„de bouwkunst in de omgeving. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 3 September 1932 Vierde Blad No. 22226 Voordwijkerhout bewaart, even- Voorhout, de herinnering aan die zich in vroegeren tijd feiinzoom uitstrekten. Zeer oud L|e en waarschijnlijk is de ves- [zich in den schemer der tijden L,oud als Noordwijk. De Goo- jjn naam n°K ontleent aan den n Nordgo. zal wel de oudste ver- sschen Nordgo en zijn hout ge vormde ingezetenen tot de Staten van Hot land en West-Friesland met de vraag een te mogen hebbenDuwerS nes Cornefi11 en ln 1581 deed dr- Johan- nes Cornells zyn Intrede en betrok het voormalige pastoorshuls als woning In QaL, ï°iLde2e Predikant naar Lisse. De bihïi j LJiden, waartoe Noordwljkerhout besloot nu de kleine gemeente te combineeren met Voorhout. Deze toestand bleef hl ^°°rbwij toerhout zeer nadeelig was bérit t0,1 1647' l<*n het weer in 't ril eigen dommee kwam. indruk van de heftige beroeringen 1618rasachiP<J11fnMt€nJpr001 was omstreeks' 1618, schijnt te Noordwijkerhout dieper te zijn geweest, dan alles wat 40 a 50 jaren vroeger was voorgevallen. Waarschijnlijk trof die „troebel" meer hluw I? 1618 de kerk afbrandde. Dit wXian* ee,1 ResoIuti« der Staten van Holland van 14 Juli 1618 en verder uit de kerkrekeningen van 1619 en verder. Ze werd onmiddellijk weer opgebouwd, behou dens het koor, dat nog lang in ruïne bleef liggen. Oude platen geven dan een kerkje te aanschouwen behalve de torenbeuken, bestaande uit drie traveeën. Later zijn de ruïnen van 'het koor ver wijderd en werd de kerk met twee tra- veeen vergroot. Een en ander kon de Gemeente uit eigen middelen met steeds betalen. We lezen, dat b v. in 1647 de Gemeente niet meer dan 10 vrouwelijke en 6 mannelijke lidmaten telde, en in 1680 was het totaalcijfer tot 38 geklommen. Na dien tijd gaat het lang zaam vooruit en dat het kerkje te Noord- DCoo *vS w iy'k.e v—"floui in. We herinneren ons dat deze langs den blnnenvoet der duinen naar Haarlem en waarschijnlijk (lijk de belangrijkste weg langs eek is geweest. te Noordwijkerhout reeds zeer kapel zijn geweest, reeds vóór i aardige boekje „Herinneringen Ned.-Herv. Gem. te Noordwijker- tschreven door den heer M. J. i in 1894 uitgegeven door ds. J. in Broek, vinden we de opmer- s zeker mag men aannemen, dat ienwoordige plaats reeds in 1378 :bouw stond." tijd wordt er een pastoor te erhout genoemd en men neemt het in dien tijd een parochie t altijd wel prettig, wanneer re- giftbrieven, resoluties en derge- tichting van een bepaald gebouw ekeren tijd bevestigen, doch wie met de oude bouwkunst ver wilt te raken, snuffelt niet in de ats in de archieven, doch bekijkt es. steenverband, ornament en zaken, die in tijden met uitge- tijlvormen een onmiskenbaar ka- ertoonen, waardoor een ruwe van den ouderdom mogelijk is. M van stijlkundige beschouwing «r Wuyster veilig kunnen schrij- ler mag worden aangenomen, dat tegenwoordige plaats reeds vóór kerk of kapel stond." men dat onmiddellijk opmerken toren, die zuiver Romaansch van en achter dien toren zal naar whijnlijkheid toch ook een Ro- kapel hebben gestaan, behoo- 4e Noordwijksche parochie. is Romaansch en na 1200 "ten niet meer in Romaanschen toste geleding van den toren, die tijd vóór de kerk moet hebben vertoont aan de vier zijden in kt rondbogig galmgat. Deze nis is 1 afgedekt door een fries van drie bies rustende geprofileerde rond- t muurwerk is weinig te zien aan horen is gewit. pnwel nog iets anders. De toren tos een Westelijken ingang. Deze «staat evenwel cinds 1760. Vóór lezat de toren, als de meeste Ro- fhorens, geen ingang aan de bui- ia 6e kerk was tegen den toren pes of balcon gebouwd, dat men P1 Jan een trap kon bereiken, f oordes voerde een deur naar ■verdieping van den toren. En ®tschijnlijk wel een luik geweest, ïn? een 'adller toon laten afzak- o landlooper of boosdoener voor ."achten gratis logies te geven. n.~lto is het achtergebouwde t n, eeuw. toen Noordwijker- L™n vermoedt, een zelfstandige w herbouwd en vervroot. De ibe v waarschijnlijk reeds inge- rj verschillende prenten, die de ik Seven in de 17de eeuw. ver- r tooor van Gothische bouw- ooïï dat tijdens de Spaansche e kerk kerto te Noordwijkerhout "i veil5? ln de buurt van Leiden «molesteerd is. De heer Wuys- oe oude archiefstukken neï- r"sr »Srvan te hebben gevon- |4e eosJ, m°et zij dan heel sooe- 'ehstoefeningen der Her- ^...'Ofeedheld zijn gebracht erW en kapelmeesters van 18 ln iwi>n Langeveld wendden thet een aantal Her- RÜ een van mijn bezoeken viel mijn aandacht op een typisch oud geveltje uit de 17de eeuw waarvan u hieronder een schets vindt. We zien hoe de gevellijn af gedekt is met zwenkende banden hoe mid- it, den topgevel een console vooruit- sprint die eental draagt. De topgevel is f£mmetrisrh terwijl de symmetrie ver- frZn is ln' de grondverdleplng. Dikwijls br°toen lsn d oud-Hollandsche bouw ontmoeten we in ver(JeeUng Vo,_ kunst deze TOnden onze voorvaderen kÏÏ?e2.SSie genoeg Er moest wat afwls- Sltaglijn: dat bevredigde den aangebo- '^etevel^totaterên tijd gecement. wijkerhout er thans zoo aardig uitziet en ook van binnen een rustigen vriendelijken indruk maakt, is te danken aan de offer vaardigheid der Gemeente. Het orgel, in 1841 ingewijd bevindt zich waar vroeger voor 1760 de ingang tot den toren was. Als bijzonderheid deelen we nog mede, dat zich sinds 1620 in de kerk bevindt de grafkelder van Andries van Bronchorst, heer Van Vliet, van Lage en Vrije Boeck- horst en zijn echtgenoote Anna van Woer den. 't Is een gewelfde kelder, van binnen voorzien van ijzeren roosters. Er boven ligt een gebeeldhouwde zerk, terwijl het gat van de trap afgedekt is met een zerk waarin de woorden: „Ostim monumenti", letterlijk „de mond van het gedenkteeken" zijn gebeiteld. Zoo heeft bijna ieder kerkje in den om trek van Leiden zijn eigen geschiedenis en bijzonderheden, die op eene of andere wijze getuigen van de voorgeslachten, die eens het licht der zon aanschouwden en hun vreugde, leed en hoop hadden, zooals ieder onzer die thans nog heeft. De tijden wisselen en de mcnschen wis selen, alles wordt geschiedenis. Doch de geschiedenis is de neerslag van het leven der voorgeslachten, hun bouwen en wer ken, hun practijk en hun ideaal. Zij is tevens de spiegel voor het leven van het heden, de toetssteen voor ons willen en kunnen, voor ons idealisme. Ik heb boven dit artikel een schets van het kerkje geplaatst. In werkelijkheid is het- veel aardiger, omdat de achtergevel bijna geheel bedekt is onder klimop en de geheele omgeving een landelijk of liever een mooi gesloten dorpskarakter draagt. OM EN UIT HET LEVEN VAN NAPOLEON, vn. „Hij zal het ver brengen, zoo de omstan digheden hem gunstig zijn". Aldus luidde een getuigschrift, door een leeraar in de geschiedenis aangaande Napoleon gegeven, toen deze nog op de krijgsschool te Brienne was. Wil men nog iets meer weten? De aanteekening van den leeraar bij den naam van den jongen Bonaparte is vrij uitvoerig: .Monsieur de Buonaparte. Napoléon, geboren den 15en Augustus 1769. Leng te: 4 voet, 10 duim, 10 streep: sterk gesteld, uitmuntende gezondheid; ge hoorzaam. Heeft de vierde klasse ach ter dan rug. Is eerlijk en erkentelijk. Zijn gedrag is zeer regelmatig. Hij heeft zich steeds onderscheiden door zijn vlijt bij de wiskundige vakken: kent vrij goed de geschiedenis en de aardrijkskunde; hij is zwak in de amu sementsoefeningen. Zal een uitmun tend zeeman zijn. Verdient tot de Ecole de Paris toegelaten te worden. „Corsicaan van natie en van karak ter." En dan dat zinnetje; .Hij zal het ver brengen, zoo de om standigheden hem gunstig zijn." Inderdaad; „hij" heeft het ver gebracht, het kleine kereltje, dat. zestien jaar oud. den len September 1785 als tweede luite nant de Militaire Akademie te Parijs ver laat, als „tweede luitenant van de compag nie bombardiers". De omstandigheden, ern stige en gunstige, helpen hem opvoeden. Zijn vader is gestorven. De Bonapartes hebben het moeilijk. Het jonge luitenantje is een krachtige steun voor de moeder. En om hem heen in het groote Frankrijk, broeit en gist het. In de breede volkslagen is een strooming merkbaar, die nog geen vier jaar later zal worden tot een Om wenteling. Daarmede zal zich het terrein openen, waarop Napoleon's stijgende le vensbaan zich zal inkerven. Zoo zijn de omstandigheden hem gunstig. Vroeg wordt I hij zelfstandig, kent hij zorgen, verant woordelijkheidsgevoel, plicht om te helpen. Gelijktijdig bereidt zich een toekomst voor, waarin mannen met groote gaven naar den voorgrond kunnen treden. Heeft de leeraar te Brienne het nog beleefd, dat Toulon aan de Engelschen ontwrongen werd, dank zij Bonaparte, dan zal hij zich zijn getuigschrift herinnerd hebben en gezien, dat zijn kleine, schrandere en nauwgezette leerling het ver had gebracht, beloond als deze werd met den rang van brigade-generaal der artillerie op vier en twintigjarigen leeftijd, weldra gevolgd door zijn benoeming tot opperbevelhebber der artillerie van het leger in Italiè. En welk een hoogten zouden daarna nog be stegen worden! Tijdgenooten en nageslacht hebben om Napoleon's naam de schelste kleuren van haat of bewondering aangebracht. De tijd, do rustig voortschrijdende, tempert en schept rechtvaardiger oordeel. De felheid van verbittering, de gloed van vereering verminderen in der jaren loop. De gewel dig veelzijdige figuur van Napoleon vindt op een grooten afstand van tijd eene be lichting, die tot juister beoordeeling in staat stelt. Voor Napoleon's tijdgenooten, noch voor hen, die onmiddellijk na hem leefden, was het mogelijk, hem in onpar tijdigheid te zien. Thans, ruim honderd jaren na zijn dood, is de beoordeeling ob jectlever. ziet men in vergelijking met vroeger hem minder eenzijdig als oor logvoerder. en meer als organisator. Doch het heeft lang geduurd, eer er maat werd gebracht in de beoordeeling. Bij de nauw keurige geschiedschrijving van thans, bij de nauwgezette napluizing van archieven, die zich voor de onderzoekers openen, is het voor de XXe eeuw minder moeilijk dan voor haar voorgangster om een juis- ten blik te krijgen op hem. Om de afme tingen van een groote gestalte te beseffen, moet men op een afstand staan. Het is opvallend, hoe overdreven over Napoleon is gedacht. De geestige verplaat sing van hem naar het gebied der mythen, waarover ik mijn vorig artikel schreef, zou destijds hier en daar in allen ernst aanvaard hebben kunnen zijn, zoó hoog was in sommige kringen de vereering voor hem. Deze verloor de normale afmetingen. Dat dit in Frankrijk plaats vond, is nog te begrijpen. Bevreemdend is echter, dat ook in andere landen een haast onbe grensde Napoleon-vereering werd aange troffen. Niet de vereering tijdens zijn le ven: die kan uit vrees of vleierij zijn voortgekomen, maar eene vereering lang na zijn dood, toen er van hem niets meer te duchten was. Van eene dergelijke ver eering zijn voorbeelden, die altijd weer de uitspraak bevestigen, waaraan ik mijne aanteekeningen „om en uit het leven van Napoleon" vastknoopte: „on pariera de sa gloire" „van zijn roem zal men ge wagen." Welk een diepen indruk heeft Napoleon, hebben zijn daden achtergelaten, dat er zoo met hem werd gedweept, gedweept ver buiten de grenzen van Frankrijk! In 1842. dus een en twintig jaar na zijn dood, verschijnt te Brunswijk bij de uit gevers Von Ochme en Mülier een Napo leons-Album. Eduard Brinckmeier stelt het samen. De illustratie is van Vernet, Adam en A. Meijer. Tegenover het titelblad een reproductie in goudbrons van Napoleon's beeld, zooals het op de Vendöme-zuil te Parijs staat. Het album bevat een kleine honderd gedichten op of ln verband met Napoleon. Op vier plaatsen onderbreekt een „kroniek" van zijn leven de opeen volging der dichterlijke ontboezemingen. Het is een minutieuze kroniek, aanvan gend den 15en Augustus 1769 Napo leon's geboortedatum en eindigend den 15en December 1840 dag der bijzetting van Napoleon's lijk in den Döme des In valides te Parijs. Tusschen die twee data honderden aanteekeningen. Het is, alsof een pieuze hand alles bijeenzocht wat op „hem" betrekking had en als kostbare herinneringen voor het nageslacht be waarde. Ik laat even den samensteller van het album aan het woord. Uit zijn „voorrede" neem ik deze aanvangsregels: „Geschiedschrijvers, philosophen, staatslieden en krijgers hebben den heros gevierd aan wiens naam dit al bum is gewijd; de begaafdste schilders en beeldhouwers verheerlijkten zijne daden en luid bewonderingwekkend kjinkt de naam Napoleon in elk ge moed, dat in staat is geestdrift te ge voelen voor het waarlijk verhevene. Zoude in den bond der kunsten slechts de dichtkunst ontbreken? Zoude zij niet vóór alle zich geroepen gevoelen den lauwerkrans op het graf van den grooten man met de stralende glorie van het lied te omgeven?" De samensteller wil tegenover hem, die eenmaal de vijand van Duitschland was, geen rancune laten gelden. Integendeel: hij wil hem recht doen wedervaren in zijn grootheid. Dc vijand is dood: zijn beeld behoort a^n de geschiedenis, aan de poëzie, zooals Alexander, zooals Caesar, zooals Karei de Groote. daaraan behooren. „In Napoleon zoo lezen we was meer dan Karei, dan Caesar, dan Alexander. Nooit zag de wereld zijn gelijkemisschien waren er geleerder, geestiger, edeler, dap perder mannen dan hij, doch nimmer een, in wien dat alles als ln een brandpunt ge concentreerd was; nimmer een, die, als een profeet, zóó diep doorzicht had in zijn tijd en met zooveel kracht de teugels van het lot in zijn vaste hand wist te houden. De schaduwen, die over zijn karakter la gen, zijn door zijn tegenspoed verhelderd en weggewischt, zijne dwalingen door den dood verzoend en zelfs de Dultsche patriot, die het meest van vaderlandsliefde gloeit, mag en moet in hem erkennen en bewon deren zoowel zijn verbazingwekkende grootte als het buitengewone zijner ver schijning." Osslan's helden prezen eerst dan een ge vallene gelukzalig, wanneer hij de wijding van het lied had ontvangen. Eveneens acht de samensteller van het album het een plicht der dichtkunst, aan „de schim van den grooten doode" zulk een eerezuil te wijden. De geestdriftige bewondering der edelste dichters van alle natiën, zegt hij, is de zekere waarborg voor Napoleon's grootte. Zooals men ziet, het enthousiasme voor Napoleon was groot ln den Jare 1842 ln het Duitsche land Natuurlijk zijn in dezen dichtbundel de stukken poëzie opgenomen, die heel de lezende wereld kent: Heine's „Grenadiere" en. ln goede berijmde vertaling, Béran- ger's „Les souvenirs du peuple" en Victor Hugo's ,Le retour de l'Empereur". Dan ge dichten van Edgar Quintet en Caslmir Delavigne, van Manzonl en Tegner, door bekwame vertolkers in het Duitsch weer gegeven. Daarnaast tientallen uitingen van Duitsche poëzie, waaraan de namen Chamisso, Freiligrath, van Platen, Gaudy Rückert en dertig, veertig anderen zijn verbonden. Het is een front maken voor het genie van den heerscher, aan wien een eerbiedig eeresaluut wordt gebracht. Zijn herinnering wordt omhuld met een haast bovennatuurlijken. mystischen glans, evenals de illustreering zijn lijkbaar, zijn graf, zijn „terugkeer" naar Parijs omtee- kent met schimmen, die de wacht houden, of voor hem uitzweven om met klaroen geschal zijn baanbrekers te zijn. Allen, die hem bezingen, schij nen vervuld van de gedachte, in een epiloog door Eduard Fink uitgedrukt: „Dieser Stern für alle Zeiten: Der bist Du .Napoleon"! In alle gebeurtenissen van zijn leven vinden de Duitsche dichters aanleiding hem te verheerlijken. Het wlegeklnd Na poleon, zoowel als de knaap en de man. dragen de stof aan voor het dichtsel. Hij wordt „der Mann des Jahrhunderts". ..de man der Eeuw", genoemd, die met het zwaard des geestes het lot in het strijd perk overwon en het dwong hem te die nen. Hij is de beheerscher van kracht en gedachte, de geesel en de afgod der men- schen, aan wien. toen hij nog een knaapje was. de zigeunerin glorie en macht, een heldenleven en een martelaarsdood voor spelde en aan wien die voorspelling hon derdvoudig bewaarheid werd. Volkeren zul len aan zijn voeten liggen en van hem het woord der bevrijding hooren. Zijn wils kracht zal de zwakken bezielen en Europa zal worden herboren door den dadendrang van dezen machtige. Dan zal zijn levens taak zijn geëindigd en op het rotseiland in de verte, terugblikkend naar wat hij schiep, zal hij stil den dag afwachten, waarop hij rekenschap zal kunnen geven aan de allerhoogste macht van al het groote. dat zijn werk was op de aarde. En dan. dan. zal de wereld vervuld wor den van zijn grootheid. De gestorvene zal wraak nemen op den smaad, den levende aangedaan. De poëzie der trouwe aanhan kelijkheid zal zijn herinnering tooien. De diepste vereering zal zich uiten" ln won dervolle verhalen omtrent hem. in voor stellingen van kunst, die de fantasie op riep om een hem waardig beeld te kun nen scheppen. Sagen gaan van mond tot mond: luister stil! 'sNachts ter twaalfder ure verlaat de tamboer zijn graf en met zijn ontvleesde handen slaat hij de trom mel van alle zijden komen zij aan. dl» ge vallen zijn ln sneeuw en Ijs van het hooge Noorden of bedekt werden door het heete woestijnzand, de hooge maarschalken en de eenvoudige soldatenDan nadert de groote veldheer: langzaam rijdt hij na derbij, omgeven door zijn staf. De geweren worden gepresenteerd: de man met den kleinen steek fluistert het wachtwoord, dat verder wordt gegeven van oor tot oor. De legerscharen zetten zich in beweging; zij trekken voorbij, langs hun keizer. Dies ist die grosze Parade lm elyseischen Feld. Die um die Zwölfte Stunde Der todte Casar halt. Zóó heeft Duitschland gedacht na Napo leon's dood en zijn tribuut betaald aan het genie van den grooten heerscher. Zoo hebben andere volken hem vereerd. De „Napoleon-legende", de legende van het buitengewone, bleef voortduren en men zou zeggen, dat zij met nieuwen glans her leeft. De literatuur onder dagen is vol van den kleinen Corsicaan. die de groote we reldveroveraar werd. en getuigt een eeuw na Béranger. evenals deze: „On pariera de sa gloire" „van zijn roem zal men ge wagen". A. J. BOTHENIUS BROUWER. RECLAME. GEEN CADEAUX Eïtf ioo%waardevooruwgeLd 20 Zambos Sigaretten 25 cents. 1144 Een merkwaardig verschijnsel in den dampkring. L Het onderwerp van het meteorologisch artikel, dat ik nu en dan voor de lezers van dit blad schrijf, is dezen keer een zeer merkwaardig, ln zekeren zin heel gemak kelijk waarneembaar, maar toch vrijwel algemeen onbekend verschijnsel in den dampkring. Dit verschijnsel is in de mete orologie bekend onder den naam turbu lentie in den dampkring. Ik wil beproeven in dit en het volgende artikel den aard van dit verschijnsel en zijn beteekenls voor den dampkring in het algemeen te beschrijven. In de eerste plaats de aard van het verschijnsel. Wanneer wij in stroomend water letten op de beweging van het water, dan zien wij daarin allerlei bewegingen, die iets anders zijn dan het regelmatig voortstroo- men van het water. Wij zien in den stroom plekjes, waar het water als het ware klei ne draaikolken vormt, waarin het snel rondom een zich verschuivend middelpunt wentelt. Het treedt voornamelijk op bij den oever van een rivier en bij hindernis sen, die de stroom ondervindt. Deze wa terbeweging is een z.g. turbulente be weging. een draaikolkbeweging. In den dampkring kunnen luchtstroo- men op dezelfde wijze turbulent, d.i. kol kend ln beweging zijn. In een helderen dampkring, die er van den grond af ge zien als een gelijkmatig geheel uitziet, of liever gezegd, waaraan men in het geheel niets ziet, zal men geen turbulente be wegingen kunnen opmerken, hoewel zij wel aanwezig kunnen zijn. Men kan er daarentegen wel iets van waarnemen, wanneer de luchtstroom vermengd ls met iets, dat hem zichtbaar maakt. Dat iet» kan bestaan uit wolken, maar daaraan kan men niet altijd turbulente bewegingen waarnemen, tenzij men daarvoor een ge oefend oog bezit. Maar dat iets kan ook rook zijn. Wanneer uit een hoogen fabrieksschoor steen een rookkolom te voorschijn komt, kan men het volgende opmerken. Ten eerste komt de rook met een zekere drift uit den schoorsteenmond. Hij welt als het ware met kracht eruit te voorschijn. Zoo dra hij echter den mond verlaten heeft, wordt hij door den wind gegrepen en drijft met meer of minder snelheid af. Daarbll kunnen wij echter twee merkwaardige verschijnselen waarnemen, waarop echter door niemand gelet wordt, zooals veelal het geval ls met dingen, die wij dagelijks onder de oogen krijgen en die wij daarom niet meer als Iets bijzonders be schouwen, wat daaruit te leeren is. Bij zwakken wind zien wij zoo'n rook- straal naar boven gaan. soms, als zeker meteorologische omstandigheden daarto» gunstig zijn, heel hoog opstijgen, waarbij echter altijd de rookstraal zeer gauw hoe langer hoe breeder wordt en daarbij vrij plotseling schijnt te eindigen. Is er veel wind, dan wordt de rookstraal snel mede gevoerd, maar daarbij wordt hij eveneens snel breeder en schijnt op een paar hon derd meter van den schoorsteen opgelost te zijn. In beide gevallen (andere zijn er niet) blijkt dus de rookstraal in een breede pluim uit te loopen en de rook als het ware geheel in de atmosfeer op te lossen. Wij kunnen hiermede een proef in het klein nemen met een sigaar, waarvan wij den rook op verschillende manieren ulti den mond blazen, door een nauwe spleet, door een wijde opening, heel zacht, met groote kracht enz. Altijd zullen wij het zelfde Zien: de rookstraal verbreedt zich snel en wij slagen er nooit ln den rook verder dan een paar meter weg te blazen. Alleen in een bijzonder geval vormt zich een rookkring, een vörm van turbulentie, die ons Ineens de oorzaak van de ver breeding van den rookstraal doet kennen. Wij zien nl. dat zoo'n rookkring snel groo- ter wordt, maar wij zien ook, dat de rook in den ring in de rondte draait en wel zoo, dat de deeltjes aan de binnenzijde van den ring zich bewegen in de richting van den rookstraal en dat zij na een kwart-omdraaiing zich rechtstreeks naar den rand van de straal bewegen, om aan de buitenzijde van den ring een terug gaande beweging t.o.v. den rookstraal en na driekwart-omdraaiing een naar den straal zelve te krijgen. Daar dc ring zelve zich voortbeweegt in den stroom van uitgeblazen lucht, legt ieder rook- öeeltje een eigenaardige spiraalvormige baan af en heeft daarin sterk afwisselende snelheden t.o.v. de omringende lucht. De turbulente beweging ondervindt dientenge volge een remmende werking, welke weder wordt overgebracht op den luchtstroom, waarin de turbulente beweging optreedt; tengevolge daarvan komt een turbulente luchtstroom spoedig tot staan, wanneer geen kracht er op blijft werken, die hem in beweging houdt. Dezelfde remmende werking ls dan ook oorzaak, dat de uit geblazen straal sigarenrook zoo spoedig tot staan komt. Men zal gemakkelijk kun nen constateeren, dat hard uitblazen niet» helpt, want daardoor wordt slechts de tur bulentie versterkt en daarmede de rem mende werking. Verder leert ons ook de schoorsteenrook, dat een luchtstroom, die zich voortbeweegt ln een omgeving van lucht van eenigszini andere gesteldheidnl. rookvrij, kouder, misschien ook droger) altijd tot turbu lentie overgaat. Wij moeten dit goed ln het oog houden. Door den schoorsteenrook onder verschillende omstandigheden gade te slaan, zal men spoedig de bijzonder heden van de turbulente beweging op merken, dat dc rookstraal onder alle om standigheden zich verbreedt en gaande weg in den dampkring oplost. De aan den rand van den rookstraal zich bevindende rookdeeltjes geraken nl. tn de omgevende lucht en blijven daarin achter. Een andere vorm van atmosferische tur bulentie kunnen wij waarnemen bij de stapelwolken, die ook altijd een min of meer breeder wordende kop hebben. Ver schillende andere wolkensoorten vertoonen aan dc randen kolkende bewegingen en als men daarop goed acht slaat, zal men ge waar worden, dat de wolkenflarden aan den rand snel in de omringende lucht op lossen, evenais de sigarenrook. Nog andere uitwerkingen van de turbu lentie kan men in den dampkring waar nemen, o.a. bij op groote hoogte uitge strooid zand of bij papiersnippers. Bekend zijn de wolken van reclameblljetten, die uit vliegtuigen worden geworpen en die zich voor het bereiken van den grond, over groote ruimten verdeelen. Over de beteekenls van turbulentie in den dampkring voor het weer en voor enkele andere praktische aangelegenheden' hoop ik in het volgend artikel te schrijven, (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 13