ALADDIN EN DE TOOVERFLUIT.
De Pers over de Millioenen-Nota.
LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad
Donderdag 22 September 1932
RECHTZAKEN.
LAND-EN TUINBOUW.
Aan de beschouwing, welke de (lib.)
Nieuwe Rotterd. Crt. aan de Millioenen-
nota wijdt, ontleenen wij een passage
waar het blad de voorgestelde opcenten
op Gemeentefonds- en Vermogensbelas
ting bespreekt, alsmede de opcenten op
het tarief van invoerrechten.
„Wat de opcenten op de fondsbelasting
betreft, om die voor te stellen zal minister
de Geer zich zelf geweld hebben moeten
aandoen. Niet eens, maar meermalen toch
heeft deze bewindsman als zijne mee
ning te kennen gegeven, dat aan verzwa
ring van Inkomstenbelasting In dezen
crisistijd niet kon worden gedacht. Let
terlijk houdt hij zich daaraan, maar fei
telijk komt eene opcentenheffing op de
gemeentefondsbelasting, die toch niets
anders dan eene tweede inkomstenbelas
ting ter vervanging van de vroegere ge
meente-inkomstenbelasting is, op het
zelfde neer. En dat te meer nu het voor
stel der regeering er toe leidt, aan de
progressie van de gemeentefondsbelas
ting nog een aanmerkelijk verlengstuk te
geven. Intusschen, nood maakt harde ge
moederen zacht, en dat schijnt nu ook
de minister van financiën te hebben on
dervonden.
Ja, waarlijk, want ook ten aanzien
van de invoerrechten veranderde hij
van gedachten. Andermaal komt hij nu
met eene algemeene verhooging van in
voerrechten op het appèl, nadat verleden
jaar was betoogd, dat het toen ingevoerde
tarief van niet minder dan 10 pCt. het
uiterste was, dat nog een fiscaal tarief
heeten mocht. Aanvankelijk was het plan
dat tarief door de heffing van 50 opcen
ten tot een 15 pCt.'s tarief te verhoogen.
Bezwaren, waarschijnlijk door den Raad
van State wel geuit, verzet dat zich aan
stonds in den lande openbaarde, heeft
nu blijkbaar den minister ertoe gebracht,
wat naar beneden te gaan, zoodat wij
naar 's ministers laatste plan op een 13
pCt.'s basis zouden komen, doch prin
cipieel maakt dat geen verschil, en de
reserve, die bij de onderteekening van 't
verdrag van Ouchy werd gemaakt, en
waardóór een termijn, om tot fiscale ver
hooging van ons tarief over te gaan, werd
opengehouden, komt er wel mee in een
zonderling licht. Ook de passage in de
Troonrede over 't internationaal ruilver
keer, dat de Regeering heet te willen be
vorderen, wordt door dit voorstel voor een
goed deel van zijn kracht beroofd. Woord
en handeling schijnen niet met elkaar in
overeenstemming."
Het Handelsblad (lib.) herinnert aan
hetgeen de minister in zijn Mlllioenen-
nota schreef: „Er ligt een innerlijke te
genstrijdigheid in te willen leenen voor
al v.at hei hart bekoort en uit de gewone
middelen niet meer kan worden betaald,
en legelijKertijd te tornen aan het eerste
rangs karakter der Staatsobligaties."
Naar aanleiding van deze opmerking
merkt het blad op:
„Maar diezelfde tegenstrijdigheid be
staat wanneer men wil behouden al wat
in het kostbare staatsorganisme het hart
bekoort, en tegelijkertijd de welvaarts
bron die dit alles mogelijk maakte laat
dioogloopen. Wij kunnen dan ook slechts
hopen dat de regeerlng zelve v;.komen
overtuigd zal zijn van de volgende waar
heid die wij aan haar eigen betoog ont
leenen. „Slechts wie meent dat een ver
arming, als thans de wereld onderging,
zonder invloed op de verzorging van onze
collectieve behoeften kan blijven. Oj .dat
de toovermacht van den Staat over on
zichtbare welvaartsbronnen beschikt, kan
hieromtrent anders denken."
De Nieuwe Courant (lib.) vindt de Mil-
liuencnnota ,ie vergelijken met dc open
gaande Doos van Pandora: de plagen
vliegen er uit. Verhoogingen van directe
en indirecte belastingen, een nieuwe weel-
deverteringsbelasting, verdere salarisver
laging voor de rijksambtenaren en een
evenzoo offers vragende besnoeiing van
de uitgaven op alle hoofdstukken der
rijksbegrooting. Wel wreekt zich nu het
feit, dat niet eerder tot bezuiniging op
den staatsdienst is overgegaan! In het
bijzonder het rijkspersoneel wordt thans
getroffen zoowel door vermindering van
inkomsten als door hoogere lasten. En
de gemeenten en ook de particuliere on
dernemingen, die het voorbeeld van het
rijk zouden willen of moeten volgen, ko
men voor hetzelfde euvel te staan."
Over de voorgestelde maatregelen tot
versterking der middelen' zegt het blad
dan:
„Zoowel de verhooging van de invoer
rechten als de nieuwe weeldeverterings-
belasting zal den levensstandaard verhoo
gen. Er worden echter ook nieuwe hef
fingen voorgesteld, die ons op een meer
zichtbare wijze aan een aderlating zullen
onderwerpen."
Na zijn bezwaren tegen de belasting
voorstellen te hebben -voorgerekend, be
sluit het blad:
„Maar niet alleen in financieel opzicht,
ook uit economisch oogpunt moeten de
voorgestelde belastingverzwaringen be
denking ontmoeten. De regeering erkent
het trouwens zelf in dat gedeelte van de
nota, waarin zij een bestrijding geeft van
dilettanten, die het denkbeeld koesteren,
dat men door belastingverzwaring aan
alle pijnlijke versoberingen kan ontko
men. Niet alleen de hooge invoerrech
ten, óók zware belastingen kunnen wegens
de daardoor veroorzaakte wegzuiging van
productief kapitaal het herstel belemme
ren. Het zal niet gemakkelijk zijn, ons uit
al deze noodlottige enkels te bevrijden.
De (R.-K.) Maasbode zegt:
„Beziet men de Mlllioenen-nota in haar
geheel en houdt men voor oogen, wat de
Regeering in de eerste plaats wil zooveel
mogelijk handhaving en voor zoover direct
noodig herstel van het financieel even
wicht dan mag gezegd worden, dat zij
blijkbaar getracht heeft de lasten met
eenige gelijkmatigheid te verdeelen over
de gemeenschap.
De ambtenaren hebben tenminste naast
de narigheid dezen troost, dat de korting
tijdelijk blijft en aan de kindertoeslagen
niet wordt geraakt. Dat de Minister er
blijkbaar niet aan denkt de religieuze
leerkrachten in een uitzonderingspositie te
brengen (deze worden als ongehuwd toch
het zwaarst getroffen) en geen verkregen
rechten (pensioen e. d.) aantast, stemt
ons dankbaar.
Een ons aan het hart liggende zaak zijn
de uitkeeringen ten bate der werkeloozen.
De Troonrede stelde „voortzetting der wer-
kelloozenzorg" in uitzicht. Maar in fine
wijst de Millioenen- nota op de te zware
lasten voor het Leenlngsfonds, die „een
gevaar voor de gaafheid van 's Rijks finan
ciën" veroorzaken. „Onder deze omstan
digheden", aldus de Minister, „is het plicht
en het voornemen der Regeering, ook ten
aanzien van deze uitgaven al zoodanige
maatregelen van besparing voor te berei
den als, ln verband met het gedaalde in
dexcijfer, en zonder de belangen, die hier
behartiging verdienen uit het oog te ver
liezen, oirbaar zullen blijken."
Wij mogen dezen zin wel zoo lezen, dat
niet verder zal worden gegaan dan op
ruiming van misstanden en misbruiken,
die gebleken zijn.
In dit verband komt de geheele lee-
ningspolitiek der Regeering ter sprake.
Wat de Minister dééd, kan moeilijk worden
geeritiseerd en zijn redeneering op dit
punt ls helder en afdoende. Iets anders
zijn betoog over „gedwongen leening". Hier
dient o.i. onderscheid gemaakt tusschen
geld, dat werkelijk gebruikt wordt en het
geld dat zonder emplooi is, in „de kous"
zit. Dat wij zeggen wilden is: in elk geval
naast krachtige politiek voor het finan
cieel, evenwicht ook krachtige crisispolitiek
opdat de volkskracht niet ondermijnd
worde. De ernst, waarmede Minister de
Geer naar het eerste streeft, verdient
hulde: hij dient daarmee alle Nederlan
ders, die geen inflationistische ellende wil
len. Maar wij behooren tot degenen, die
een zekere „milde opleving" mogelijk ach
ten en zonder in dit opgaande conjunc
tuur de volstrekt noodige bezuinigingen te
willen afwijzen, een „paradise" te verhopen
of „in ruime mate wissels te trekken" op
de komende kentering, willen wij het
hoog noodige toegewezen zien aan onze
door de crisis der werkeloosheid getroffen
medemenschen. God zij dank. is ons land
nog geen pauper onder de volken."
De Tijd (R.-K.) acht minister De Geer
„werkelijk voortreffelijk in zijn betoog
tegen belastingverzwaring" en vraagt: „Is
hier De Geer niet een Pierson redivivus?"
Scherp acht het blad verder 's ministers
opmerking over de conversie der staats
leningen, „De Regeering kan niet met
kruis of munt gooien, beslissen over een
conversie. Wanneer zij converteeren kan,
mag zij dit geen dag uitstellen. Iedere con
versie, die mogelijk werd, is tevens ge
boden, want de Overheid is, daar de rente
met zuurverdiend belastinggeld moet wor
den betaald, meer dan elke particulier ge
bonden om de laagst moge'lijke rente te
betalen, waartegen zij geld kan krijgen.
Deze en dergelijke argumenten raken de
kem van het vraagstuk. Zij zijn scherp
geformuleerd en het lijkt ons, dat de
tegenstanders der Regeering het systeem
van haar algemeen beleid niet gemakkelijk
zullen ontzenuwen.
Nogmaals mogen wij hier wijzen op de
zware taak, die de komende parlementaire
periode zal meebrengen. De felste critiek
zal de Regeering niet worden gespaard.
Hoewel wij het ook met al haar maatrege
len niet eens kunnen zijn, beginnen wij in
den geest der Troonrede vóórop te stellen
wat ons vereenigt, niet wat ons scheidt.
Gelegenheid tot het uitoefenen van critiek
zal er in de komende dagen nog genoeg
zijn. Thans slechts een woord van waar
deering voor den moed, dien de Regeering
heeft betoond, door met deze millioenen-
nota dit jaar te beginnen en een woord
van vertrouwen, dat zit de moeilijkheden
het hoofd zal kunnen bieden."
De Standaard (A.-R.) acht het een lee-
lijke vlek in de nota, dat de besrooting
niet sluit, maar dat er een tekort blijft van
rond 22 millioen.
„Slechts op één voorwaarde aldus het
blad hebben we daartegen geen over
wegend bezwaar. Indien er nl. voor ge
zorgd wordt, dat in den loop van 1933 het
tekort op de spoorwegen verdwijnt. Tot
dekking toch van dat tekort ls op de be
grooting voor 1933 een bedrag van 20 mil
lioen extra uitgetrokken moeten worden.
Wordt dit tekort opgeheven,dan is die ver
hooging voor 1934 niet meer noodig en zou
het begrootingstekort van 22 millioen na
1933 kunnen verdwijnen. Aangenomen na
tuurlijk, dat de oude middelen niet dalen
beneden het voor 1933 geraamde bedrag,
dat He nieuwe middelen, voor zoover door
verdere bezuiniging niet overbodig gewor
den, gehandhaafd blijven en het accres der
uitgaven wordt opgevangen.
Natuurlijk komen we op de regeerings-
voorstellen nog nader terug.
Thans willen we in het algemeen slechts
zeggen, dat de Minister van Financiën, al
moge hij dan niet met een sluitende be
grooting komen, en al mogen we tegen
sommige voorstellen bezwaren hebben,
zonder twijfel den lof verdient van een
hoogst ernstigen toestand courageus onder
de oogen te hebben gezien.
Van afdingen on zijn voorstellen kan o.i.
geen sprake ziin. Wèl van vervanging van
sommige maatregelen door andere, met ge
lijk of beter effect voor de schatkist."
Het (lib.) Vaderland vat zijn oordeel
aldus samen:
„Resumeerende moeten wij constateeren
dat de Millioenennota uit een fiscaal oog
punt het werk van een virtuoos mag ge
noemd worden, maar dat eene krachtige
Regeering zich niet zou hebben kunnen
veroorloven, de politieke en de economi
sche zijde van de groote vragen, waar
voor wij thans staan, zoo onberoerd te
laten."
De „Volkskrant" (R.K.) schrijft, dat
waar bezuiniging zoo dringend noodzake
lijk is, men in tal van versoberingen zal
moeten berusten:
„Niet zoo gemakkelijk zal men bereid
zijn daartoe over te gaan waar een kar-
dinaal belang als het onderwijs wordt
getroffen, waar het vakonderwijs een
deuk krijgt, en het lager onderwijs ten
deele gaat worden toevertrouwd aan
i minderbevoegden.
Hier moet van afbraak politiek worden
DE DOODELIJKE AANRIJDING
TE SCHEVENINGEN.
Behandeling voor het Haagsche
Gerechtshof.
Het Haagsche Gerechtshof behandelde
fisteren in hooger beroep de zaak tegen
e 40-jarige candidaat-notaris mej. A. M.
van W. te Amsterdam, die door de Haag
sche nechtbank is vrijgesproken van de
haar ten laste gelegde misdrijven van dood
door schuld en het veroorzaken van licha
melijk letsel door schuld, van welk vonnis
de officier van justitie in appèl is ge
komen.
Verdachte werd wederom bijgestaan door
mr. J. Elshout uit Rotterdam.
Verdachte reed op Zondagmiddag 11
October 1931 met een door haar bestuurde
auto op den strandboulevard nabij het
Oranje-Hotel te Soheveningen. Naast haar
2at de ohauffeur E. H. T. P. uit Leiden.
Een eindje van het trottoir stond de auto
van zekeren L. Ph. K., die defect was.
Sommige auto's passeerden den stilstaanden
wagen links, enkelen ook rechts. Mei. v.
W., die aanvankelijk gestopt had, kreeg
van den heer K. een teeken dat zij langs
kon rijden. Zij zette daarop den wagen in
beweging, waarna deze met een schok
rechts het trottoir opreed, waarbij eenige
van de talrijke daarop wandelende voet
gangers werden meegesleurd. Vervolgens
ging de auto naar links, waardoor hij
gesproken, en daar het program der R.K.
Staatspartij zich tegen aantasting van
het volksonderwijs verzet, mag worden
vertrouwd dat de Katholieke Kamerfrac
tie zich tegen de onder wij sver knoeiing zal
kanten."
Het Volk (SXLA.P.) schrijft, dat de „ge
weldige volksactie" tegen het rapport-
Weiter haar dienst heeft gedaan. „Het is
duidelijk, dat zij verschillende funeste
plannen van Weiter heeft weggewerkt".
Wat in het rapport nagenoeg geheel
ontbrak, een verzwaring van belasting ter
gedeeltelijke overbrugging van het be
grootingstekort, wordt nu door de regee
ring voorgesteld. Wij schrijven dit met
gerustheid op rekening van onze volks
beweging.
Op den aard der belastingen, die
het kabinet voorstelt, hebben wij verschil
lende belangrijke aanmerkingen. Maar
dat het afgekomen is van zijn opdracht
aan de commissie-Weiter, om enkel „een
blijvende en aanzienlijke verlaging van
de rijksuitgaven" te zoeken, dat kan onze
volksbeweging zich zelve te goed schrijven.
Het zal ons een aansporing zijn onze actie
nu niet meer tegen Weiter, maar tegen
De Geer-Ruys c.s., om het vele, wat zij
van Weiter overgenomen hebben, om ver
keerds dat zij in de plaats daarvan voor
stelt, om wat zij nog van Weiter voor later
in overweging houdt, met kracht voort te
zetten. Onze actie toont invloed. Het be
wustzijn zal ons sterken bij de onver
vaarde voortzetting.
De regeringsmaatregelen ten aanzien
van de rijksloonen acht het blad nog er
gerlijk. Verder wordt vastgesteld, dat het
gemeentepersoneel uit het geheele land
met nieuwe rijksregeeringsmaatregelen
wordt bedreigd.
Er wordt 30 millioen aan meer belastin
gen voorgesteld. Maar hoe? Er zullen o.a.
30 opcenten op de invoerrechten geheven
worden. Het voorstel komt van dezelfde
regeering, die met België en Luxemburg
het verdrag van Ouchy sloot om de in
voerrechten van 10 pet. geleidelijk te ver
lagen. Inplaats daarvan verhooging tot
13 pet. Het is een misdaad tegen wat in
ternationaal ter crisisbestrijding het eerst
noodige is: verlaging der tolmuren.
Voor opcenten op de belasting op het
inkomen heeft de regeering niet de rijks
inkomstenbelasting, maai' de van rijks
wege geheven gemeentefondsbelasting
uitgekozen. Rare keus. De fondsbelasting
heeft een lager progressie. Maar het voor
stel is, in de opcenten nu weer progressie
toe te passen. Het lijkt rare wetgeving, een
warwinkel. Van vele belastingeischen uit
ons Welterprogram verder geen sprake:
niet méér dividend- en tantième-belasting
niet meer successie-belasting, geen doode-
hand-belasting, geen vermogensheffing
ineens. Het zou vele door de regeering
thans voorgestelde fnuikende bezuinigin
gen overbodig maken. Over het belasting
program zal nog veel te zeggen zijn, als
alle voorstellen nader bekend zijn.
tegen een bank opbotste, waarop drie
dames en 'n meisje gezeten waren. De drie
dames werden tegen den grond geslingerd.
Twee van haar, mevr. de Zwet uit Rotter
dam en mevr. de wed. Frederiks te Den
Haag zijn aan de gevolgen overleden. Mevr.
Hemmes, die bewusteloos werd opgenomen,
heeft na tien weken verpleegd te zijn,
het ziekbed kunnen verlaten.
Nadat eenige getuigen, waaronder de
deskundige dr. Rochat, waren gehoord,
stond thans ook voor het getuigenhekje de
chauffeur E. H. F. P., die naast ver
dachte aan het stuur heeft gezeten.
Alvorens deze getuige zijn verklaringen
aflegde, werd hem er door den advocaat-
generaal, mr. J. A. de Visser, op gewezen,
dat hij thans in een geheel andere positie
stond, en voorls, dat, hoewel hij destijds
buiten verde.e vervolging is gesteld, door
zijn thans onder eede af te leggen ver
klaringen, wederom vervolgd zou kunnen
worden.
De getuige verklaarde omstreeks een
jaar met de bewuste auto te hebben ge
reden. Voorts gaf hij toe, dat hij mei.
v. W. geholpen heeft om langs de stil
staande auto te komen en dat hij daartoe
ook het stuur had aangevat, en dat de
auto, voordat deze het trottoir opreed,
een kalme vaart had.
De procureur-generaal betwistte deze
verklaring door op te merken, dat in dit
geval, waar vaststaat, dat de auto schuin
het trottoir is opgereden, een groote vaart
moet hebben gehad.
Voorts gaf getuige toe, dat de mani
pulaties die het ongeval hebben veroor
zaakt, op het trottoir moeien zijn geschied.
Op dit punt wordt getuige door het
Hof in verschillende onderdeelen onder
vraagd, waarbij hij verklaarde, dat de
auto niet door zijn toedoen op het trottoir
is terecht gekomen.
De president merkte naar aanleiding van
deze verklaring op, dat in dat geval de
verdachte de auto daar terecht heeft doen
komen.
Adv.generaal: De kiem van het ongeluk
is geweest dat de wagen op den rijweg
plotseling vol j?a$ kreeg. is daarvan
erg geschrokken, nietwaar?
Getuige: Ja, natuurlijk.
Onder de verder gehoorde getuigen ver
klaarde de expert van de K.N.A.C., de
heer v. d. Loo, op de hem gestelde vragen,
dat, indien verdachte op het rempedaal
zou getrapt hebben, toen de wagen de
stoep op reed, deze zeker tot stilstand
zou zijn gekomen.
Als getuige a décharge wordt gehoord
ir. Zoetelief Norman uit Oosterbeek, die
een uitgebreid rapport in deze zaak heeft
uitgebracht. Bij het onderzoek heeft get.
aan den trekker van de carburateur een
touwtje aangetroffen, dat belemmerend
moet hebben gewerkt op de function-
neering van het gaspedaal. Een en ander
wordt door den deskundige gedemonstreerd
met de carburator uit de auto, die het
ongeval teweegbracht.
Mr. J. A. de Visser, requisitoir nemend
ving aan met op te merken, dat vast is
komen te staan, dat mej. v. W. de be
stuurster van de auto is geweest. Het
schuldelement wordt in deze niet uitge
schakeld door de bepaling der Motor- en
Rijwielwet, dat men ook een auto onder
toezicht van anderen kan doen besturen.
Spr. wees er op, dat verdachte, hoewel
wetende, dat zij weliswaar in het bezit
van een rijbewijs zijnde, geen ervaren
bestuurster was, desondanks in druk verlor
van Leiden naar Scheveningen is gereden.
Uit de verschillende verklaringen is
komen vast te staan, dat de getuige P.
aanvankelijk niets anders deed, dan de
auto langs den stilstaanden wagen trachten
te brengen. Hij greep eerst krachtig in,
toen verdachte het stuur omwendde en
bijna rechthoekig het trottoir omreed,
daarbr vol gas gevende.
.Spr .is overtuigd, dat de getuige P.
de waarheid spreekt, alhoewei hij zich
alles niet precies meer kan herinneren.
Naar sprekers mesning is de schuld van
dit ongeluk aan verdachte te wijten. Zi«
toch is gas blijven geven, zelfs nadat zii
op het trottoir was. Had zij toen geremd,
waarschijnlijk waren er geen menschen-
levens te betreuren geweest.
De door den deskundige a décharge op
geworpen mogelijkheden achtte spr. niet
vaardbaar; wel is mogelijk dat de chauf
feur P. op een moment zijn voet op die
van mej. v. W. heeft gezet, dpch zeer
zeker is dat dan maar een moment geweest.
Men wil hier nu voorstellen alsof P's
ingrijpen de oorzaak van dit ongeval zou
zijn, doch deze greep in om ecger te
voorkomen en kan hem in deze geen schuld
treffen, omdat hij wellicht zelf geschrok
ken is, en hij daarenboven het stuur niet
bij voortduring heeft vastgehouden.
Spr. wees er op, dat het strafbare element
is gelegen in het roekeloos, d.w.z. als
rijtaiaren bestuurster met snelle vaart
Concludeerend, achtte spr. dat er causaal
verband is tusschen den dood van beidé
slachtoffers en het rijden van de°e
dachte, en eischte deswege vernietiging;
van het vonnis der rechtbank en schuldig
verklaring van verdachte en haar ver
oordeling tot iwee maanden hechtenis.
Mr. J. Elshout zeide met alle bewondering
voor het welsprekend requisitoir geschrok"
ken te zijn van dezen eisch. Zelfs indien
er schuld zou zijn. is, naar spr.'s meening.
een dergelijke straf geheel ongemotiveerd
Verdachte heeft zooveel doenlijk alle finan'
ceele schade vergoed en daarbij ook toe
komstverplichtingen op zich genomen.
Ten aanzien van de feiten betoogde
pleiter, dat het onjuist is P. uit te schakelen
als de schuldige aan het feit, dat de auto
op het trottoir is gereden en daar zijnde
niet heeft kunnen stoppen. Ook de ver
klaringen van P„ thans nè de waarschu"
wing van den advocaat-generaal, thans ter
tereohtzitting afge'egd, worden door pleiter
in twijfel getrokken. P. toch heeft jnBe
grepen als eigenaar van de auto, toL~
naar zijn meening de verdachte het stuur
niet meer meester was. Hij is niet zoo
kalm als hij wordt voorgesteld, getuige
zijn uitroepingen, reeds op den rijweg-
O, God! O, God, wat gebeurt er. He 'geeii
in de dagvaarding staat is, naar pleiters
meening, niet te bewijzen, omdat zij, toen
de auto op 't trottoir kwam, niet meer de
bestuurster daarvan was, doch deze wagen
door twee personen werd bediend, waarbij
het initiatief van een manoeuvre, die ver
dachte niet wilde, in casu het rechts pas-
seeren van den stilstaanden wagen, is
genomen door P., niet door verdachte, die
behoorlijk rijden kon.
Waar naar pleiters meening verdachte's
schuld niet kan worden bewezen, conciu.
deerde hij tot vrijspraak.
Arrest 5 October.
KANTONGERECHT ALPHEN.
Verstekvonnisscn.
Door het kantongerecht te Alphen wer
den de navolgende verstekvonnissen gewe
zen wegens overtreding der Motor- en Rij
wielwet tegen A. C. v. A. te Ter-Aar f.25
subs. 5 d.; A. S. J. te Amersfoort f.20 subs.
4 d.; J. O. te Utrecht f.15 subs. 5 d„ H. v,
L. te Zwammerdam f.4 subs. 1 d.; H. P. R.
te Boskoop f.4 subs. 1 d.; J. P. te Lelden
f.4 subs. 1 d.: A. K. te Rijnzaterwoude f.3
sub. 1 d.; R. W. de G. f. 4 subs. 1 d.; R. W.
de G. f.4 subs. 1 d.: W. L. v. A. te Den
Haag f. 4 subs, ld.; P. W. J. A. id. f. 5 subs.
1 d.; J. M. f.5 subs. 2 d,; N. B. v. H. te
Hazerswoude f.4 subs. 2 d.; P. H. te Wad-
dinxveen f. 3 subs. 1 d. Terzake wegens
overtreding der Arbeidswet: J. van G.
te Bilthoven 2xf. 4 subs. 2x1 d. Veror
dening v. d. Stoomvaart: J. v. W. te Din-
teloord f.7 subs. 2d.; J. M. H. te Ter-Aar
f6 subs. 2 d. Overtr. van art. 453 wetb. v.
strf: J. F. H. H. zonder bekende woon- of
verblijfplaats hier te lande f. 20 subs. 1 d.
hechtenis: G. J. ld. 4 d. hechtenis. Ovei-
Overtr. der Trekhondenwet W. T. 3xf 2
subs. 3x1 d. hechtenis. Terzake wegens
overtr. v. art. 426 wetb. v. strafrecht: G S.
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier
te lande f.6 subs. 2 d.; H. v. d. E. ld 1.6
subs. 2 d. Overtr. der algem. politieverord.
der gemeente Boskoop: H. H. ld. f.4 subs.
1 d. Idem der gemeente Alphen K. M„ te
Den Haag f. 3 subs. 1 d.
Waar geen woonplaats is vermeld, wonen
veroordeelden te Alphen a. d. Rijn.
TARWE-ORGANISATIES VOOR
NOORD-HOLLAND EN ZUID-HOLLAND.
De Tarwe-Organisaties in Noord- en
Zuid-Holland hebben besloten, den richt
prijs, welke zij oorspronkelijk hebben vast
gesteld op f.11.te verlagen tot f. 10.50.
Dit besluit ls genomen in verband met de
grootte van den te verwachten oogst en
den lagen wereldmarktprijs, welke voor de
inlandsche tarwe is te verkrijgen. Reeds
ls op de geleverde partijen 50 ct. per 1W
K.G. ingehouden.
Deze inhouding, welke als voorloopig
was bedoeld tot de monsters definitief
zouden zijn vastgesteld, is door bovenver
meld besluit definitief geworden.
De aan de leden-aangeslotenen bekend
gemaakte prijzen worden door dit besluit
dus met 50 ct. per 100 K.G. verlaagd.
13. Er was, zooals dikwijls gebeurde, een heftige
ruzie in de tent van zijn meester. De beide zoons,
opvliegende jongemannen, hadden twist over een
paard, waarop beiden aanspraak meenden te heb
ben. En de bulderende stem van den hoofdman
was maar even voldoende, om de kemphanen ten
slotte het zwijgen op te leggen. Sulelka, gewend
aan aeze dagelijksche twisten, lag rustig te slapen
met Sultan, die al lang teruggekeerd was, in haar
armen.
14. Eindelijk liep de jongste der broers woedend
de tent uit, terwijl de oudste met een gramstorig
gezicht neerhurkte en zijn waterpijp opstak, waarna
de rust weerkeerde. Toen hurkte ook Aladdin in
een hoekje neer en begon een wijsje op zijn nieuwe
fluit te spelen. Niemand verbood het hem, ieder
scheen de muziek een aangename afleiding te vin
den en allen verzonken in een droomerige stem
ming. Ze glimlachten zelfs zoo nu en dan tegen
elkaar, iets, wat zelden voorkwam. Ook de andere
zoon van den hoofdman kwam weer terug in de
tent en zijn broer reikte hem een mondstuk van
de waterpijp toe.
8—