilijk vallen als buitenstaander, de onwenschelijkheld van nagenoeg alle voor gedragen bezuinigingsvoorstellen en belas tingmaatregelen overtuigend aan te hoo- nen. Intusschen neemt dit natuurlijk niet weg, dat die voorstellen niettemin noodig kunnen zijn. Ook de chirurg zal het eens kunnen zijn met den patiënt en diens verwanten, indien deze meenen, dat er groote bezwaren aan de operatie verbon den zijn en dat het mes veeleer schijnt te zullen wonden dan te genezen. Zoo zal ook de brandweerman, die zijn slangen door de belending van een brandend huis legt, het er mee eens kunnen zijn, dat dit een groot gevaar voor waterschade schept voor het nog brandvrije pand en het daarin aanwezige meubilair. Toch zal hij het minder kwaad kiezen om het grootere te vermijden. Wil een en ander zeggen, dat Uwe Excellentie de critiek in het algemeen als gerechtvaardied erkent? Inderdaad. Althans voor zoover zij het pijnlijke der te nemen maatregelen in het licht stelt. Voor zoover zij hieruit onjuiste conclusies trekt, moet lk uiteraard een voorbehoud maken. Wil Uwe Excellentie dit misschien nader omschrijven? Gaarne. Daar is bijv. in de eerste plaats de critiek der zorgeloozen. Zij meenen, dat veel pijnlijks zou kunnen achterwege blij ven, indien de Regeering maar wilde be sluiten, het tekort te dekken uit denk beeldige reserves, als waarin onlangs een hooggeleerd schrijver zich verlustigde, of ook door „een beroep te doen op het cre- diet van den Staat". Dit laatste denkbeeld ls o.a. aan de hand gedaan door een financieele specialiteit, die schrijft onder den pseudoniem Dikaios en die kort geleden ook ernstig gepleit heeft voor een loslaten van de waarde vastheid van den gulden. Van dit stand punt is het leenen voor begrootingstekor- ten vanzelf niet zeer bedenkelijk. Ik eer biedig natuurlijk dit standpunt zeide de minister evenals iedere eerlijke mee ning, al heeft, voegde Zijne Excellentie er aan toe, de schrijver het er eigenlijk niet naar gemaakt, nu hij bij zijn bestrij ding van een der belastingvoorstellen spreekt van „ministers, die, om scharen van kortzichtigen te paaien, met nood- offers werken." U ziet, zeide de minister, dat het toedichten van onedele motieven in dezen tijd niet uitsluitend komt van een zijde waar het klassenstrijddogma daartoe vóórbestemt. Doch dit daargelaten, het standpunt, destijds door dien schrijver met talent verdedigd en thans consequent volgehou den ls niet het standpunt der regeering en zal dit ook nooit worden. Depreciatie van den gulden zou de regeering een ramp achten en het aanvaarden van zulk een depreciatie om uit fiscale moeilijkheden te komen, zou haar ln buitengewone mate verwerpelijk schijnen. Om tal van rede nen. Niet het minst omdat dit naar haar inzicht zou beteekenen, een opzettelijke en ln zijn omvang onberekenbare aan slag op de spaarpenningen der burgerij en op alle geregelde arbeidsinkomsten, die nog genoten worden. Welke andere critiek, naast die der zorgeloozen, had Uwe Excellentie zooeven op het oog? Daar is in de tweede plaats de critiek der eenzijdige belastingheffers. Dit zijnde menschen, die beseffen, dat men niet vio len kan laten zorgen, maar die meenen, dat nog zeer groote bedragen te vinden zijn uit verder opgeschroefde belastingen, zoodat pijnlijke versoberingen vermeden kunnen worden. Zij willen ln tegenstel ling met oud-vaderlandsche wijsheid de nering naar de tering zetten en loopen gevaar, daarbij de spankracht van de nering te overschatten. Op een oogenblik, waarop het nationaal inkomen sterk ge daald en het nationaal vermogen ten deele verdampt ls, achten zij het moge lijk daaraan onbeperkte eischen te stellen. Gepleit wordt o.a. voor een verhooging der successiebelasting, hoewel bijv. een finan cier als dr. Wibaut reeds Jaren geleden de besteding in 't algemeen van successie rechten voor den gewonen dienst en daarover gaat het hier een „economi sche doodzonde" noemde. In tegenstelling met deze critici is de regeering van oordeel, dat een verarming als thans de werelden ook ons volk onder ging, onvermijdelijk moet leiden tot be perking van behoeften hierbij Inbegrepen collectieve behoeften. Zij stelt daarom den eisch van versobering vóórop en meent, dat slechts voor zoover deze voorshands niet voldoende effect kan hebben, het te kort tijdelijk overbrugd behoort te wor den door verzwaarde heffingen. Zij gaat te eer van deze gedachte uit, omdat zij zich afvraagt, of men van de eerlang te verwachten kentering zich niet veelal een te gunstige voorstelling vormt. Menigeen schijnt ook nu nog geneigd, deze crisis te beschouwen als een tunnel, waar wij doorheen rijden en die langer duurt dan verwacht was, maar waaruit wij ieder oogenblik weer in het volle daglicht kun nen komen. Te vreezen is, dat dit op teleurstelling moet uitloopen. Er is terecht onderscheid gemaakt, zeide de minister, tusschen de „structurale" en de „conjuncturale" verschijnselen in deze crisis, waarvan dan de eerstgenoemde die gene zijn, welke voortvloeien uit een ge wijzigde economische structuur en mits dien een blijvend karakter dragen en de laatstgenoemde slechts het gevolg zijn van tijdelijke gegevens en verhoudingen. Indien ik die onderscheiding mag vast houden, zeide Zijne Excellentie, dan komt het mij voor dat te duchten ls, dat de structurale verschijnselen tenslotte zullen blijken een breedere plaats ln te nemen dan voor een vlot en gemakkelijk herstel te wenschen ware. Deze overweging reikt natuurlijk verder dan het gebied van 's lands financiën, maar ten aanzien van deze laatste bevat zij toch de krachtige waarschuwing, het herstel van het even wicht niet te zoeken op èen niveau, dat waarschijnlijk gedurende langen tijd niet in overeenstemming zou zijn met het ver zwakte draagvermogen der natie. Et is blijkbaar nog meer critiek op perden wij waarvoor Uwe Excellentie straks een voorbehoud meende te moeten maken? Ongetwijfeld. Daar is in de derde plaats de critiek van de bezuinigers aan den wal. Dezen verzetten zich zoowel tegen leenen als tegen belastingheffen en wekken den indruk alsof, indien de regeering werkelijk gewild had, het geheele tekort in één jaar door een besparing had kunnen zijn ge dekt. Het zal wel nauwelijks betoog behoe ven, dat deze opvatting onjuist is en slechts gekoesterd kan worden vanaf dien veiligen wal, die vanouds bekend ls om het klare inzicht dat hij geeft in de fou ten dergenen die op het schip de verant woordelijkheid dragen. Gewoonlijk zijn 't trouwens deze zelfde bezuinigers, die het scherpst verzet aanteekenen, indien de versobering zich uitstrekt over deelen van staatszorg, waaraan zij een bijzondere waarde hechten. Ook gebeurt het wel. dat zij de vlotte behandeling van bezuinigings- maategelen afwijzen op hetzelfde oogen blik dat zij klagen, dat niet vroeger met het bezuinigen begonnen is. Een sterk voorbeeld van dit laatste ofschoon dit maal van hoogstaande zijde, maar dit maakt het te meer opmerkelijk leverde onlangs het gebeurde met de lager-onder- wijswetherziening. Dit ontwerp werd ln September 1931 ingediend en was bestemd met 1 Juli 1932 in werking te treden, waar op dan ook in de begrooting voor 1932 ge rekend was. Toen het anders liep werd verwacht een behandeling in het loopende najaar en werd in de begrooting voor 1933 hiermee rekening gehouden. Ook dit mis lukte en uit den kring van hen, die tot die mislukking meewerkten, kwam kort daar na in een bijeenkomst de opmerking, dat de Regeering met haar bezuinigingen veel te laat kwam en totdusverre blijkbaar meende, met de Instelling van de com missie Weiter genoeg gedaan te hebben. Op zichzelf was dit reeds een zonderlinge bewering: de daling van het eindcijfer der Rijksbegrootlng was immers in de vorige Septembermaand nog grooter dan in Sep tember van dit jaar; nagenoeg alle hoofd stukken hadden daartoe toenmaals reeds bijgedragen; o.a. was Defensie verminderd met f 3 millioen (bij de memorie van antwoord was dit 5.5 millioen): Waterstaat met f. 7 millioen: Arbeid met f. 5 millioen; voorts was een wetsontwerp tot besparing op het hoofdstuk Onderwils ingediend. De bewering, dat tot dusver niets gedaan was. klonk dus zonderling. Maar meer bevreem dend nog was, dat men ongev. tegelijk met die bewering, aan datgene wat een Jaar tevoren reeds wél gedaan was en waar aan men blijkbaar niet voldoende aan dacht geschonken had, nu ook nog een vlugge afdoening ontzegde. Natuurlijk zal men daarvoor eenige goede redenen heb ben gehad. Ook voor het Kamerwerk geldt dat de beste stuurlui aan den wal staan. Maar een en ander wijst er toch wel op. dat in ons land anders dan bijv. ln Engeland, waar het kabinet rechtstreek- schen invloed heeft op de agenda ln het parlement de Regeering den spoed, waarmee bezuinigingen zullen Intreden, niet steeds ln de hand heeft. Het blijkt wel zoo veroorloofden wij ons op te merken dat Uwe Excellentie niet met alle geleverde critiek accoord gaat. Toch moet u niet denken besloot de minister dat ik alleen waardeer die critische opmerkingen, waarvan ik u straks zeide, dat ik ze in het algemeen onderschrijven kan. Dankbaar ben ik evenzeer voor alle beschouwingen, mits van zakelilken aard, waarin overwegende bezwaren tegen onderdeden van het dek kingsplan worden ingebracht. Ook voor- zoover de bezwaren door de Regeering niet worden gedeeld, ziin ze nuttig, omdat zii dieper inleiden in de materie en daar door sterken voor een verdediging, die straks noodig mocht worden. Bovendien bestaat natuurlijk steeds de mogelijkheid, dat nader onderzoek de bezwaren wèl doet dee'en. Ik heb daarom aldus de minister de gewoonte, van ernstige commentaren zooveel doenliik kennis te nemen en voor zoover er tijd overblijft, ook het minder ernstige, den honing te puren, die daar soms in den alsem verborgen zit. Het vraaggesprek was hiermede ten einde. vin. HET IEPENZIEKTE-COMITÉ EN ZIJN WERK. Ten einde de voorzetting en uitbreiding van het onderzoek inzake de iepenziekte mogelijk te maken, werd in 1930 op Initiatief van de Vereeniglng van deskun dige hoofden van Gemeentebeplantingen in Nederland het „Comité tot bestudeering en bestrijding van de lepenziekte" opge richt. Daarin namen zitting de hoorden van instellingen, die deel zouden nemen aan het onderzoek, of die bij hun practisch werk bij de oplossing van het vraagstuk bijzonder behang hadden. Op verschillende wijzen heeft het comité een groote be drijvigheid ontwikkeld. Het wist provincies, gemeenten, waterschappen enz. en ook particulieren te bewegen tot geldelijken steun, want allereerst was geld noodig voor het onderzoek. Zooals uit de vorige artikelen is gebleken, zijn reeds be'angrijke uitkomsten verkregen- Het is echter in verband met het groote belang, waarom het hier gaat, n.I. het behoud van de voor ons land feitelijk on- misbaren iepen, noodzakelijk het onder zoek voort te zetten,. Onder leiding van Prof. Dr Joha. Wcster- dijk wordt in het laboratorium Willie Commelin Scholten te iBaarn getracht, nog meer te weten te komen omtrent de levens verschijnselen van de ziekteverwekkende zwam (Graphium Ulmi). Zeer belangrijk voor de practijk is voorts, dat het onder zoek naar iepen, die een 'groote mate van onvatbaarheid voor .de gevreesd3 ziekte bezitten, zoo krachtig moeelijk wordt voort gezet. Men heeft -gegronde hoop, er in te zullen slagen, voor de ziekte onvatbare iepen te vinden, die ook voor wegbeplan- ting geschikt zijn. Hef onderzoek omtrent de meest doel treffende wijze van bestrijding dor iepen- spintkevers de overbrengers der z'ekte wordt te Wageningen onder leiding van Prof. Dr. W. Roepke voortgezet. Van alle kanten werden middelen, waarvan de sa menstelling meestal geheim was, ter ge- neezing van aangetaste iepen aanbevolen. De plantenziektenkundlge Dienst te Wage ningen onderzocht deze op hun bruikbaar heid, doch tot nu toe bleek geen enkel middel deugdelijk te zijn. Behalve door het geven van veel steun aan het eigenlijk onderzoekingswerk, he ft het Comité zich ook beijverd, in breedon kring belangstelling te wekken voor de lepenziekte en haar bestrijding. Zoo werd het vorig jaar te Utrecht een tentoon stelling georganiseerd en dit jaar zijn er een drietal gehouden. Door middel van vlugschriften en persberichten tracht het Comité zooveel mogelijk kennis te ver- sprijden en op te wekken tot medewerking, ook van particuliere zijde. Een zoo alge meen mogelijke medewerking van belang hebbenden is noodzakelijk om de ziekte tot staan te brengen. De taak van het comité is nog geens zins geëindigd. Integendeel, de loopende onderzoekingen in samenwerking met de practijk opgezet, moeten worden voort gezet; de voorlichting mag niet worden gestaakt! Dit kan slechts geschieden, in dien allen, d!e-zich tot dusverre afzijdig hielden, in de herkregen uitkomsten een aansporing zien om het Comité zooveel mogelijk te steunen. volledighe.dshalve wordt hierbij mede gedeeld, dat het comité ais volgt is samen- festeld: E. D. van Dissel, Dtr. van het taatsboschbeheer Utrecht, Voorzitter; J. L. Bouwer, Voorz. v. d. Ver. van des kundige hoofden van gemeentebep!. Haar lem, vice-voorzitter, Ir. N. v. Poeteren Arnhem, penningmeester; S. G. A. Duo. n- bos, Dir. der Gemeente-Plantsoenen, Den Haag, Ir. L. C. Geerling, waarn. Dir. v. h. Rijksboschbouwp roef starion, Wageningen; Prof. Dr. H. M. Quanjer, beheerder v. h. Lab. voor Mycologie, id.; Prof. Dr. W. Roepke, beheerder v. h. Lab. voor En o- mologie, id.; Prof. Dr. Joha. Westerdiik, Dir. v. h. Phytopatholog.sch Lab. Wilrie Commelin Scholten, Baarn. DIEFSTAL VAN PLAATSBEWIJZEN. Een 26-jarige koopman en een 20-jarige fietsjongen nadden zich voor de Vierde Kamer der Amsterdamsche Rschtbank te verantwoorden, ter zake dat zij op of om streeks 17 April j.l. te Amsterdam drie bil jetten voor den HollandBelgië-voetbal- wedstrljd wederrechtelijk van iemand uit Leiden hebben weggenomen. Het was gebeurd op het Rembrandts- pleln. De oudste verdachte erkende, dat hfj den man. nadat die hem de drie biljet ten (staanplaatsen) gegeven had (op ieder biljet stond dat het één gulden kostte), drie gulden in de handen had geduwd, hoewel hij wist. dat deze er een-en-twintig gulden (f. 7 per biljet) voor wilde hebben. Daarop heeft verd. ze aan den fietsjongen gegeven. Beide verdachten zeiden, dat de biljetten den oudste van hen ter hand waren ge steld. doch dat deze ze den man niet heeft afgegrist. De eigenaar van de plaatsen beweerde echter, dat hij niet met de plaatsen te koop had geloopen. geen prijs had genoemd, dat verdachten hem gevraagd hebben of hij nog kaarten had en dat de oudste ver dachte hem de kaarten uit de handen heeft getrokken. Pres. mr. Huysinga: „Mocht u voor die kaarten f.7 per stuk vragen?" Get.: ,Neen maar ik heb er heelemaal niets voor gevraagd." Pres.: „Mocht u de biljetten wel ver- koopen?" Get, beweert van we]. Nadat de kaarten hem waren afgenomen had hij de politie geroepen, die de verdachten heeft aange houden. De ores, leest getuige's verklaring voor den reehter-commissaris voor dat hij ver dachte niet pertinent herkende wel kwam het postuur overeen. Thans herkent hij hem wel De verdediger mr. Th. J. Eskens tot getuige .Hadt u dien dag al kaarten ver kocht?" Getuige: Heelemaal niet" Verdediger: .Hoe ve. klaart u dan. dat de verdachten bij u kwamen om plaatsen te koopen?" Getuige: „Dat weet ik niet." EEN INTERVIEW MET DEN REGEERINGS-COMMISSARIS. Bepaling van het verstrekken van Goedkoope Margarine. Een verslaggever van het Nederlandsche 'Correspondentiebureau voor Dagbladen heeft den heer L. Bückmann, regeerings- commissaris voor de hulpverleening aan de melkveehouderij, verzocht, eenlve inlichtin gen te wilien verstrekken ln verband met de getroffen regeling, waarbij met ingang van morgen alle plantaardige en dierlijke vetten onder controle van de Crlsls-Zulvel- Centrale worden gebracht. Op de vraag wie de C.Z.C. van advies gediend had met het oog op de belangen van zekere groepen verbruikers, die slechts de laagste prijzen kunnen betalen, ant woordde de regeerlngscommlssaris. dat de C.Z.C. twaalf commissies van advies heeft, waarvan één dient voor de consumenten belangen. Voorzitter dezer commissie ls het Eerste Kamerlid A. C. de Bruyn: voorts hebben deskundigen Inzake maatschappelijk hulp betoon er ln zitting. Deze commissie heeft oorspronkelijk geadviseerd om de bijzon dere regeling, welke voor de minst draag- krachtlgen moest worden getroffen, te doen betrekking hebben op allen, die met geld en levensbehoeften worden ondersteund, op armlastige krankzinnigen en op anderen, die door bedeelingsllchamen worden uitbe steed in gestichten e. d. GLng men volgens dezen maatstaf te werk. dan zou men. daar men moet aannemen, dat een gezin uit gemiddeld vier personen bestaat, ko men tot een totaal aantal personen van 1.700 000 (waaronder evenwel tal van dub beltellingen voorkomen). Deze personen hadden volgens dit oorspronkelijk advies moeten worden voorzien van 15 kilogram goedkoope margarine per persoon per jaar. hetgeen een totaal beteekent van 25 mil lioen kilogram margarine oer jaar. Aan de beschikbaarstelling van een dergelijke hoe veelheid zou het gevolg zijn geweest de li quidatie van de geheele crlsis-zulvelwet. Immers in 25 mllloen kilogram margarine moet krachtens het menggebod 6 1/4 mil lioen kilogram boter zijn opgenomen. Deze 61/4 millioen kilogram boter zou moeten worden verwerkt in de overblijvende mar garine. bestemd voor anderen dan de minstdraagkrachtigen. Als gevolg daarvan zou men komen tot een tdéstand. waarin vijftig procent boter In de margarine zou moeten worden opgenomen. En bij den kleinsten tegenslag, welken het boterver- bruik vervolgens zou ondervinden, zou men boven de vijftig pCt. boter in de margarine uitkomen. Maar als men vijftig pCt. boter in de margarine verwerkt, vervalt de hef fing op de margarine en moet bovendien de boter tegen lageren prbs geleverd wor den. In het genoemde geval zou men dus alle heffingen die men op de margarine heeft, prijsgeven. Hieruit volgt, dat onafwijsbaar ls de eisch. dat men zal beginnsn met een be paalde hoeveelheid goedkoope margarine. De minister van economische zaken heeft in de Tweede Kamer ln dit verband een hoeveelheid van twee millioen kilogram genoemd een hoeveelheid overigens, welke niet noodzakelijk onder alle omstandighe den als uiterste grens behoeft te worden beschouwd. Men moest nu van de door de commissie- De Bruyn genoemde. categorie6n personen zekere groepen laten afvallen. Hierbij heeft men zich laten lelden door den gedachten- gang, gevolgd bij het desbetreffende amen dement-Oud. Overeenkomstig dit amende ment moet goedkoope margarine worden beschikbaar gesteld voor gezinnen, van wie men zeker weet. dat zij onder geen omstan digheden het duurdere product kunnen koopen. Van de weinig draagkrachtigen. vervolg de de heer Büchmann. hebben de groote gezinnen eoedkoopere margarine het meest noodig. Men gaat er van uit. dat dit zijn de gezinnen met vijf kinderen. Dezen zul len een half pond goedkoope margarine per persoon per week krijgen. Drie groepen van groote gezinnen vallen onder de rege ling Het zijn de georganiseerd en die drie maanden of langer werkloos zijn en steun ontvangen: de ongeorganiseerden, met wie dit het geval is. en de armlastigen, die door een burgerlijk of kerkelijk armbestuur drie maanden of langer worden gesteund en die van dezen steun geheel of bijna ge heel moeten leven. Op de vraag hoevele peTsonen onder deze categorieën vallen, antwoordde de re- geeringscommissaris. dat dit niet bekend is. Blijkt het aantal zoodanig dat het voor uitbreiding vatbaar is, dan zullen onder de regeling kunnen komen en vallen niet slechts gezinnen met vijf, maar ook gezin nen met vier kinderen. De verslaggever vroeg vervolgens op wel ke wijze de margarine zal worden geleverd. De heer Büchmann verklaarde dat de le vering zal plaats hebben uitsluitend aan de gemeentebesturen. Deze moeten ze zelve distribueeren. De menschen zullen de mar garine kunnen koopen voor elf cent per half pond. De gemeenten ontvangen van C.Z.C. vier cents per kilogram tot dekking van de kosten van distributie en vracht. Zij betalen aan de C.Z.C. dus veertig cent per kilogram. De kleinste hoeveelheid welke zal wor den beschikbaar gesteld, bedraagt tien ki logram per week. Aldus Ls bepaald met het oog op heel kleine gemeenten. De minister van economische zaken heeft de medewerking van zUn ambtgenoot van blnnenlandsche zaken Ingeroepen voor het welslagen van de regeling en hem ver zocht goed te vinden dat alle corresponden tie met de gemeentebesturen, deze mate rie betreffende, zal worden gevoerd over de C.Z.C. Aan den minister van blnnenland sche zaken ls verzocht, dit ter kennis te willen brengen van de gemeentebesturen. Voor de zoogenaamde wikkels, waar een half pond goedkoope margarine in wordt verpakt, is een bepaald mode] voorgeschre ven. dat zal worden gedeponeerd. De C. Z. C. zal zelve deze wikkels en de verpakking aan de fabrieken verstrekken. De fabrieken zullen de margarine aan de gemeentebesturen zenden ln doozen, waar twintig pakjes van een halfpond ln wor den verpakt en waarvoor eveneens een speciaal merk voorgeschreven ls. De voorschriften voor de fabrikanten zijn zoodanig, dat een goed houdbaar pro duct is gegarandeerd, hetwelk zeer stellig aan den eisch van een normale kwaliteit zal voldoen. De margarine zal zijn van een betere oualltelt dan de goedkoope. minderwaar dige soorten, welke voor de ln-werking- treding van de crlsis-zulvel-wet ln den handel werden gebracht. Op de vraag hoe het zal gaan met den verkoop van ongesmolten vet, luidde het antwoord, dat de desbetreffende regeling geheel zal zijn overeenkomstllg wat mi nister Verschuur destijds aan het Tweedo Kamerlid Van der Sluis verklaard heeft. Ongesmolten, dierlijk vet, zoogenaamd rauwvet, blijft absoluut vrij. Voor de oliën ls een zoodanige regeling getroffen, dat eveneens alle oliën, welke in het dagelijksch leven als olie worden be schouwd, vrij blijven. Wat betreft de gesmolten reuzel, herin nert men zich, dat de minister op een vraag van den heer Van der Sluis heeft geantwoord, dat een regeling hiervoor in voorbereiding was. De minister had aan vankelijk verklaard, dat slagersreuzel vri] zou zijn, maar deze toezegging bleek niet te kunnen worden nagekomen, zonder dat de geheele regeling in gevaar zou worden gebracht. In zijn antwoord on de schrifte lijke vraag van den heer Van der Sluis heeft de mnister dan ook te kennen ge geven, dat van het oorspronkelijk voorne men inzake gesmolten reuzel zou moeten worden afgeweken, maar dan een speciale regeling zou worden getroffen, waardoor ln de praktijk het doe! van de toezegging zou worden verwezenlijkt. Welnu, doordat rauwvet onbelast blijft en dus goedkooper zal zijn, zal zooveel mo gelijk rauw vet worden verkocht. De slager houdt dan geen of weinig rauw vet over. Het rauwe vet, dat hij over houdt. zal hij zelf smelten of wat ge woonlijk wel het geval zal ziin elders doen smelten. De hoeveelheid hiervan is te ramen. Voor de totale, geraamde hoe veelheid reuzel, welke de slager smelt, wordt een regeling getroffen, waardoor ook deze goedkoop verkrilgbaar gesteld wordt, eveneens voor wie het nood'g hebben. Dit ziin de reeds eerder genoemde categorieën. Het gevolg ls dan, dat aDe reuzel, deels rauw, deels gesmolten, goedkoop wordt en dat de hoeveelheid gesmolten reuzel voor de minst draagkrachtigen wordt beschik baar gesteld. De verslaggever vroeg, of zulk een rege ling niet. in de war zal kunnen worden ge stuurd door buitenlandsch vet, dat over onze grenzen komt, waarop de regeerings- commissaris antwoordde, dat het bulten- landsche, rauwe, onbewerkte vet. dat in ons land komt. zal worden geeontingen- teerd en wel od honderd nrocent. Voor dere contingenteering. zoo besloot de heer Büchmann ziin mededeelingen, zal een terugwerkende kracht gelden tot 1 October J.l. Het desbetreffende Koninklijk besluit zal Maandag in de Staatscourant verschijnen, maar wat van 1 October af ln ons land ls ingevoerd, gaat van het con tingent af. De Uitvoering van deze contingenteering zal in handen komen van de Crisis-Zuivel- Centrale. Eenige getuigen werden nog gehoord. o.w„ A décharge, een man. die zei, dat de eigenaar der kaarten dieri hij ter te rechtzitting herkende hem op den be- wusten dag. even vóór het voorval met beide verdachten, een Stadionsplaats te koop had aangeboden. De off. v. justitie, mr. Van Dullemen, requireerde tegen den fietsjongen vrij spraak, tegep den koopman f. 40 boets subs. 20 dagen hechtenis. De verdediger mr. Th. J. Eskens. achtte geen diefstal aanwezig ten hoogste op lichting en vroeg vrijspraak. Vonnis 21 October. DOODSLAG. Voor de rechtbank te Winschoten stond terecht H. S. 24 laar arbeider te Munten dam gedetineerd beschuldigd van dood slag na zware mishandeling in den nacht van 78 Februari te Muntendam gepleegd op Ido Felken te Meden die den voizenden dag dood uit het vaarwater te Muntendam ls opgehaald 35 getuigen a charge en 12 a décharge werd°n verhoord in een zitting die met een kleine tusschennauze van ochtends 10 tot 7 uur 's avonds duurde. De officier van Justitie achtte de zware mis handeling wel bewezen de doodslag niet, en vroeg een gevangenisstraf van 4 jaar. Mr. E. J. Buider uit Veendam vroeg vrij- soraak met onmiddellijke invrijheidstelling. De rechtbank heeft de invrijheidstelling geweigerd en de uitspraak bepaald op 21 dezer. o DE GEHEIME ZENDER TE ALMELO. Tegen den omroeper 4 weken onvoorwaardelijke hechtenis geëischt. Voor den kantonrechter te Almelo heeft terecht gestaan de electrlcien C. D. die be trokken is ln de zaak van den geheimen zender aldaar. Eenige maanden geleden is zijn radio-installatie ln beslag genomen bij een Inval door de politie en ambtenaren der P.T.T waarna oroces-verbaal werd op gemaakt tegen D. die ervan verdacht wordt de omroeper te zijp Daar het O.M. meende dat een boete toch zal worden betaald door D 's aanhang, welke hoar leden telt md*r een groot deei van de Almelo'ehz hurgerli werd vier we ken onvoorwaa-dellike hechtenis geëischt. Uitspraak 10 October.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 19