Overdracht van het Rectoraat der Leidsche Universiteit De lotgevallen der Hoogeschool in het afgeloopen jaar. J3stfi Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 19 September 1932 Derde Blad No. 22239 Rede van Prof. Dr. J. J. Blanksma. KERK- EN SCH00LNIEUWS. De aftredende Rector-Magnificus prof. dr. J. J. Blanksma. De nieuwe Rector-Magnificus prof. dr. J. H. Zaayer. In tegenwoordigheid van curatoren, hoogleeraren, lectoren, privaat-docenten en studenten heeft hedenmiddag in het groot-auditorium van het Academie gebouw de aftredende rector-magnificus, prof. dr. J. J. Blanksma het rectoraat overgedragen aan zijn opvolger, prof. dr. J. H. Zaaijer. Der traditie getrouw heeft de aftreden de rector daarbij een overzicht gegeven van de lotgevallen der Universiteit in het afgeloopen jaar, waaraan het volgende is ontleend: Deze lotgevallen, aldus spr., kunnen niet goed worden begrepen, dan in de omstan digheden van den tijd gezien. Na vier ja ren van een wereldoorlog van 19141918, volgde een vredesverdrag, dat niemand heeft bevredigd en waaraan nog dagelijks wordt getornd. De uitslag van den oorlog werd bepaald in de eerste plaats door de levensmiddelenvoorziening en niet door de wapenen. Het gevolg daarvan is geweest, dat thans alle groote en kleine staten zich in hunne voedselvoorziening zooveel mogelijk onafhankelijk van elkaar trach ten te maken en zich een zelfstandig be staan willen verzekeren. De wijzen waar op men dit tracht te bereiken, door belem mering van invoer, bevordering van bin- nenlandsche productie, uitbreiding van grondgebied door inpoldering, gaan alle gepaard met zeer groote kosten. Welke de verschillende oorzaken zijn, die hebben bewerkt, dat thans een toestand van verarming en geldelijke nood is inge treden als nooit te voren, behoeft hier niet onderzocht te worden of daarover uit gewijd. Dit is zeker, dat zij ontstaan zijn door inenschelijke berekening en misrekening. De ervaring is de beste leermeesteres, en zoo zal ook hier de oplossing moeten wor den gevonden in door ervaring verkregen verhelderd inzicht. Voordat dit echter zal zijn bereikt, zul len er zeker nog wel eenige jaren verloo- pen en de lotgevallen van onze Universi teit gedurende dien tijd in hooge mate daarbij betrokken zijn. Inkrimping van personeel, versobering bij de aanschaffing van materiaal, is het voornaamste wat ons in de toekomst te jachten staat. Belangrijke gebeurtenissen werpen hunne schaduw vooruit, en zoo is het dat ook onze Universiteit een moeilijken tijd tegemoet gaat. Het is goed daarmede bekend te zijn, om er rekening mede te kunnen houden, op dat zooveel mogelij^ de moeilijkheden overwonnen kunnen worden. En thans komende tot de lotgevallen van de Universiteit in het afgeloopen jaar, maakte spr. vervolgens melding van de geleden verliezen, en herinnerde aan het aftreden, wegens het bereiken van den 70-jarigen leeftijd door prof. dr. H. M. van Nes als hoogleeraar in de godgeleerdheid en door J. W. C. Goethart als directeur van het Rijksherbarium. Aan dr. H. H. Juynboll is op zijn ver zoek met ingang van 1 October 1932 eer vol ontslag verleend als directeur van het Rijksmuseum voor Ethnographie. Spr. gaf vervolgens een opsomming van de nieuwe docenten en begroette met vreug- I de een zoo groot aantal privaat-docenten. Het is echter de taak van de faculteiten in wier midden zij worden opgenomen en die hun toelating als privaat-docent heb ben bevorderd, dat zij ook bij hun onder wijs worden gesteund. In het bijzonder is het de plicht van de hoogleeraren op wier voorspraak of aan sporing het onderwijs in deze verschillen de bovengenoemde vakken wordt gegeven, 1 dat dit onderwijs tot zijn recht komt en wordt gewaardeerd. Zonder steun van de betrokken faculteiten en vooral van de hoogleeraren wordt de moeie en arbeid van de privaat-docenten dikwijls te weinig naar waarde geschat De Universiteit, die nieuwe docenten toe laat om onderwijs te geven aan onze stu denten, is verplicht te zorgen dat weder- I zhds daarvan zooveel mogelijk voordeel I worde getrokken, en dat verhinderd worde, dat privaat-docenten, aan hun lot overge laten. hun onderwijs na korten tijd moeten staken wegens gebrek aan belangstelling, fij de toelating van een privaat-docent is het daarom van groot belang eerst zorg vuldig na te gaan of er behoefte bestaat aan onderwijs in het door hem te .onder- I wijzen vak. I Spr. gaf vervelgens een overzicht van de I herdenkingsdagen en de talrijke binnen in buitenlandsche onderscheidingen, aan docenten der Leidsche Universiteit ten deel Sevallen. De nieuwe vleugel aan het gebouw voor geologie is gedurende de laatste maanden Sereed gekomen en zal binnenkort ge- jjPend kunnen worden. Met groote dank baarheid aan de Regeering kunnen wij derhalve vermelden, dat de Universiteit hierdoor 'n collegezaal rijker is geworden, welke een 120-tal hoorders kan bevatten. Jiet zal daardoor niet meer noodig zijn van de leeskamer Bosscha gebruik te ma ken, waar in de laatste jaren de groote collegezaal gastvrij ter beschikking werd gesteld voor het geven van de lessen in geologie en mineralogie. Tevens is het Rijksmuseum voor Geo logie en Mineralogie, door verbouwing der werkvertrekken tot kleine museumzalen uitgebreid, hetgeen een betere indeeling van de tentoongestelde voorwerpen mo gelijk maakt. Op Donderdag 18 Februari j.l. gelukte het in het Natuurkundig Laboratorium aan Prof. Dr. W. H. Keesom de grens der bereikte lage temperaturen, die door Prof. Kamerlingh Onnes op 0.82 gr. Kei vin was gebracht, tot 0.71 gr. Kei vin te verleggen. Dinsdag 15 Maart 1932 werd in het Na tuurkundig Laboratorium de groote nieuwe electromagneet officieel in ge bruik genomen. De werkzaamheden tot wijziging van de indeeling van den Hortus Botanicus werden voortgezet. Twee kassen werden gereorganiseerd, teneinde plaats te ma ken voor een collectie economische plan ten, orchideeën en varens. Een groot ge deelte van den tuin werd ophieuw aan gelegd, door de vriendelijke hulp van het Leidsch Universiteitsfonds. De voorbereiding voor de reconstructie van den Kruidhof van Clusius is nu zoo ver gevorderd, dat hopelijk binnenkort met de practische uitvoering daarvan kan worden begonnen. Er zal dit jaar nog een aanvang worden gemaakt met de gedeeltelijke restauratie van de Oranjerie. In Februari werd een Stichting tot be vordering van de belangen van den Hor tus Botanicus te Leiden in het leven ge roepen. Na herinnerd te hebben aan de von Siebold-tentoonstellingen, welke zeer druk bezocht werden, vervolgde spr. met een opsomming van de ontvangen schen kingen. Op Dinsdag 15 Maart werd herdacht, dat het honderd jaar geleden was, dat Johann Wolfgang Goethe op 22 Maart 1832 stierf. Herhaaldelijk was de rector gedurende het afgeloopen jaar in de gelegenheid gasten in onze Universiteit te ontvangen. Het Academisch Historisch Museum, dat onder mijn voorganger Vogel op 9 Fe bruari 1931 geopend werd, mocht zich in het afgeloopen jaar in een groote belang stelling verheugen. Het is gebleken, dat het ontwerp van Mr. Idenburg tot het stichten van deze hoogst nuttige instelling volkomen juist was gezien, en dat door groote werkzaam heid van mej. Siegenbeek van Heukelom in het belang van deze instelling de belang stelling voor de geschiedenis van onze Universiteit gelukkig in sterke mate is toegenomen. Voor de historische ctynmissie hebben prof. dr. W. Martin en mej. O. C. D. Sie genbeek van Heukelom zich verdienstelijk gemaakt door de verschillende voorwerpen die artistieke en historische waarde heb ben en die zich in verschillende instel lingen van de Universiteit bevinden, te inventariseeren. Op grond van het met België gesloten verdrag tot intellectueele toenadering kwamen gedurende den afgeloopen cursus twee Belgische hoogleeraren voordrachten aan onze Universiteit houden n.l. prof. dr. Louis Franck en prof. dr. P. Nolf. Op 9 October 1931 opende A. J. Lieve- goed, oud-hoofdredacteur van „De Loco motief" en koloniaal redacteur van de „Nieuwe Rotterdamsche Courant" zijn wetenschappelijke voorlezingen over onder werpen betreffende de journalistiek en de publiciteit in het Groot-Auditorium met een openbare les over het onderwerp: „Dagbladwezen en Dagblad-studie". Deze voorlezingen zijn georganiseerd door het Leidsch Universiteitsfonds, namens welk fonds een commissie van uitvoering optrad. Het Universiteitsfonds was bereid het onderwijs over dagbladwezen te steunen, terwijl daar tusschendoor en daarnaast tevens de gelegenheid werd geopend eenige lezingen te organiseeren van binnenland- sche of buitenlandsche journalisten van naam.# De verhouding van den rector tot de studenten is steeds van aangenamen aard geweest en een prettige herinnering heb ik behouden aan de tooneelvoorstellingen en concerten der studenten, alsmede aan den Universiteits-roeiwedstrijd op Donder dag 5 Mei 1932 op het Noordzeekanaal bij de Hembrug, ter gelegenheid van den 50en wedstrijd van den Nederlandschen Studen- tenroeibond. Op Maandag 7 Maart had in de Senaats kamer van onze Universiteit de constituee- rende vergadering plaats van het Neder - landsche Comité van de International Stu dent Service, onder voorzitterschap van prof. dr. N. van Wijk. In het bijzonder dient hier melding te worden gemaakt van het 100-jarig bestaan van 't studenten-muziekgezelschap Ssmpre Crescendo, dat op Maandag 14 en Dinsdag 15 December 1931 werd gevierd. Vooral het concert op Dinsdagavond 15 December moet bij allen, die het hebben bijgewoond, wel een diepen indruk hebben achtergelaten. Hierbij waren tegenwoordig Hare Majesteit de Koningin en Prins Hendrik, terwijl Prinses Juliana, als be schermvrouwe van het eerecomité, aanwe zig was, en toonde in hoe groote mate zij belang stelt in het leven van onze Leid sche studenten en welke aangename jaren zij gedurende hare studie te Leiden heeft doorgebracht. De door mijn voorganger reeds vermelde oprichting van het Leidsch Universiteits blad, is voor de oprichters een groot succes geweest, zoodat het voortbestaan van dit blad verzekerd is. Voor het cursusjaar 1932- 1933 zal het Universiteitsblad zijn lezers kring uitgebrèid zien tot nagenoeg alle studenten, daar het abonnement ver bonden wordt aan het faculteits-lidmaat- schap. Op deze wijze.-; wordt het Universi teitsblad orgaan der studentenfacultelten; de redactie zal worden bijgestaan door ver tegenwoordigers van ieder faculteitsbe stuur, die de leiding hebben over door de faculteiten te verstrekken mededeelingen en berichten. Vele gebeurtenissen op het universitair leven betrekking hebbende, zijn in het Universiteitsblad vermeld en men zal deze met vrucht daarin kunnen naslaan. WIJ mogen de oprichters met het behaalde succes wel gelukwenschen en hopen dat het Leidsch Universiteitsblad voortdurend in bloei moge toenemen. Het aantal ingeschreven studenten be droeg in het afgeloopen studiejaar 2686. In den cursus 1930—1931 was dit aantal 2563, zoodat er dus een vermeerdering van 123 valt te constateeren. Van het totaal der ingeschrevenen was het grootste aantal dat der studenten ln de geneeskunde, namelijk 871, dan volgen die der wis- en natuurkunde met 513, daar na der rechtsgeleerdheid met 495. In de letteren en wijsbegeerte waren er 300 en in de vereenigde faculteiten der rechten en letteren 397 ingeschreven, terwijl het aantal studenten in de godgeleerdheid 110 bedroeg. Het aantal ingeschreven vrouwelijke studenten was dit jaar 681 tegen 639 in het vorige jaar. Het aantal van hen, dfe voor de eerste maal waren ingeschreven bedroeg 657 tegen 596 in 19301931. Hiervan waren er 171 medici, 165 juristen, 103 natuur philo- sophen, 112 indologen, 75 litteratoren en 31 theologen. Het aantal promoties bedroeg 87 gedu rende den afgeloopen cursus 19311932, verdeeld als volgt: Godgeleerdheid 1, rechtsgeleerdheid 23, waaronder 4 cum laude, geneeskimde 23 waaronder 2 met lof, 26 wis- en natuur kunde, 13 letteren en wijsbegeerte, waar ender 2 cum laude. Onder de 87 gepromo veerden waren 5 vrouwelijke studenten, namelijk 2 in de geneeskunde, 2 in de wis- en natuurkunde en 1 in de letteren en wijsbegeerte. Gedurende den vorigen cursus bedroeg het aantal promoties 57, zoodat wij met voldoening een aanmerkelijke toeneming van 30 kunnen vaststellen. Vergelijkt men in ónze promotie-boeken van het begin van het bestaan van onze Universiteit af, de onderwerpen waarop de studenten vroeger promoveerden, met die welke thans behandeld worden, dan bemerkt men, hoe in den loop der jaren, met den groei der wetenschap, de in de proefschriften behandelde onderwerpen met den tijd veranderd zijn en dat vele uit het volle leven zijn gegrepen. Het vol tooien van de studie door het schrijven van een proefschrift is voor den student de schoonste wijze waarop hij zijn acade- mischen loopbaan kan eindigen. Hooger onderwijs omvat de vorming en voorbereiding tot zelfstandige beoefening der wetenschappen en tot het bekleeden van maatschappelijke betrekkingen waar voor een wetenschappelijke opleiding ver- eischt wordt, aldus art. 1 van de Hooger Onderwijswet. Welnu, de vorming en de voorbereiding tot zelfstandige beoefening der wetenschappen blijkt nergens beter dan bij de bewerking van een proefschrift En wanneer men de toespraak van den promotor tot den jongen zeergeleerde na zijne bevordering tot doctor aanhoort, dan blijkt, hoe sterke banden tusschen leer- Afscheid van Ds J. G. L. Brouwer te Alphen. Na ongeveer een 4-jarig verblijl in onze gemeente, heeft ds. J. G. L. Brouwer gis teravond als predikant der Ned.-Herv. Kerk in het kerkgebouw Julianastraat zijn af- scheidspredikatie gehouden. Toen de schei dende leeraar onder het zingen van Ps. 25 1—2 den kansel besteeg, bleek het kerkgebouw geheel bezet. Onder de talrijke aanwezigen zagen wij o.a. de ringpredi- kanten ds. A. W. Voors alhier en ds. Waar denburg van Hoogmade, terwijl mede het dagelijksch bestuur onzer gemeente t.w. de burgemeester en de beide wethouders, de heeren W. J. Sprey en G. M. Herngreen, aanwezig waren. Nadat ds. Brouwer het votum had uit gesproken volgde de gebruikelijke belijdenis des geloofs en werd voorgelezen Johannes 17. Ds. Brouwer, hierna het woord tot de gemeente richtend, sprak ongeveer als volgt: Zij die thans met ons samen zijn en verwachten dingen van me zelf en m'n ar beid te hooren. moet ik helaas teleurstel len. Ook thans heb ik u te herinneren aan het woord dat God mij heeft gegeven hier uit te dragen en het is mijn innigste bede dat het zaad door mij hier uitgestrooid in goede aarde zal zijn gevallen. Dat het u gegeven moge zijn door dit woord u met uw hart tot den Heere te hebben gewend tot heil van uw onsterfelijke ziel. Mogen wij dan ook in dezen avond nog eenmaal zijn saamgekomen om dit woord te beluis teren en zulks naar aanleiding van de tekst woorden uit Johannes 14 6 waar aldus staat geschreven: „Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg. en de waarheid, en het leven; niemand komt tot den Vader dan door Mij." Bij de behandeling van deze tekst in 3 gedeelten sprak spr. allereerst over „Als de weg"; ten 2e „Als de waarheid" en ten derde „als het Leven". Voor de overdenking van deze tekstwoor den zong de gemeente Ps. 91 17. Ik ben de weg, is iets geheel anders dan ik wijs den weg. Mozes als leider van het volks Israël was slechts een mensch; Jo hannes de Dooper als wegbereider en voorlooper bleef ook een mensch. Deze uit spraak van den alleen zallgmakenden Jezus is iets geheel anders. Thomas heeft gevraagd: Hoe kunnen wij dezen weg we ten? waarop Jezus antwoordde hoe moge lijk, dat gij dit niet weet. die Mij altijd heeft gevolgd. Jezus Christus heeft zich in alle eenvoudigheid geheel overgegeven door het leiden tot de heerlijkheid. Onze weg moet door Gods genade met hem in ge meenschap zijn. Onze weg is in Hem te groeien. Zooals het verloren schaap zich laat dragen door den Herder. Die Mij ge zien heeft, die heeft ook den Vader gezien, zegt Jezus in dit zelfde schriftgedeelte. Hoe heerlijk en wonderlijk is dit. Donker was de nacht waarin de ultgestootenen van het Paradijs verkeerden. Die ultgestootenen zijn ook wij. Bannelingen en zwervers ver van het Vaderhuis. Wij weten wel dat wij de ballingschap verdiend hebben en God de Vader in den Hemel terecht toornig is geworden. Maar ziet Jezus Christus is ge komen om het verlorene thuis te brengen. Hij is het die u steeds met uitgebreide ar men toeroept. Hij brengt het verloren con tact tusschen Hemel en Aarde. Houdt niet op met het vurig gebed om op dezen weg te komen. Die zoo in het Geloof leeft, die zal niet anders dan ware zielevreugde lee- ren kennen. Die zal ervaren dat hij niet op zandgrond heeft gebouwd. In onzen tijd hoort men dikwijls de spottende vraag van Pilatus waar is de waarheid? Waar even wel oj de aarde vpel bedrog is. moet men op zijn hoede zijn1. Jezus komt tot ons in allen eenvoud. Hoe zullen wij dan die waar heid kennen? Hoort dan slechts Ik ben de weg. de waarheid en het leven, dit is iets anders dan 't ruwe marktgeschreeuw van de wereld. Bij Christus is geen zelf zuchtigheid. integendeel zelfverloochening, liefde tot den dood toe. Als Hij zegt Ik ben de weg. de waarheid en het leven is er geen reden hieraan te twijfelen. Wij nemen dit aan. Nu is echter de vraag, hoe zult u deze waarheid aannemen, alleen verstan delijk als 'n steenen gedenkzuil. Of als een zaadkorrel die uitschiet als een plant die vruchten draagt. Indien gij in Mijn waar heid blijft zegt Jezus zult gij Mijn discipe len zijn. Groeien in het woord des Heeren. Mocht het woord dat ik u bijna 4 jaar hier heb gebracht, gezegend worden en u dich ter bij het Koninkijk hebben gebracht. Mocht u zich met overgave des harten aar. dit woord geven en dan zult gij uitgroeien! Laat u grijpen door dit woord. Leg geen bedeksels op uw ziel. Wees niet laf. Laat u ontdekken. Het woord is scherp. Doch stompe werktuigen geven immers ook geen voldoening. Zoekt en snijdt de waarheid recht. Ook hier gaat het thans niet om 'n meester en leerling worden gevormd door samenwerking gedurende geruimen tijd aan een wetenschappelijk onderzoek, en dat vele van onze leerlingen na hunne promotie in staat zijn tot zelfstandige be oefening der wetenschap. Niet als een waardeloos overblijfsel uit de middeleeuwen, als een school die voor haar taak niet meer geschikt is, staat onze Universiteit daar, maar als een instelling, die nog ten volle aan haar doel beant woordt te midden van het volle leven, en die door samenwerken van allen die tot die taak geroepen zijn van het grootste belang is en blijft voor maatschappij en wetenschap. En thans aldus spr. rest mij nog de taak mijn waardigheid over te dragen aan mijn opvolger, aan U, waarde Zaaijer. Geboren en getogen aan het Rapenburg te Leiden, onder den klokslag van den toren van ons Universiteitsgebouw, aan wien zouden de belangen van onze Hooge school beter kunnen worden toevertrouwd dan aan U. In 1880 mocht uw vader hier de rectorale waardigheid van zijn voorganger H. Kern overnemen. Hun beider portretten sieren thans onze Senaatskamer. Na uwe afwe zigheid van drie jaren uit Leiden, van 1903 1906 als assistent aan de chirurgische afdeeling van het Binnengasthuis te Am sterdam. zijt gij naar Leiden teruggekeerd, en zijn de pogingen, die men heeft aange wend om u van uw geliefd Leiden te scheiden, niet geslaagd. Het zal u wellicht moeilijk schijnen om naast uw dagelijk- schen veel omvattenden arbeid nog het rectoraat op u te nemen. Maar ik vertrouw, dat de belangen van onze Leidsche Universiteit bij u in veilige handen zullen zijn. en ik hoop dat zij on der uwe leiding een voorspoedig jaar moge tegemoet gaan. Met dezen wensch draag il ik mün waardigheid aan u over. Ds. Brouwer. stichtelijke ure. doch om het behoud van uwe ziel. Zoekt de levende waarheid. Niet als 'n gedenkzuil. Doch een levende wijn rank die steeds uitgroeit en in omvang toeneemt. Bidt God dat Hij u moge stellen onder zijn wacht en waarheid, die u vrij maakt van de wereld en rechtvaardige toorn Gods en ingang geeft tot het eeuwi ge leven. Voor de behandeling van het derde punt werd eerst gemeenschappelijk gezongen Gez. 48 2, 3 en 5. Bij de behan deling van het derde punt; „Ais het leven" zegt spr.; Dit woord heeft Jezus gesproken: op den laatsten avond van zijn leven. Twij felen we nu aan de waarheid? Dit woord juist op den laatsten avond van zijn le ven is voor de wereld onbegrijpelijk. Leven ook wij in de wereld? Te alle tijden zult gij de harde werkelijkheid ervaren dat gij woont in de zondige wereld. Vergeet het nimmer dit woord is een persoonlijk woord, dat tot u allen komt. Mocht het dan ook bij u niet alleen een tijdgeloof zijn, doch als van een levende rank met Jezus Chris tus als het middelpunt. Dat gij dezen weg moogt betreden, waarvan Jezus Christus is de deur. de Hemel zelf. Vervolgens hield de scheidende leeraar de gebruikelijke toe spraken waarbij hij zich allereerst richtte tot zijn collega ds. Johs. Stehouwer, waar bij hij wees op het eensgezind besturen der gemeente gedurende zijn verblijf al hier en hun persoonlijken vriendschappe- lijken omgang. Voorts richtte spreker zich' tot ds. Waardenburg als ringpredikant. tot ds. A. W. Voors dien hij wilde toespreken daar deze hem persoonlijk steeds een va derlijk vriend was geweest. Tevens richtte hij zich tot hem in verband met zijn a.s. jubileum als predikant-directeur der Mar- tha-Stichting. Spr. eindigde met den wensch dat hij na een welverdiende tijde lijke rust ook eenmaal zal mogen ingaan in de rust die overblijft voor het volk van God. Voorts sprak spr. wóórden van afscheid tot ds. De Bruin, den kerkeraad, kerkvoog den. notabelen en allen die een kerkelijke functie waarnemen waarbij spr. ook noem de den concierge van het wijkgebouw „Bethel" om tenslotte met dankgebed te eindigen. Ds. Johs. Stehouwer voerde hierna nog het woord namens den ring en vervolgens namens de gemeente en in het bijzonder namens de wijk Hoorn. Tenslotte werd den scheidenden leeraar door de gemeente nog toegezongen de be kende Ps. 121 4: „De Heer zal u steeds gadeslaan". Van de hierna geboden gelegenheid om persoonlijk afscheid te nemen van ds. Brouwer en zijn echtgenoote werd een druk gebruik gemaakt. PREDIKBEURT. LEIDEN. Geref. Gemeente (Nieuwe Rijn 76): Dinsdag, nam. 8 uur, ds. J. Vreugdenhil van Bruinisse. NED. HERV. KERK. BeroepenTe Vleuten, A. A. v. Stipriaan Luiscius te Zoelen; te Maartensdijk D. Th. Keek te Staphorst; te Hoornaar, T. v. d. Hee, cand. te Veenendaal; te 's-Graven- moer, J. C. v. d. Roest, O.-I. pred. m. v. Bedankt: Voor Leerbroek, B. van Ginkel te Nieuwpoort. GEREF. KERKEN. Viertal: Te Kampen (voor twee vacatu res): B. A. Bos. te Assen; M. v. Dijk, te Nieuweroord; G. M. den Hartogh, te Ha- zerswoude; P. Prins, te Deventer. Beroepen: Te Weesp, J. Overduin, tei Sleen. BOND VAN NED. ONDERWIJZERS. De Bond van Nederlandsche Onderwij zers hield gisteren ln Artis te Amsterdam een algemeene vergadering ter bespreking van de plannen der commissie-Weiter, en de acties, welke tegen deze plannen die nen te worden gevoerd. Na een rede van den voorzitter, den heer J. P. W. v. d. Sluys sprak nog de heer Theo Tyssen, waarna het congres een motie aannam, waarin geprotesteerd werd tegen de voor stellen in het rapport-Welter ten opzichte van het onderwijs, nu in ernstige tijds omstandigheden als de huidige, verster king der volkskracht door een betere ver zorging van de jeugd eerste eisch is. ne bond vraagt van de volksvertegenwoordi ging, dat zij het onderwijs zal verdedigen tegen eventueele regeeringsplannen in den geest van het rapport-Weiter, en wekt alle voorstanders van goed onderwijs op tot strijd tegen de vernieling, en vóór verbetering van het Nederlandsche school wezen. Verder doet men een ernstig beroep op regeering. volksvertegenwoordiging en gemeentebesturen om: le. niet over te gaan tot verlaging van den steun aan de werkloozen; en de reeds toegepaste ver slechtering in de steunverleening onge daan te maken; 2e. al die maatregelen te treffen welke kunnen dienen om "te zor gen, dat in de dreigende zware winter maanden alle kinderen voldoende gekleed en gevoed ter school komen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 9