Huldiging Generaal Snijders ter gelegenheid Van zijn 80sten verjaardag
T3sfe Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
De gevolgen van een Operatie
Oorspronkelijke roman door Jan Walch.
6)
Ze waren vlak bij een wachtkamer, en,
hoewel hij eenigszins onwillig scheen,
noopte zij hem naar binnen te gaan. Hij
bleef daar evenwel zoo stokstijf staan, zoo
ongenaakbaar, dat zij haar moed en de
overtuiging, dat er iets gedaan moest
worden, ineen voelde zinken. De tranen
welden haar in de oogen. En zoozeer is
het Lot, dat onze daden bestuurt, dikwijls
verstandiger dan wijzelf dit was wel
licht het beste wat zij in de gegeven om
standigheden had kunnen doen.
Mevrouw uhLugt, zei hij deftig
en rechterlijk, maar toch als een rechter,
die een zekere welwillendheid betracht,
„het spijt mij inderdaad, dat uw echtge
noot zich zoo gedragen heeft. Hij was tot-
nog-toe werkelijk een goed, ja, een werke
lijk goed ambtenaar.
Clara putte moed uit zijn welwillend
heid. En min of meer bewust den toon
der verbiddende wanhoop, nu die zoo
efficient bleek, volhoudende, riep ze met
gedempte, maar bewogen stem uit:
Maar meneer Colver, het is toch zijn
ziekte, en anders niet!
Hm, zei meneer Colver, die dit inder
daad moeilijk kon tegenspreken, had hij
zijn ambtenaar ooit zoo hooren praten als
vanmiddag! „Ja, ja, dat is tot op zekere
hoogte wel waar, enneik wil het hem
dan ook niet kwalijk nemen, neenik
wil het hem niet kwalijk nemen, maarre.
u zult me toestemmen: het is op die ma
nier wel onmogelijk verder te conver
seeren.
Het is heel moeilijk, erkende Clara. Ik
ondervind dat natuurlijk ook.
Dit was niet waar, maar het deed een
verzwegen beroep op het medelijden en de
welwillendheid van den ander, waaraan
deze moeilijk weerstand kon bieden.
Dat begrijp ik, antwoordde hij, ver
zacht.
Clara klaarde op; hij zag het, en het gaf
hem aanleiding weer wat terug te nemen.
Want men bekent toch geen volledig
ongelijk tegen de vrouw van een onder
geschikte, en.... en ja, hij had, ondanks
alles, het gevoel tóch dupe te zijn!
Maarre begon hij dus, een toontje
hooger en harder, en zijn blik deed hierin
mee het is ook wel 'n zonderling ziekte
verschijnsel. Hij is in alle opzichten zeer
helder, dat heeft de dokter me trouwens
ook gezegd, enen zóó is hij toch abso
luut als ambtenaar onmogelijk. Ja, me
vrouwtje, schrikt u daar nu niet van, zoo
is het toch wel.
Maar de dokter zegt dat al die
afwijkingen maar tijdelijk zijn, dus
Ik -moet nog eens met den dokter
praten, zei Colver. Maarre'n anderen
O, juist, doet u dat.
Clara was vooral om dat „anderen keer"
verheugd. Er zou dan nog wat bespreking
vooraf mogelijk zijn. Tevreden met het
bereikte, hield zij Colver niet meer terug.
En Colver voelde, dat het toch wel ple
zierig gepast was, dat dat vrouwtje zoo
had gevoeld hem te moeten apaiseeren. Ze
besefte zijn macht en de be teekenis van
zijn gestemdheden. En zoo beëindigde ook
hij het onderhoud niet al te ontevreden.
En dat alles was veel gewichtiger dan
welk antwoord ook op de vraag: Wat is
waarheid?
VIJFDE HOOFDSTUK.
Op reis.
De dokter had hem genezen verklaard.
Heelemaal genezen, zei hij, althans
tot hem zelf. „Lichamelijk heelemaal ge
nezen, zei hij tot de omstanders. En die
het waren Clara, en Kees, en de vriend
en petroleum-employé, Egidius Haas (en
meerderen moesten het nog maar liever
niet weten) die hadden geconcludeerd,
dat hij, gezien dat enkel lichamelijke, dus
nog geenszins geschikt was voor de maat
schappij, laat staan voor het ambtelijke
onderdeel daarvan, en dat het gewenscht
was, dat hij eens een reis deed, om heele
maal op te knappen. Dat leek Henri zelf
geenszins onaangenaam, althans hij zei:
Het is prettiger met jou op reis te
gaan, Clara, dan naar dat zeer vervelende
departement.
En Clara, die nu bij alle vriendelijkhe
den de volkomen zekerheid had, dat ze ten
volle waren gemeend, knikte hem dank
baar toe, en het leek haar heel heerlijk,
wonderbaar heerlijk, en vreemd! Op reis
met haar man, die ineens iets eigenaar
dig jeugdigers had gekregen, iets jongenss
achtigs, iets onbekommerds, dat onge
merkt met de jaren was verdwenen, en
met de jaren was er daarentegen zooveel
anders om hen heen gegroeid, „waar je
rekening mee moest houden", en dat
andere, enfin, dat was van dien aard, dat
het je zoo langzamerhand zorgelijk had
gemaakt bij ieder woord, bij iedere daad.
Je had je daar nooit zoo rekenschap van
gegeven, maar nu viel het ineens weg en
dat verruimde en verzuimde ook haar hart
en nu ze zoo op 'n stillen lentemiddag er
over zat te mijmeren in haar serre, gaf zij
er zich wel rekenschap van en qualifi-
ceerde het ineenen, en zei: de leugen. En
ja, je moest wel aldoor liegen; het was
haar nooit opgevallen, hoeveel wel maar
nu, met hem op reis, overal uit, op die
nieuwe huwelijksreis, was dat wel heel
weinig, en zij zou dat deeltje, voor zoover
het er dan nog was, wel op zich nemen.
De kinderen, Nico, de elfjarige, en Betty,
meer als Muis toegesproken, die acht was,
konden respectievelijk bij haar ouders en
bij grootmoeder Lugt logeeren, en het
moest een mooie, verre, bevrijdende reis
zijn, door Zwitserland naar Italië; het
was daar nu, in de lente, de tijd voor.
Het was 1 Mei toen ze vertrokken, en
dat scheen wel een datum om iets nieuws
te beginnen. Ze zouden, den eersten dag
er dan eenmaal is, komt er vanzelf een
woordje los .In dit geval van den kant van
de vreemde, en niet meer heelemaal
vreemde dame, die de aardig onschuldig
ste belangstelling, die er bestaat, belang
stelling in de natuur, toonde, en, wijzende,
op wat bij min-nauwkeurige waarneming
kraaiennesten leek, verrast en zacht tot
Clara zei:
Maretakken.
Ach?! zei het stadsmensch Clara,
„zijn dat nu maretakken? Ik dacht dat het
kraaiennesten waren.
Nee, nee, kijkt u maar. Als u goed
kijkt, ziet u het wel, zei de dame. En zich
half omkeerende tot haar reisgenoot, die
eenigszins suffig in een courant zat te
kijken, trachtte ze ook hem deelgenoot
van die verrassende ontdekking te maken:
Kijk es, man! Maretakken.
De heer knikte even zeer onverschillig
met het hoofd en bromde iets onverstaan
baars.
Het raampje, waar de niet meer heele
maal vreemde dame voor stond, was open,
en daarop doelende vroeg ze bezorgd, en
met een accent van eerbied aan Clara:
Dit hindert mijnheer niet?
Clara antwoordde verbaasd:
U bedoelt?
Ik dacht, dat misschienmijnheer
leek mijpardon, ik heb het misschien
mis, maar ik dacht, dat hij eenigszins
zwak was, ziekelijk ofEn nader tot
Clara komende: Ik had u een paar maal,
naar het mij voorkwam, bezorgd naar
mijnheer zien kijken, en daarom.
.(Wordt vervolgd), j
DE HULDIGING VAN GENERAAL SNIJDERS TE SCHEYENINGEN. Generaal Snijders begeeft zich
met zijn echtgenoote naar het Leger- en Vloot-monument. Hij wordt hartelijk toegejuicht door het langs den
weg staande publiek.
IN VERBAND MET ZIJN SOen VERJAARDAG IS GENERAAL SNIJDERS TE SCHEYENINGEN
GEHULDIGD. Links: tijdens het défilé voor den grijzen generaal (met pijl) op den boulevard. De
artillerie trekt voorbij. Rechts: mevr. Snijders onthult de plaquette van generaal Snijders in het
Leger- en Vloot-monument. Naast haar oud-minister van Dijk.
TEGEN VALSCH ALARM BIJ BRAND.
Een brandmelding-apparaat, dat de
hand van dengene, die den brand meldt
vasthoudt tot de brandweer komt.
OPENING TENTOONSTELLING welke gehouden
wordt in verband met-het 250-jarig bestaan der Haagsche
Academie van Beeldende Kunsten. V.il.n.r. minister
Terpstra, Prinses Juliana en de heer Bakels