BIJ DEN SCHOENMAKER
POE-A.
RAADSELS.
OPLOSSINGEN.
G'n dag, meneer de Schoenmaker,
Heeft u het druk vandaag?
Misschien dat u me helpen kunt,
Ik wilde het zoo graag!
'kHeb hier de schoentjes van m'n pop,
Die zijn zoo erg kapot,
Dat z'er niet meer mee uit kan gaan.
Ze loopt ermee voor spot!
Het bovenleer is los en in
De zolen zit een gat;
En als het nu weer reeg'nen gaat,
Zijn popje's voeten nat!
Zoo, zoo, mevrouw, geef maar eens hier
Wat slijt die kleine meid!
Ik maak ze maar meteen voor u;
'k Heb nu net even tijd!
Kijk hier, een prachtig stukje leer,
Wat spijkers gaan er in.
Het bovenleer weer dichtgenaaid....
Is 't zoo niet naar uw zin?
Ja, schoenmaker, ik dank u wel,
't Is keurig netjes, hoor!
Met deze zolen kan m'n kind
De ergste buien door!
'k Zal ze meteen betalen, hè?
Wat zegt u van die drop?
Daarvoor, mevrouwtje, zet ik graag
Nog honderd zolen op!
RO FRANKFORT.
(Nadruk verboden).
Poe-a noemde hij zichzelf, maar eigenlijk
heette hij Paultje. Dien naam vond hij veel
te moeilijk en daarom had hij zelf maar
een anderen bedacht. Tenslotte noemde de
huisgenooten hem ook Poe-a.
Poe-a was een klein broekemannetje van
nog geen drie jaar. Voor het grootste deel
van den dag stond hij nog in de box. En
soms vond hij dat heelemaal niet prettig.
Vooral als hij in de kamer iets zag, dat hij
graag hebben wilde. Want dan kon hij er
natuurlijk niet heen om het te pakken. En
nu zag hij werkelijk iets, dat hij dolgraag
hebben wilde. Wat dat wel was? Een stukje
chocola, dat midden op de tafel lag. O,
Poe-a hield zooveel van chocola! Maar dat
woord was ook veel te moeilijk voor hem
om na te zeggen. Daarom noemde hij die
lekkernij co-ha. En nu stond 't kleine man
netje met een vuil chocoladetoetje in zijn
box, wees aldoor naar het lekkers op tafel
en riep: Poe-a, co-ha! Dat moeder ook niet
kwam om het hem te geven! Straks had
ze hem een stukje in den mond geduwd, de
rest op tafel gelegd en gezegd: „Dat krijg
je zoo meteen".
„O, wat had Poe-a een zin in de chocola!
Hij duwde uit alle macht tegen het loophek.
Maar 't ging niet vooruit. Eerst wel, voor
dat vader 't aan de plint van den muur
had vastgebonden. Want vóór dat gebeurd
was, liep 't ventje met 't loophek de heele
kamer door. En eens vond moeder hem vlak
bij de tafel met 't tafelkleed en alles wat
erop stond in de box!
Maar toevallig deed Poe-a een ontdek
king. Tegen den kant van 't loophek stond
z'n ezeltje, hij klauterde er op en duikelde
óp eens de box uit. En zoo leuk, met z'n bol
omlaag, kwam hij toch op z'n beentjes te
recht en toen schaterde de buitelaar 't
plotseling uit van 't lachen. Wat een mee
valler!
„Poe-a, co-ha", zei hij weer en keek
over de tafel heen naar de chocola. Hij
strekte z'n arm uit, maar.hij kon er
niet bij.
Had 't tafelkleed nu maar op de tafel
gelegen, dan had Poe-a zi^n lekkers zóó
gehad. Maar dat hing buiten.
Doch de kleine baas wist raad. In de
voorkamer stond z'n eigen stoeltje, een leuk
groen ding. Dat zou hij naar de tafel
sleepen. Maar.de stoel was zwaar, 't
Ventje kon 'm niet optillen. Daarom schoof
hij den stoel voor zien uit. Bij de tusschen-
deuren echter kon hij niet verder. Daar lag
een ijzeren richel èn de stoel bleef er
voer staan. Vol verlangen keek Poe-a naar
de chocola en toen naar den stoel. Toen
nam hij een kloek besluit en probeerde den
stoel op te tillen. Hij kreeg een kleur
van inspanning, maar 't lukte! En einde
lijk stond de stoel bij de tafel! Nu er
op geklommen en ha! daar had hij z'n
lekkers! Wat een verrukt gezichtje zette
de kleine man, toen hij z'n lekkernij be
keek!
,Po,e-a co-ha", zei hij tot zichzelf en
stopte toen meteen het stukje in z'n mond.
Juist kwam moeder binnen. Die wist niet,
wat ze zag.
„Hè, wat doe jij daar?" vroeg ze.
„Poe-a, co-ha", legde de jongen uit met
een vollen mond.
Moeder pakte gauw haar jongen op en
zette 'm weer m het loophek.
Toen ze den ezel zag staan, begreep ze,
hoe het baasje eruit gekomen was. Ze nam
grauwtje uit de box en zette 'm in de kast.
Poe-a nam er niet veel notitie van. Hij
had z'n doel bereikt en smulde van z'n
chocola.
J. H. BRINKGREVE—
ENTROP.
(Nadruk verboden).
RAADSELS VOOR ALLEN OM UIT TE
KIEZEN, DE GROOTEREN 4,
DE KLEINEREN 3.
Ingezonden door Corry van Driel.
Welke groote keizer staat hier a, a, a,
o, o, o, n, n, n, p. p. 1, t, b, r. Het zijn
2 namen.
II.
Ingezonden door Marius van den Anker.
Altijd is het rond en plat. Hard etf
klinkend. Wat is dat?
III.
Ingezonden door Jan de Graaff.
Welke vloeistof die heel veel wordt ge
bruikt in dezen tijd staat hier.
IV.
Ingezonden door Mar janna van den Anker,
Wat doen de mensehen klem en groot
Toch allen voor het dagelijksch brood?.
V.
Ingezonden door Corrie Wesselius.
Ik loop en ik word gedragen en als ik
niet meer loop, dan draagt ook niemand
mij, want dan deug ik niet meer.
VI.
Ingezonden door Mientje Breyer.
Een straat in Leiden van 16 letters. Dë
eerste 5 letters zijn een jongensnaam; 8. 9.
10 is een kleur; 3, 2, 5. 6 is een huisdier!
11, 4, 14. 13 een meisjesnaam; 3. 14. 5, 8
een lichaamsdeel waarvan wij er twee heb
ben; II. 10. 4, 15. 13. 12 hebben heel veel
dieren.
VII.
Ingezonden door Conny van Vliet.
Ik ben een dorpje in 't Noorden van
Friesland van 6 letters, haai je er 2 letters
af, de eerste en de laatste, dan houdt Je
tien over.
vin.
Ingezonden door Nico. Celia, Hans Krèt.
De naam van een boom. en een maat
waar men mee meet noemen een dorp in
Zuid-Holland.
OPLOSSINGEN VAN DE PRIJSRAADSELS
VOOR GROOTEREN.
1. Oostzee. Toos, soest, soes, zes.
2. Ramenas.
3. Berg. berk. Bert, Bern.
4. Koper, kooper.
5. Kwart, Ier, kwartier.
OPLOSSINGEN VAN DE PRIJSRAADSELS
DER KLEINEREN.
1. Mees, Kees, Trees.
2. Monnikendam.
3. Arm, keel, enkel en kin. rug.
4. Maan, naam.
5. Roet, voet, snoet, zoet.
OPLOSSING VAN DEN REBUS UIT HET
VORIGE NUMMER:
Gisteren stond er een poppenkast voor
het buis van H. Kaas.