Oude bouwkunst in de omge Echt en go LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad Vrijdag 5 UIT HET NEDERLANDSCHE PARLEMENT BRIEVEN UIT BERLIJN. LONDENSCHE BRIEVEN. CORRESPONDENT^ door D. HANS. VACANTIE. Nu Ugt het Binnenhof als de Schoone Slaapster ln het Bosch Want: het parlement Is naar huls, en de stoere lichamen van Hollands moderne regenten worden voorloopig niet gezien op het his torische Plein. De gidsen leiden er vreemdelingen rond en laten hen in de Ridderzaal zien en de Parlementsgebouwen en boven in de klok op den hoek de twee vergulde mannetjes en beneden de fontein met het beeldje van den Roomsch-Koning en de vreemdelingen vinden het natuurlijk ont zaglijk interessant. Maar de grootste be zienswaardigheden zijn wég, de 150 ladies and gentlemen, die op hun stoere ruggen, in hun sterke handen en in hun heldere kofipen de levensbelangen dragen van het Nederlandsche volk. ZIJ hebben vacantie. Ik zie Suze, kortgerokt, loopen te Joe- delen ln de Alpen van Tyrol; ik zie Blom- Jous in een Venetiaanschen gondel, drij vende in manenacht; ik zie Kersten in Parijs bij de nieuwste revue en Duymaer van Twist vlsschend naar pietermannen ln de Noorsche fjorden. Ze doen alevel allemaal wat anders in hun vacantie. Het parelsnoer van het parlement is gebroken en de schoone parelen zijn naar alle kan ten weggerold. En het Binnenhof ligt te braden in de gloeiende zomer-zon. Verveeld Want de grootste bezienswaardigheden zijn wèg. Dat vind ik het wonderlijke van een parlementaire vacantie; het gaat zonder parlement óók goed. Als onze dienstboden, gelijk een moderne dienstbode betaamt, plotseling uit haar betrekking verdwijnt, nou ja, dan kan Moeder het zaakje wel waarnemen, maar ze heeft met haar drukke gezin toch eigenlijk de handen vol en verschillende dingen worden niet gedaan. Als de melk boer wegblijft, of de kraan ls verstopt of het electrlsch licht gestoord of de groente boer neemt vacantie; het veroorzaakt allemaal ongerief. Maar merk u er wat van, als het parlement met vacantie is? Geregéérd wordt er toch, alles gaat ge woon door en de fiscus staat evengoed op tijd op den stoep. De ministers blazen zelfs eens lekker uit, ze hebben nu geen last van de dames en heeren en wat hun betreft, mochten ze voorgoed., o neen., dat denkt natuurlijk geen enkel bewinds man, want hij wacht met ongeduld op den schoonen dag van de weder-geboorte der Kamers. Laat ik niet onbillijk zijn. Nu het par lement met vacantie ls, kunnen er geen wetten worden aangenomen. Maar; dacht u, dat de brave Nederlander dat een ramp vindt? Hoeveel honderden wet ten wordt hij toch reeds geacht te kennen, en kent hij gelukkig niet? Zou het een ramp zijn, als er twee maanden lang geen nieuwe meer bij kunnen komen? Vacantie. Ook voor de pers. We hebben voor een jaaar maanden het kippenren netje verlaten, waaruit we met een lod der-oog het gewoel beneden ons gade slaan. We zullen de dames en heeren missen. Want ze worden ons natuurlijk dierbaar. We hooren niet alleen hun redevoeringen en interrupties, maar we zien ook alles van hen. De afgevaardigden moesten eens weten, wat we al-zoo van hen zien. We kennen hun eigenaardigheden, hun fout jes. hun trucjes, hun voorliefden, de ma nier van hun zitten en van hun staan, hun bestudeerde en onbestudeerde ver bazing, verontwaardiging, gebaren en ge- lulden. Alles kennen we. De afgevaardigden hebben geen gehei men voor de persmenschen en 't ls maar goed, dat wij geen boekje over hen open doen. want dan zouden er aardig wat voor den dag komen. In vroeger jaren was de perstribune nog een stuk lager, en wijlen m'n vereerde collega B. Blok, die bijna een halve eeuw ln het parlement z'n werk deed. vertelt in z'n boekje met herinne ringen, dat hij eens met z'n pen het kalotje heeft opgelicht van den afgevaar digde beneden hem. Die tijd is voorbij. Kamerleden met kalotjes bestaan er niet meer. Evenmin als vrijmoedige'journalisten. Deze groote vacantie heeft iets bijzon ders. wantals zij atgeloopen is, luidt de bel voor de laatste ronde van de par lementaire zitting-periode. Het volgend voorjaar moeten de ver- kiezings-gezelschappen weer zijn samen gesteld. De lijsten. Fijne tijd. We gaan weer vechten om op een warm plaatsje te komen. Zeker, er is een aantal gebenedijdendat heelemaal niet behoeft te vechten. Dat zijn de leiders, de bonzen. Hun bedje staat gespreid, fijn en helder. Ze hoeven maar in te stappen en dan worden ze nog bedankt op den koop toe en het is lekker warm onder de dekens. Maar de anderen moeten vechten, wor stelen, bakkeleien. Z zult eens zien, wat een gedrang het weer wordt voor de deu ren van het parlement. Want de meeste Nederlanders die er op afgeven, willen er toch wel in. Daarom gaan we natuurlijk ook weer een aantal nieuwe partijtjes op richten. D'r is er al een, geloof ik, in de maak. He heb ergens gelezen, dat de be leggers van Nederland zich gaan verdedi gen ter faveure van de beleggers-belangen Zou het zoo dwaas zijn te veronder stellen, dat de parlementaire ladies and gentlemen bezig zijn in deze vacantie te trainen voor de krachts-inspanningen, die hun wachten bij het geworstel om een plaatsje op de lijst? Ik heb zoo'n idee. dat heel wat van hen deze maanden aan berg sport doen Om naar boven te komen. Dat kan hun straks goede diensten bewijzen! Vacantie. En op het eeuwen-oude Bin nenhof staat eenzaam de Roomsch-koning en de breede, machtige voetstap der staaatslieden. na-neven van Jan de Witten Van Oldenbarneveld en Thorbecke. wordt er nu niet vernomen, terwijl de Engel- schen en de Amerikanen die zich laten verleiden om binnen een kijkje te nemen, voor een flinken fooi aan de gidsen leelijk Berlijn, 30 Juli. 'Van onzen correspondent). DE STRIJD TEGEN DE WERKLOOSHEID. Er gaat letterlijk geen uur voorbij, zon der dat bedelaars en werkloozen aan mijn deur bellen en ln meer of minder beleef den vorm de aandacht vragen. Ik schreef u daarover eenige maanden geleden reeds typische bijzonderheden. De omstandigheid echter, dat het aantal werkloozen in Duitschland op het oogenblik ongeveer 5.6 millioen— weer aan het toenemen is, brengt mij er toe, den lezer over dit pro bleem, het ernstigste, waarmede de staat hier te vechten heeft, nog het een en an der mee te deelen. Ik weet wel, dat morgen de verkiezin gen voor den Rijksdag plaats hebben en dat in de eerste dagen van de volgende week alle aandacht voor deze resultaten zal gevraagd worden. Maar dat is een zui- ver-politiek gebied, dat ik liever aan an dere publicisten overlaat. Men zou zich in deze rubriek op het standpunt van den Shah van Perzié kunnen stellen, die jaren geleden ln Parijs weigerde de rennen in Longchamp bij te wonen, verklarende bi] voorbaat overtuigd te zijn, dat het eene paard sneller galopeert dan het andere. Morgenavond zal blijken, dat de eene partij in Duitschland meer aanhangers heeft dan de andere iets, wat we allen wisten en dat enkele partijen winsten, zelfs groote winsten, andere verliezen te boeken zullen hebben. Dat het ditmaal wellicht om méér gaat: om de voorloo- pige beslissing „vrijheid of dictatuur" is nog slechts een veronderstelling en een verkiezingsleuze. Wat worden zal, staat in de sterren geschreven. Wat is echter, dat weten we allen. We zien het dagelijks vóór ons: een échec van de produceerende, financierende en ar beidende menschheid. Een misrekening van de ergste soort Ontslagen werklieden, die men dank zij de machine niet meer noodig had, die men meende te kunnen sparen en die men nu langs indirecten weg toch in het leven houden moet. On zinnige opeenhoopingen van 't goud als „dekking" voor het geldswaardig papier op enkele plaatsen, in plaats van gezonde verdeeling over alle volkeren der aarde. Tolmuren, zoo hoog, dat de staten eikaars ellende nauwelijks meer zien kunnen. En als slachtoffers van een en ander, waar men ook héén gaat: werkloozen, werkloozen. werkloozen. In Duitschland is van elke vier zielen één werkloos en leeft op kosten van de andere drie. Men wil nu eindelijk werk verschaffen en publiceert de wetsontwerpen voor den „vrljwilligen arbeidsplicht", waarvan het succes nog afgewacht zal moeten worden. Landontginning is hierbij wel de hoofd zaak en men houdt begrijpelijkerwijze het oog gevestigd op Oost-Duitschland, waar nog zulke geweldige teiTeinen braak lig gen. Maar zulk een werkje kan niet van vandaag op morgen tot stand gebracht worden en intusschen willen deze mil- lioenen werklooze Duitschers toch met hun gezinnen te eten hebben. Wat te beginnen? Zoolang het zomersch-warm weer is, bestaan nog vele mogelijkheden. Blijven we bij Berlijn, dat met zijn 4 1/4 millioen zielen een staat-in-den-staat, een wereldje op zichzelf is. Berlijn is er de trouwe lezer van deze brieven weet het - tamelijk gunstig aan toe, omdat het een zoo werkelijk idyllische omgeving met bosschen en meren in overvloed heeft. Ik heb u onlangs ook verteld, hoe verzot de Berlijner op alles is wat met de natuur en vooral met de watersport te maken heeft. Niets begrijpelijker dan dat men de werkloozen en den anderen, die het evenmin naar den vleeze gaat, in de zes warme maanden van het jaar naar bul ten transporteert. Rondom de meren, vooral daar waar de oevers zandig zijn, zijn daarom honderden „tuin- en tentsteden" verrezen. Wie een bootvaart onderneemt, kan ze overal zien liggen. Maar het loont werkelijk de moeite, er ook eens een kijkje te gaan nemen. Honderden, ja duizenden tenten, van het bekende model, dat bij onze Padvinders populair is, vormen dorpen en steden met eigen bestuur, burgemeester, politie en re glement. Men kan eigen tenten meebren gen, maar ook vreemde huren. Daar zijn families, die alleen voor „week-end" ko men, andere, die den „heer der tent" al leen Zondags te zien krijgen, terwijl het gezin maandenlang buiten blijft; weer andere, en dat is de meerderheid, die van April tot November buiten „met man en muis" blijven wonen. Ofschoon ze toch ook de woning in de stad blijven aan houden. Want de heilige bureaucratie heeft, in plaats van dezen menschen nu eens in alle opzichten ter wille te zijn, nu eenmaal voorgeschreven, dat de ten ten niet als „domicilie" beschouwd wor den, zoodat hij. die wegens gebrek aan werk en aan inkomsten, tot de goedkoope tent en het leven in de vrije natuur zijn toevlucht neemt, geen uitkeering voor werkloosheid meer krijgt, geen kiesrecht meer bezit, kortom de voornaamste staatsburgerlijke rechten verliest, zoolang hij er slechts een tentwoning (die immers niet door de gemeente geregistreerd is) maar niet een „heusche stadswoning" er op na houdt. De werkloozen en de andere behoefti- gen schikken zich dus in het onvermijde lijke en trachten daarbuiten van de wei nige tientallen marken per maand, die de eveneens arme staat voor hen over heeft, zoo goed en zoo gemoedelijk mogelijk door de zomermaanden heen te komen. Ze hebben er hun roeiboot, hun giek. hun kano, ze kunnen zwemmen naar harte lust, loopen den heelen dag in hun zwem pakje rond en zouden waarlijk te benij den zijn. als er het vreeselijke gevoel niet bij kwam. te moeten luieren, niets te mogen aanpakken, de eigen positie niet te kunnen verbeteren. Er zijn natuurlijk luilakken bij, die dit leventje nog zoo zijn bekocht. Want de grootste beziens waardigheden zijn wèg. Heropening van het parlementaire cir cus op Dinsdag 20 September. Dan loopen ze weer langs het smalle koord der politiek; dan springen ze weer door de hoepels der partij-discipline; dan jongleeren ze weer met twaalf ballen tege lijk en goochelen blanke biggetjes uit zwarte hooge-hoeden. Gaat het zien! kwaad niet vinden en die van nature ge woon zijn, nimmer aan den dag van mor gen te denken. Maar die vormen toch een kleine minderheid. Over het algemeen is de Duitscher, en zeker de Berlijner, niet zoo. Werken is hem een lust, zwoegen iets wat hij van vader en grootvader geleerd heeft. De werkloosheid ondermijnt zijn ze nuwstelsel, zelfs in de heerlijke natuur, waarheen hij een goedkoope, maar ge dwongen toevlucht gezocht heeft. En met bitterheid in het hart koopt hij dagelijks in bij de winkeliers, die hem met kleine houten winkels naar de tent- dorpen gevolgd zijn. In de kranten leest hij, dat de werkloosheid alweer toeneemt. Hij leest 's avonds, op de omgekeerde kano gezeten, moeder de vrouw voor. dat in de volksbibliotheken van Berlijn het aantal lezers verveelvoudigd is en voor 60 tot 70°/» uit werkloozen bestaat. Het strandbad „Wannsee" is tot een waar toevluchtsoord der vergeefs-werkzoekenden geworden. In 1924 had het 350.000 bezoekers, in 1931 reeds meer dan een millioen. De eenige luxe, die zich deze menschen nog veroorloven, blijktde sigaret te zijn. Aan honger zijn ze gewend, zonder rooken komen ze echter niet door den dag heen. Het gevolg daarvan is niet on interessant. De sigaretten-industrie heeft namelijk met deze situatie onmiddellijk rekening gehouden en, waar vroeger de sigaret in Duitschland van 8 tot 20 pf. kostte, den laatsten tijd sigaretten van 3 1/3 pfennig in den handel gebracht, die door de werkloozen bij massa's gekocht worden. In Mei 1932 bedroeg het aantal sigaret ten van 3 1/3 pfennig reeds 54.4"/» van de totale Duitsche productie, dat der siga retten van 2Vi pfennig 6.5°/o, dat der 5- pfennig-sigaret 21.2»/», der 4 pfennig 10.2°/» en der 6-pfennig-sigaret 7.4°/o. Men ziet daaruit, hoezeer de werkloozen zelfs met een halven pfennig moeten rekenen. Maar toch, als het even gaat, niet tot de min derwaardige sigaret van 21/» pfennig willen afdalen! Er zijn heusch nog menschen, name lijk zij, die zich voor bitter lage loonen half dood moeten werken die smalend meenent dat de werklooze het nog beter heeft: zijn eigen tentwoning, een roman, een doosje sigaretten, en dat alles door den Staat betaald. Zij, die zoo oordeelen, zien dan over het hoofd, dat slechts wei nige werkloozen over de energie beschik ken, dit doellooze leven vol te houden en gezond te blijven. De meesten leven vol komen apathisch, liggen dagen lang in bed, zijn door onvoldoend eten verzwakt en, wat wellicht het ergste is, nauwelijks meer in staat een beroep (voor zoover ze het ooit geleerd hebben) uit te oefenen, omdat het werken hun volkomen vreemd geworden is. Men wil nu van deze doelloozen op grooten schaal farmers maken. Het is niet te ontkennen, dat de grond er is en zon der kosten kan worden afgegeven. Maar in de eerste plaats vereischt het leven van den landbouwer een ijzersterk lichaam, een robuste gezondheid en veel kennis van zaken. Zullen deze ondervoede stedelingen zulk zwaar werk kunnen ver richten op slechten of middelmatigen bodem zonder na eenige maanden licha- melyk ineen te storten. Hier zijn problemen, die van veel groo- ter beteekenis zijn dan de vraag, of het Duitsche volk democratisch of dictato riaal geregeerd zal worden. Elke regeering deugt, die aan deze onnoemelijke ellende een spoedig einde maakt! ROLAND. (Van onzen eigen correspondent.). OTTAWA. Een opvallend voorbeeld van hoog ge spannen verwachtingen, gebaseerd op losse fundeeringen, wordt geleverd door Ottawa en de voornemens, welke thans met den naam van de hoofdstad van Canada wor den vereenzelvigd. Veel losbandig geschrijf is aan deze economische rijksconferentie voorafgegaan. Het schijnt het onbenijd- baar lot te zijn van alle internationale conferenties, dat ze aanleiding worden tot een ongebreidelden stroom van geïnspi reerde mededeelingen aan de vooravonden van de samenkomst, die wanneer men zc later met den uitslag vergelijkt een cogst van onwezenlijkheden en onjuistheden zijn geworden. Van de meeste internationale conférenties. met veel gewicht en vertoon gearrangeerd, is achteraf gebleken, dat zij weinig of niets hebben uitgericht. Het wa ren de ledige vaten, die hard hadden ge bomd. Het publiek in de wereld is al zoo vaak ontgoocheld door den afloop dier conferenties dat het moet hebben opge houden bijzondere waarde te hechten aan het misbruik van woorden waarin de be loften van de samenkomsten bij voorbaat waren vervat. Er is weinig reden Ottawa anders te beschouwen. Het is waar, hier geldt het een bijeenkomst van leden van het zelfde statengezin. Maar die leden hebben niet minder elk hun nationale be langen dan b.v. de staten van Europa. Die belangen zien de afgevaardigde staats lieden veelal als samenbindend hoezeer ze het wel zijn volgens hun eigen verkla ringen welke luiden, dat het belang van de eene natie tevens dat van alle andere naties is maar als afscheidend. Daarom komt er zoo weinig van die conferenties terecht. Hoewel Ottawa nog slechts luttele dagen aan den gang is, is reeds gebleken, dat de woordvoerders der Dominions die van Canada, Australië en tot op zekere hoogte die van Zuid-Afrika in het bijzon der in hun streven worden beheerscht door vermeende, rechtstreeksche, natio nale belangen. Die belangen zien zij in de grootst mogelijk handelsvoordeelen op de markten van Groot Brittannië. Met een variatie van een voor de Nederlanders wei nig vleiende gangbare Engelsche uitdruk king zou men kunnen zeggen, dat reeds thans in Ottawa aan den dag is getreden dat „the Dominions are giving too little and asking too much", 't Is al terstond dui delijk geworden wat zij vragen. Het is nog niet gebleken wat zü zullen geven. De lei dende persoonlijkheid in Canada, de pre mier Bennett, heeft gezegd, dat hij een lange lijst van fabrikaten heeft samen gesteld, die Engeland vrij op de Cana- deesche markt zal mogen invoeren. De ..Evening Standard", een blad van de Beaverbrook-groep. heeft geestdriftig uit geroepen, dat de lijst wel 5000 zaken be vat. Maar wel ingehchte correspondenten in Ottawa zijn niet onder den indruk van de lijst, waarop b.v. geen enkel artikel voorkomt dat in Canada wordt gemaakt, zoodat de heer Bennett er ,wel degelijk RIJNSBURG. XI. We zijn over 't interieur van de Kerk te Rijnsburg nog niet uitgepraat. Van de kerkmeubelen treft in de eerste plaats de fraaie Renaissance preekstoel met het doophek. We zien hoe de paneelen van de kuip, die met eenvoudig snijwerk zijn versierd, gevat zijn tusschen heel mooie pilasters, omwonden met guirlandes. De pilasters zijn bekroond met een Jonlsch kapiteel. Daarop rust de breede geprofi leerde kanselrand. Het klankbord boven den kansel is geheel in denzelfden stijl. Bij den kansel ontdekt men nog de antieke koperen arm, waarin het doopbekken wordt geplaatst. De ruimte voor de doop plechtigheid bestond, wordt omgeven door een Renaissance-schot met balusters. Dit alles is van sterk eikenhout. Eveneens geheel in denzelfden stijl is de voormalige regeeringsbank, die om de tweede pilaar aan de Zuidzijde is heen- gebouwd. Voor de verbouwing bevond deze pilaarbank zich aan de overzijde. Het ls merkwaardig, dat in een kerk ruimte als die te Rijnsburg een vereeni- ging van zoovele stijlen als Romaansch, Gothiek en Renaissance nooit storend aandoet. Uit dogmatisch stijl-oogpunt zou men moeten spreken van een allegaartje, dat ons gevoel voor harmonische stijl eenheid geweld aandoet. Niets echter daarvan! We nemen deze stijlmelange in één ge bouw ten slotte heel gewoon en achten ze volkomen verantwoord. Wellicht komt het daardoor, dat een Romaansche kolom, een Gothisch kapiteel, een laat-Gothisch ton gewelf, een Renaissance-pilasterstelsel, al deze werkstukken blijk geven het resul taat te zijn van wel verschillende, doch steeds wei-overwogen stijlprincipes. Uit een smaakvol omwonden Renais- sance-pilastertje met zijn Jonisch kapi teel spreekt evenzeer rust, diepe bezon nenheid en karaktervol stijlgevoel als uit een Gothisch bladkapiteel of uit de stroeve sterke ronding van een Romaansche tuf- steenboog. Bij alle vindt men bezonnen massa verhoudingen, en de detailleering en pro fileering mogen steeds anders van aard zijn, omdat men uitging van verschillende grondbeginselen, het eene is even be haaglijk voor het oog als het andere. Slechts dorre en nuchtere dingen, waar aan elk dieper stijlbesef ontbreekt, kun nen de harmonie verbreken. Stijl sluit zich altijd aan bij stijl. Hoe zuiverder de uitingen zijn, des te bevre digender is de harmonie. Wat verschil lende stijlzuivere tijdperken samen hebben gevoegd is te beschouwen als een ongani- sche groei. Stijl is de uiting van een levens- en wereldgevoel. Waar een alge meen levens- en wereldgevoel ontbreekt, is geen stijl, geen harmonie, zooals de 19de eeuw met haar archaïseerende en roman- t.iseerende experimenten ons wel heeft ge leerd. Stijlen zijn als de accoorden in de mu ziek. Ze vinden hun oplossingsaccoord in dén reinen drieklank. Nu we op deze wijze bij de muziek be landen, willen we meteen enkele woorden wijden aan het fraaie groote kerkruimte naar het Westen afsluit. Het is een monumeir ment met een fraai gebed van Slavonisch eikenhout firma Van Leeuwen uit Leidétd 1923 werd geplaatst. Enkele punten uit de gesc dien orgelbouw, die ik ontleen denkboekje, dat in 1923 werd ter gelegenheid van de invrtj-" ik even in herinnering, oaL offervaardigheid van de Ned te Rijnsburg in het licht te pi- Het oude orgel voldeed niet de eischen, en doordat de kerf 1903 driemaal was vergroot, m de ruimte te zwak. In 1920 werd een orgel-tï richt, dat den 22sten Sept. va voor het eerst bijeenkwam, j duit te bezitten en dus van o uitging, dat het nog jaren zou het benoodigde fonds bijeen vai Het eerste beroep op de ofien der gemeente bracht evenwel r op. Een jaar na dato was reeds een. bijna de helft van de ver-v Men besloot het er nu op te was reeds op 24 Maart 1922 j den heer Van Leeuwen te tot Op 23 Mei 1923 werd het pt ingewijd, terwijl het comité belast gevoelde met een setu> f2000. Van te voren was een iioten van f. 2500, waarvan r- aandeelen was terugbetaald het resteerende bedrag birre jaren volgde. De Ned. Herv. Gemeente vg heeft hiermee wel een besotu beeld gegeven aan een grooi in haar nabijheid, die het h. niet bijeen kon krijgen, om» prachtig oud orgel met schi riaal naar den eisch te res' Het Rijnsburger orgel is Het bevat 24 verschillende r sprekende pijpen. Er is een het bovenklavier, een rolzw raai crescendo en het bezit v knoppen voor de regeling vat Wijders zijn er verschillende mogelijk en is er een automat: omschakelaar. In 't kort, 't is een heel instrument, dat den naam vu Van Leeuwen als orgelbouwer)! doet. Met groot genoegen hebber, terd. toen de bekwame orgartr. Koole, ons het materiaal deed). De windmachine is aangebr diepe nis van den torenmuur, lijk is dit geen nis geweest, dol gang om van den toren op d» de kerk te komen. Men ziet in ie ter weersziiden nog de moeten, duimen hebben gezeten, waarop de hengsels van de deuren draai/ We zullen thans niet meer se1 het interieur der kerk en in artikel nog enkele algemeene o maken. voor schijnt te waken, dat de industrie van Canada geen concurrentie zal onder vinden van die van Engeland. Hoe het ge noemde blad aan het cijfer 5000 komt is wat raadselachtig. Misschien bevat de lijst b.v. schroeven, waarvan elke variatie in dikte en lengte is geteld om tot het in drukwekkende cijfer te komen. Volgens eenige voorstellingen in de Engelsche pers hebben de Dominions let terlijk samengespannen om Groot Brit tannië te nopen zijn markt voor levens middelen en grondstoffen voor de Domi nions te reserveeren, voor zoover de Do minions die markt kunnen voorzien. De bladen van Lord Beaverbrook stijven de Dominions in die houding, aangenomen dat zij ze hebben aangenomen. De kran- tenlord Beaverbrook behoef ik wel niet bij mijn lezers in te leiden. Zijn optreden, zijn opvattingen, de hevigheid waarmede hij zijn vrij algemeen onpraktisch geachte denkbeelden propageert zijn genoegzaam bekend. Lord Beaverbrook en zijn helper, de handelsimperialist Amery, gelooven, dat het Britsche Gemeenebest van Naties in groote welvaart en in vrede kan leven buiten en met veronachtzaming van de rest van de wereld. Amery heeft wel eens in zooverre een concessie willen doen aan de wereld buiten het Britsche Rijk dat hij landen als Argentinië en Denemarken onder zekere voorwaarden in de gelukkige familie zou willen opnemen. Hij koos de genoemde landen aangezien ze vanouds in Engeland een markt hebben gehad voor het grootste deel van hun uitvoer en om dat ze, door met bekwamen spoed Enge- land's afstand van den gouden standaard te volgen, zich min of meer solidair heb ben verklaard met Engeland's econo misch lot. Naar men weet, is de officieele houding in Engeland geenszins in overeenstem ming met die van Beaverbrook en zijn „rijkskruisvaarders". In het parlement zijn er vele conservatieven, die te zeer onder de bekoring zijn gekomen van de rozengeurige en mannenglanzige droomen van den krantenlord. Maar Baldwin, de leider der conservatieven, heeft tot op den huidigen dag aan de felste en meest on hebbelijke aanvallen van den hoogepries- ter van ..Rijksvrijhandel" blootgestaan, omdat hij niet bereid was de politiek van Zijn partij met die des priesters te ver eenzelvigen. Baldwin's houding wordt wellicht bepaald door politieke overwegin gen. In dit geval dan stemmen de conclu sies van politieke overwegingen wellicht in haar geheel De politiek Beaverbrook, overeen met de belangen van de wereld die er op is gericht de Dominions te be lasten met de leveranties van het voedsel voor de bevolking van Engeland (in ruil waarvoor de Dominions dan de fabrika ten van het Moederland zouden afnemen) brengt onvermijdelijk mee, dat Engeland de voedingsmiddelen, welke het tot heden nagenoeg vrij uit andere bronnen heeft laten toestroomen, met hooge invoerrech ten zou belasten. De tegenstanders van dit plan. dat minder drastisch toch wel door het meerendeel der conservatieven wordt onderschreven, kenschetsen het als een „voedselbelasting", hetgeen het dan ook is. aangezien tennaastebi] tweederde deel van den levensmiddeleninvoer zou moeten worden belast met een tarief ten einde aan de Dominions een vrije markt voor het resteerende derde deel (en meer 1 kunnen zij op dit oogenblik brengen) te waarborgen. Een partij, die in politiek proers voedselbelasting zou opnemer.. o:< zooals Beaverbrook en zijn voI?'! willen, zou in verkiezingen r hebben. De conservatieven hete ger al tot hun schade gelsf heeft deze les onthouden: enf regeering, die hoezeer ster! getint toch iets nationaals bb heeft bij voorbaat verzekerd" haars inziens geen eng ondBtm worden, dat de conferentir dur een begin moest zijn van menwerking tusschen alle '•"4a\ gericht moest zijn eerder op:» van tarieven in de Dominion) van de wereld dan op een «ft' nen het Britsche rijk tegen oe r wereld, en dat Groot-Brittar.nl'1 geen handelsovereenkomsten W sluiten, welke zouden indruisen? belangen van zijn wereldhanoa de positie van Engeland en BsMJ ze aldus duidelijk aan zijn cara* legeerden te Ottawa verklaart strookt niet met de diepere «en- mannen als de Canadeescne p> met die van de meeste Domuuo die niet minder dan voorheen ln een goed melkkoetje blijven zien. verbrook heeft nooit uitgelegd n« economische rijksbeginselen o- met het feit, dat de product' van Engeland zijn ingesteld op een vraag, welke zelfs in deze ben»- toch nog wel tien maal zoo gw" vraag uit de Dominions.allee". ook nooit uitgelegd hoe hi) f® v steeds groeiende en zwaar besw dustrie der Dominions gelukk1^- in het aan zichzelf genoeg nee- pire van zijn droomen. Indien begin af vastgestelde Bntscne Ottawa zich er tot het einde kan den dan zal de conferentie slee» den resultaten kunnen afwen*".- moet voor de wereld zoowel a Britsche rijk het beste zu«- J seel standpunt bezien beteekene" den resultaten een succes, t" bescheiden uitkomst te Ottawa eerste schrede is op den weg samenwerking tusschen alle 'at wereld dan zal de hoofdstad jan de komende geschiedenis w°r schetst als de stad. waar de vic RECLAME. zijn Poeders alleen, wanneer teekening dragen van den A. Mijnhardt. A. Vte B. Alleen als U me> t wilt onderteekenen. kunnen opnemen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 10