EEE3L
irgang
Donderdag 8 September 1932
No. 37
JENNENHEUVEL
IN HET BAD
door
bE LILLE HOGERWAARD.
Hoofdstuk XVI.
Slot.
werden de drie patiënten niet
en hoefden zij dan ook niet
te blijven. Bob beweerde, dat
druiven en de pruimen kwam
terwijl zij haar nichtje lachend
|sft ons alle drie beter gemaakt!"
in het logéetje plotseling een
(hij wilde later immers dokter
ek even nadenkend en beweer-
iLoek Tante Dokter en ben ik
Ier!"
|hten, niet zoozeer om hetgeen
wel om den grooten ernst,
lij deze woorden uitsprak,
pl de zieken (Moeder noemde hen
„gezonde" zieken) nog eenige
arrest hadden, werden zij toch
(vóór het eind der vacantie door
genezen verklaard. Dat waren
lagen, waarin zooveel mogelijk
Uitenlucht genoten werd en de
I" het weer druk kreeg. Maar
let tegen een ritje op en Oom
■kranige chauffeur, al evenmin:
Bt toch afscheid nemen van alle
les! En natuurlijk moest er vcr-
Igeplukt worden. Er werd dus
pe heidetocht uitgeschreven en
hei hier en daar wat bruin
(vorden, waren er toch nog ge-
te vinden, waar zij in al
Ibnheid bloeide,
prde steeds meer de dag, waarop
Arnhem gebracht zou worden,
fader en Moeder in den trein te
lengde gevoelens zag Loek dien
loet.
éénen kant verlangde zij heel
lrader en Moeder. Vader was nu
Ier geworden en had zulke dikke
(wangen gekregen, dat hij zoo-
reef bang wa£, niet dadeljjk
[dochtertje herkend te worden,
h Vader en Moeder veel te ver-
Iben en Vader en Moeder haar
look! Wel hadden zij elkaar heel
Th reven, maar er gaat toch niets
gesproken woord
anderen kant speet het haar
|d te moeten nemen van Dennen-
1 zijn bewoners. Zij was zoo ge-
fdeze vroolijke omgeving en had
een enkel klein onweersbuitje
één gevoeld met dit gezin, dat
"-nlijk niet goed voorstellen kon,
wser zonder hun gezelschap te
ten. Wat zou ze Tante Truus
Bert missen! En Miek! zonnige
ie ze zoo heel graag wilde
en Hans had ze twee aardige
nee, broertjes gevonden en
[stellen moest zonder Jaapje en
as iets, waar ze zich maar niet
1 te denken! Zij nam zich voor
J vragen, of Miek en de kleintjes
ftvacantie bij hen mochten komen
floeder zou 't stellig goed vinden
edachte zou het naderend af-
r zij als een berg togen opzag,
ï'lijk maken.
Zoo brak de dag aan, waarop Loek
's morgens met de volgeladen „familiekar"
naar Arnhem gebracht zou worden.
Den vorigen avond had zij een lang ge
sprek met Tante Truus gehad, toen deze
haar nog eens voor het laatst kwam toe
dekken. Tante begreep zoo goed, dat het
wel eens moeilijk voor Loek geweest was
te zijn, zooals zij moest zijn, maar zei
toch ook
„Je moet altijd maar probeeren meer aan
een ander dan aan jezelf te denken, lieve
kind. Ik geloof, dat dit het geheim van
onze Miek is!"
Ja, dat meende Loek ook stellig en ze
nam zich voor, Miek in gedachten mee
naar Amsterdam te nemen. Ze kon immers
niet meer buiten dat lieve, zonnige nichtje!
Vroeg werd er dien morgen opgestaan.
Hoewel Loek's koffer den vorigen dag reeds
gepakt was, had zij nog tal van zaken, die
in haar handkoffer geperst moesten wor
den. Waar op eens alles vandaan kwam?!
Loek begreep het niet. pn hoe kreeg zij
het er allemaal nog in? Maar ze wist dan
ook niet, dat Tante Truus en Miek tusschen
haar goed allerlei kleine verrassingen,
herinneringen aan Dennenheuvel en ver
snaperingen in „gesmokkeld" hadden, die
zij in het grootste geheim met de anderen
bijeen gebracht hadden, zoodat Loek er
zelfs niet het flauwste vermoeden van had.
Ze zou 't bij 't uitpakken in Amsterdam
wel merken en dan was 't immers vroeg
genoeg
Lang vóórdat het uur van vertrek was
aangebroken, stond Loek al klaar met haar
handkoffertje, dat dank zij Tante's be
kwame pakkunst toch nog alles bevatte,
wat Loek er aan had willen toevertrouwen.
In haar verbeelding duurde het vreese-
lijk lang, vóór de „familiekar" uit de
garage werd gereden. Maar dat kwam
natuurlijk, doordat ze zoo naar Vader en
Moeder verlangde
Eindelijk stapten allen echter in en ging
het regelrecht naar het station in Arnhem.
Gearmd met Miek liep Loek weldra op het
perron Ook Miek speet het, afscheid van
haar nichtje te moeten nemen. Ze had haar
maar al te graag op Dennenheuvel willen
houden. Maar dat ging natuurlijk niet!
Daar werd in de verte een rookpluim
zichtbaar, welke al nader en nader kwam
en nu duurde het niet lang meer, of de
zware D-trein kwam met dreunend geweld
onder de kap, om er al snuivende zijn
vaart in te houden en te stoppen.
Loek had al afscheid genomen en stapte
nu vlug in. Ze had Moeder reeds gezien
en deze liep haar tegemoet. Dat was een
heerlijk weerzien! Samen spoedden zij zich
naar Vader, die zijn dochtertje hartelijk
omhelsde.
„Wat bent u verbrand, Paps! En wat ziet
u er gezond uit!" riep Loek.
,,'t Zelfde kan ik van jou zeggen, Loekie!
zei Vader.
Oom en Tante stonden nu met de jeugd
vlak vóór het raam, waarachter de drie
reizigers zich bevonden en er werden nog
haastige woorden gewisseld over „goede
gezondheid", „mooi vacantie-weer „best
uitzien" cn „heerlijke weken".
Maar de machinist had alweer haast en
weldra zette de trein zich dan ook opnieuw
in beweging, 't Ge wuif en gezwaai was niet
van de lucht. Op 't perron stonden dc be
woners van Dennenheuvel nog te wuiven,
totdat de trein eindelijk hoelemaal uit het
gezicht verdwenen was.
Heerlijk lusschen Vader en Moeder in ge
zeten, koek Loek van de een naar de ander.
Eén traan was over haar wang gebig
geld. Die gold de achterblijvenden op het
perron, van wie zij noode scheidde. Maar
't was net, of dc andere helft van haar
gezicht lachte: zóó blij was ze, weer bij
Vader en Moeder te zijn.
Er was iets in haar uiterlijk gekomen,
dat Moeder er vroeger niet in aangetroffen
had, doch dat haar niet ontging. Het ver
blijf op Dennenheuvel had Loek in meer
dan één opzicht goed gedaan!
En toen Loek haar Moeder dien eersten
avond in huis vroeg, of Miek en de kleintjes
met Kerstmis mochten komen logoeren, ant
woordde Moeder:
„Ik vind het goed op één voorwaarde en
die is: dat we Bob en Hans in de Paasch-
vacantie een beurt hopen te geven. We
mogen geen onderscheid maken!"
„Hoera! Hoera!" juichte Loek.
Den volgenden dag schreef zij een langen
brief aan Oom en Tante, geen gewonen
„nogmaals" brief! Neen, deze bedankbrief
was iets heel bijzonders, zooals ook haar
logee ren op Dennenheuvel in het teeken der
bijzonderheid gestaan had. En natuurlijk
vergat zij niet over de aanstaande logeer
partij in Amsterdam te schrijven!
Dit aardige plan was een goed besluit
van de heerlijke vacantie op Dennenheuvel
doorgebracht!
EINDE.
(Nadruk verboden).
In 't kleine kinder-kamertje
Komt 't zonlicht door de ruit.
Daar zit ons broertje in het bad
Met o zoo'n oolijk snuit!
Hij krijgt vandaag 't is eerlijk waar! -
Een extra groote beurt.
Want, weet je, 't is sinds gisfren toch
Geen enk'len keer gebeurd!
Dat heerlijk badje eiken dag
Vindt kindje toch zoo fijn.
En als 't aan hem lag, zou hij wel....
Altijd in badje zijn!
Maar heusch. dat kan nu eenmaal niet.
Al is 't ook lekker frisch!
Want broertje is een kindje en
Een kindje is geen visch!
R. ASCHER—VAN DER MOLEN.
(Nadruk verboden).