Oude bouwkunst in de omge
Echt en go
LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad
Vrijdag 5
UIT HET NEDERLANDSCHE
PARLEMENT
BRIEVEN UIT BERLIJN.
LONDENSCHE BRIEVEN.
CORRESPONDENT^
door D. HANS.
VACANTIE.
Nu Ugt het Binnenhof als de Schoone
Slaapster ln het Bosch
Want:
het parlement Is naar huls, en de stoere
lichamen van Hollands moderne regenten
worden voorloopig niet gezien op het his
torische Plein.
De gidsen leiden er vreemdelingen
rond en laten hen in de Ridderzaal zien
en de Parlementsgebouwen en boven in
de klok op den hoek de twee vergulde
mannetjes en beneden de fontein met het
beeldje van den Roomsch-Koning en de
vreemdelingen vinden het natuurlijk ont
zaglijk interessant. Maar de grootste be
zienswaardigheden zijn wég, de 150 ladies
and gentlemen, die op hun stoere ruggen,
in hun sterke handen en in hun heldere
kofipen de levensbelangen dragen van het
Nederlandsche volk. ZIJ hebben vacantie.
Ik zie Suze, kortgerokt, loopen te Joe-
delen ln de Alpen van Tyrol; ik zie Blom-
Jous in een Venetiaanschen gondel, drij
vende in manenacht; ik zie Kersten in
Parijs bij de nieuwste revue en Duymaer
van Twist vlsschend naar pietermannen
ln de Noorsche fjorden. Ze doen alevel
allemaal wat anders in hun vacantie. Het
parelsnoer van het parlement is gebroken
en de schoone parelen zijn naar alle kan
ten weggerold.
En het Binnenhof ligt te braden in de
gloeiende zomer-zon. Verveeld Want de
grootste bezienswaardigheden zijn wèg.
Dat vind ik het wonderlijke van een
parlementaire vacantie; het gaat zonder
parlement óók goed.
Als onze dienstboden, gelijk een moderne
dienstbode betaamt, plotseling uit haar
betrekking verdwijnt, nou ja, dan kan
Moeder het zaakje wel waarnemen, maar
ze heeft met haar drukke gezin toch
eigenlijk de handen vol en verschillende
dingen worden niet gedaan. Als de melk
boer wegblijft, of de kraan ls verstopt of
het electrlsch licht gestoord of de groente
boer neemt vacantie; het veroorzaakt
allemaal ongerief. Maar merk u er wat
van, als het parlement met vacantie is?
Geregéérd wordt er toch, alles gaat ge
woon door en de fiscus staat evengoed op
tijd op den stoep. De ministers blazen
zelfs eens lekker uit, ze hebben nu geen
last van de dames en heeren en wat hun
betreft, mochten ze voorgoed., o neen.,
dat denkt natuurlijk geen enkel bewinds
man, want hij wacht met ongeduld op den
schoonen dag van de weder-geboorte der
Kamers.
Laat ik niet onbillijk zijn. Nu het par
lement met vacantie ls, kunnen er geen
wetten worden aangenomen.
Maar;
dacht u, dat de brave Nederlander dat
een ramp vindt? Hoeveel honderden wet
ten wordt hij toch reeds geacht te kennen,
en kent hij gelukkig niet? Zou het een
ramp zijn, als er twee maanden lang geen
nieuwe meer bij kunnen komen?
Vacantie. Ook voor de pers. We hebben
voor een jaaar maanden het kippenren
netje verlaten, waaruit we met een lod
der-oog het gewoel beneden ons gade
slaan.
We zullen de dames en heeren missen.
Want ze worden ons natuurlijk dierbaar.
We hooren niet alleen hun redevoeringen
en interrupties, maar we zien ook alles van
hen. De afgevaardigden moesten eens
weten, wat we al-zoo van hen zien. We
kennen hun eigenaardigheden, hun fout
jes. hun trucjes, hun voorliefden, de ma
nier van hun zitten en van hun staan,
hun bestudeerde en onbestudeerde ver
bazing, verontwaardiging, gebaren en ge-
lulden.
Alles kennen we.
De afgevaardigden hebben geen gehei
men voor de persmenschen en 't ls maar
goed, dat wij geen boekje over hen open
doen. want dan zouden er aardig wat voor
den dag komen. In vroeger jaren was de
perstribune nog een stuk lager, en wijlen
m'n vereerde collega B. Blok, die bijna een
halve eeuw ln het parlement z'n werk
deed. vertelt in z'n boekje met herinne
ringen, dat hij eens met z'n pen het
kalotje heeft opgelicht van den afgevaar
digde beneden hem.
Die tijd is voorbij. Kamerleden met
kalotjes bestaan er niet meer. Evenmin
als vrijmoedige'journalisten.
Deze groote vacantie heeft iets bijzon
ders. wantals zij atgeloopen is, luidt
de bel voor de laatste ronde van de par
lementaire zitting-periode.
Het volgend voorjaar moeten de ver-
kiezings-gezelschappen weer zijn samen
gesteld. De lijsten.
Fijne tijd.
We gaan weer vechten om op een warm
plaatsje te komen. Zeker, er is een aantal
gebenedijdendat heelemaal niet behoeft
te vechten. Dat zijn de leiders, de bonzen.
Hun bedje staat gespreid, fijn en helder.
Ze hoeven maar in te stappen en dan
worden ze nog bedankt op den koop toe
en het is lekker warm onder de dekens.
Maar de anderen moeten vechten, wor
stelen, bakkeleien. Z zult eens zien, wat
een gedrang het weer wordt voor de deu
ren van het parlement. Want de meeste
Nederlanders die er op afgeven, willen er
toch wel in. Daarom gaan we natuurlijk
ook weer een aantal nieuwe partijtjes op
richten. D'r is er al een, geloof ik, in de
maak. He heb ergens gelezen, dat de be
leggers van Nederland zich gaan verdedi
gen ter faveure van de beleggers-belangen
Zou het zoo dwaas zijn te veronder
stellen, dat de parlementaire ladies and
gentlemen bezig zijn in deze vacantie te
trainen voor de krachts-inspanningen,
die hun wachten bij het geworstel om een
plaatsje op de lijst? Ik heb zoo'n idee. dat
heel wat van hen deze maanden aan berg
sport doen Om naar boven te komen. Dat
kan hun straks goede diensten bewijzen!
Vacantie. En op het eeuwen-oude Bin
nenhof staat eenzaam de Roomsch-koning
en de breede, machtige voetstap der
staaatslieden. na-neven van Jan de Witten
Van Oldenbarneveld en Thorbecke. wordt
er nu niet vernomen, terwijl de Engel-
schen en de Amerikanen die zich laten
verleiden om binnen een kijkje te nemen,
voor een flinken fooi aan de gidsen leelijk
Berlijn, 30 Juli.
'Van onzen correspondent).
DE STRIJD TEGEN DE
WERKLOOSHEID.
Er gaat letterlijk geen uur voorbij, zon
der dat bedelaars en werkloozen aan mijn
deur bellen en ln meer of minder beleef
den vorm de aandacht vragen. Ik schreef
u daarover eenige maanden geleden reeds
typische bijzonderheden. De omstandigheid
echter, dat het aantal werkloozen in
Duitschland op het oogenblik ongeveer
5.6 millioen— weer aan het toenemen is,
brengt mij er toe, den lezer over dit pro
bleem, het ernstigste, waarmede de staat
hier te vechten heeft, nog het een en an
der mee te deelen.
Ik weet wel, dat morgen de verkiezin
gen voor den Rijksdag plaats hebben en
dat in de eerste dagen van de volgende
week alle aandacht voor deze resultaten
zal gevraagd worden. Maar dat is een zui-
ver-politiek gebied, dat ik liever aan an
dere publicisten overlaat. Men zou zich in
deze rubriek op het standpunt van den
Shah van Perzié kunnen stellen, die jaren
geleden ln Parijs weigerde de rennen in
Longchamp bij te wonen, verklarende bi]
voorbaat overtuigd te zijn, dat het eene
paard sneller galopeert dan het andere.
Morgenavond zal blijken, dat de eene
partij in Duitschland meer aanhangers
heeft dan de andere iets, wat we allen
wisten en dat enkele partijen winsten,
zelfs groote winsten, andere verliezen te
boeken zullen hebben. Dat het ditmaal
wellicht om méér gaat: om de voorloo-
pige beslissing „vrijheid of dictatuur" is
nog slechts een veronderstelling en een
verkiezingsleuze. Wat worden zal, staat in
de sterren geschreven.
Wat is echter, dat weten we allen. We
zien het dagelijks vóór ons: een échec van
de produceerende, financierende en ar
beidende menschheid. Een misrekening
van de ergste soort Ontslagen werklieden,
die men dank zij de machine niet meer
noodig had, die men meende te kunnen
sparen en die men nu langs indirecten
weg toch in het leven houden moet. On
zinnige opeenhoopingen van 't goud als
„dekking" voor het geldswaardig papier
op enkele plaatsen, in plaats van gezonde
verdeeling over alle volkeren der aarde.
Tolmuren, zoo hoog, dat de staten eikaars
ellende nauwelijks meer zien kunnen.
En als slachtoffers van een en ander,
waar men ook héén gaat: werkloozen,
werkloozen. werkloozen.
In Duitschland is van elke vier zielen
één werkloos en leeft op kosten van de
andere drie.
Men wil nu eindelijk werk verschaffen
en publiceert de wetsontwerpen voor den
„vrljwilligen arbeidsplicht", waarvan het
succes nog afgewacht zal moeten worden.
Landontginning is hierbij wel de hoofd
zaak en men houdt begrijpelijkerwijze het
oog gevestigd op Oost-Duitschland, waar
nog zulke geweldige teiTeinen braak lig
gen.
Maar zulk een werkje kan niet van
vandaag op morgen tot stand gebracht
worden en intusschen willen deze mil-
lioenen werklooze Duitschers toch met
hun gezinnen te eten hebben. Wat te
beginnen? Zoolang het zomersch-warm
weer is, bestaan nog vele mogelijkheden.
Blijven we bij Berlijn, dat met zijn 4 1/4
millioen zielen een staat-in-den-staat, een
wereldje op zichzelf is. Berlijn is er
de trouwe lezer van deze brieven weet het -
tamelijk gunstig aan toe, omdat het een
zoo werkelijk idyllische omgeving met
bosschen en meren in overvloed heeft. Ik
heb u onlangs ook verteld, hoe verzot de
Berlijner op alles is wat met de natuur
en vooral met de watersport te maken
heeft. Niets begrijpelijker dan dat men
de werkloozen en den anderen, die het
evenmin naar den vleeze gaat, in de zes
warme maanden van het jaar naar bul
ten transporteert.
Rondom de meren, vooral daar waar de
oevers zandig zijn, zijn daarom honderden
„tuin- en tentsteden" verrezen. Wie een
bootvaart onderneemt, kan ze overal zien
liggen. Maar het loont werkelijk de moeite,
er ook eens een kijkje te gaan nemen.
Honderden, ja duizenden tenten, van het
bekende model, dat bij onze Padvinders
populair is, vormen dorpen en steden met
eigen bestuur, burgemeester, politie en re
glement. Men kan eigen tenten meebren
gen, maar ook vreemde huren. Daar zijn
families, die alleen voor „week-end" ko
men, andere, die den „heer der tent" al
leen Zondags te zien krijgen, terwijl het
gezin maandenlang buiten blijft; weer
andere, en dat is de meerderheid, die van
April tot November buiten „met man en
muis" blijven wonen. Ofschoon ze toch
ook de woning in de stad blijven aan
houden. Want de heilige bureaucratie
heeft, in plaats van dezen menschen nu
eens in alle opzichten ter wille te zijn,
nu eenmaal voorgeschreven, dat de ten
ten niet als „domicilie" beschouwd wor
den, zoodat hij. die wegens gebrek aan
werk en aan inkomsten, tot de goedkoope
tent en het leven in de vrije natuur zijn
toevlucht neemt, geen uitkeering voor
werkloosheid meer krijgt, geen kiesrecht
meer bezit, kortom de voornaamste
staatsburgerlijke rechten verliest, zoolang
hij er slechts een tentwoning (die immers
niet door de gemeente geregistreerd is)
maar niet een „heusche stadswoning" er
op na houdt.
De werkloozen en de andere behoefti-
gen schikken zich dus in het onvermijde
lijke en trachten daarbuiten van de wei
nige tientallen marken per maand, die de
eveneens arme staat voor hen over heeft,
zoo goed en zoo gemoedelijk mogelijk door
de zomermaanden heen te komen. Ze
hebben er hun roeiboot, hun giek. hun
kano, ze kunnen zwemmen naar harte
lust, loopen den heelen dag in hun zwem
pakje rond en zouden waarlijk te benij
den zijn. als er het vreeselijke gevoel niet
bij kwam. te moeten luieren, niets te
mogen aanpakken, de eigen positie niet
te kunnen verbeteren. Er zijn natuurlijk
luilakken bij, die dit leventje nog zoo
zijn bekocht. Want de grootste beziens
waardigheden zijn wèg.
Heropening van het parlementaire cir
cus op Dinsdag 20 September.
Dan loopen ze weer langs het smalle
koord der politiek; dan springen ze weer
door de hoepels der partij-discipline; dan
jongleeren ze weer met twaalf ballen tege
lijk en goochelen blanke biggetjes uit
zwarte hooge-hoeden.
Gaat het zien!
kwaad niet vinden en die van nature ge
woon zijn, nimmer aan den dag van mor
gen te denken. Maar die vormen toch een
kleine minderheid. Over het algemeen is
de Duitscher, en zeker de Berlijner, niet
zoo. Werken is hem een lust, zwoegen iets
wat hij van vader en grootvader geleerd
heeft. De werkloosheid ondermijnt zijn ze
nuwstelsel, zelfs in de heerlijke natuur,
waarheen hij een goedkoope, maar ge
dwongen toevlucht gezocht heeft.
En met bitterheid in het hart koopt hij
dagelijks in bij de winkeliers, die hem
met kleine houten winkels naar de tent-
dorpen gevolgd zijn. In de kranten leest
hij, dat de werkloosheid alweer toeneemt.
Hij leest 's avonds, op de omgekeerde kano
gezeten, moeder de vrouw voor. dat in de
volksbibliotheken van Berlijn het aantal
lezers verveelvoudigd is en voor 60 tot 70°/»
uit werkloozen bestaat. Het strandbad
„Wannsee" is tot een waar toevluchtsoord
der vergeefs-werkzoekenden geworden. In
1924 had het 350.000 bezoekers, in 1931
reeds meer dan een millioen.
De eenige luxe, die zich deze menschen
nog veroorloven, blijktde sigaret te
zijn. Aan honger zijn ze gewend, zonder
rooken komen ze echter niet door den
dag heen. Het gevolg daarvan is niet on
interessant. De sigaretten-industrie heeft
namelijk met deze situatie onmiddellijk
rekening gehouden en, waar vroeger de
sigaret in Duitschland van 8 tot 20 pf.
kostte, den laatsten tijd sigaretten van 3 1/3
pfennig in den handel gebracht, die door
de werkloozen bij massa's gekocht worden.
In Mei 1932 bedroeg het aantal sigaret
ten van 3 1/3 pfennig reeds 54.4"/» van de
totale Duitsche productie, dat der siga
retten van 2Vi pfennig 6.5°/o, dat der 5-
pfennig-sigaret 21.2»/», der 4 pfennig 10.2°/»
en der 6-pfennig-sigaret 7.4°/o. Men ziet
daaruit, hoezeer de werkloozen zelfs met
een halven pfennig moeten rekenen. Maar
toch, als het even gaat, niet tot de min
derwaardige sigaret van 21/» pfennig willen
afdalen!
Er zijn heusch nog menschen, name
lijk zij, die zich voor bitter lage loonen
half dood moeten werken die smalend
meenent dat de werklooze het nog beter
heeft: zijn eigen tentwoning, een roman,
een doosje sigaretten, en dat alles door
den Staat betaald. Zij, die zoo oordeelen,
zien dan over het hoofd, dat slechts wei
nige werkloozen over de energie beschik
ken, dit doellooze leven vol te houden en
gezond te blijven. De meesten leven vol
komen apathisch, liggen dagen lang in
bed, zijn door onvoldoend eten verzwakt
en, wat wellicht het ergste is, nauwelijks
meer in staat een beroep (voor zoover ze
het ooit geleerd hebben) uit te oefenen,
omdat het werken hun volkomen vreemd
geworden is.
Men wil nu van deze doelloozen op
grooten schaal farmers maken. Het is niet
te ontkennen, dat de grond er is en zon
der kosten kan worden afgegeven. Maar
in de eerste plaats vereischt het leven
van den landbouwer een ijzersterk
lichaam, een robuste gezondheid en veel
kennis van zaken. Zullen deze ondervoede
stedelingen zulk zwaar werk kunnen ver
richten op slechten of middelmatigen
bodem zonder na eenige maanden licha-
melyk ineen te storten.
Hier zijn problemen, die van veel groo-
ter beteekenis zijn dan de vraag, of het
Duitsche volk democratisch of dictato
riaal geregeerd zal worden. Elke regeering
deugt, die aan deze onnoemelijke ellende
een spoedig einde maakt!
ROLAND.
(Van onzen eigen correspondent.).
OTTAWA.
Een opvallend voorbeeld van hoog ge
spannen verwachtingen, gebaseerd op losse
fundeeringen, wordt geleverd door Ottawa
en de voornemens, welke thans met den
naam van de hoofdstad van Canada wor
den vereenzelvigd. Veel losbandig geschrijf
is aan deze economische rijksconferentie
voorafgegaan. Het schijnt het onbenijd-
baar lot te zijn van alle internationale
conferenties, dat ze aanleiding worden tot
een ongebreidelden stroom van geïnspi
reerde mededeelingen aan de vooravonden
van de samenkomst, die wanneer men zc
later met den uitslag vergelijkt een cogst
van onwezenlijkheden en onjuistheden zijn
geworden. Van de meeste internationale
conférenties. met veel gewicht en vertoon
gearrangeerd, is achteraf gebleken, dat zij
weinig of niets hebben uitgericht. Het wa
ren de ledige vaten, die hard hadden ge
bomd. Het publiek in de wereld is al zoo
vaak ontgoocheld door den afloop dier
conferenties dat het moet hebben opge
houden bijzondere waarde te hechten aan
het misbruik van woorden waarin de be
loften van de samenkomsten bij voorbaat
waren vervat. Er is weinig reden Ottawa
anders te beschouwen. Het is waar, hier
geldt het een bijeenkomst van leden van
het zelfde statengezin. Maar die leden
hebben niet minder elk hun nationale be
langen dan b.v. de staten van Europa. Die
belangen zien de afgevaardigde staats
lieden veelal als samenbindend hoezeer
ze het wel zijn volgens hun eigen verkla
ringen welke luiden, dat het belang van
de eene natie tevens dat van alle andere
naties is maar als afscheidend. Daarom
komt er zoo weinig van die conferenties
terecht. Hoewel Ottawa nog slechts luttele
dagen aan den gang is, is reeds gebleken,
dat de woordvoerders der Dominions
die van Canada, Australië en tot op zekere
hoogte die van Zuid-Afrika in het bijzon
der in hun streven worden beheerscht
door vermeende, rechtstreeksche, natio
nale belangen. Die belangen zien zij in de
grootst mogelijk handelsvoordeelen op de
markten van Groot Brittannië. Met een
variatie van een voor de Nederlanders wei
nig vleiende gangbare Engelsche uitdruk
king zou men kunnen zeggen, dat reeds
thans in Ottawa aan den dag is getreden
dat „the Dominions are giving too little
and asking too much", 't Is al terstond dui
delijk geworden wat zij vragen. Het is nog
niet gebleken wat zü zullen geven. De lei
dende persoonlijkheid in Canada, de pre
mier Bennett, heeft gezegd, dat hij een
lange lijst van fabrikaten heeft samen
gesteld, die Engeland vrij op de Cana-
deesche markt zal mogen invoeren. De
..Evening Standard", een blad van de
Beaverbrook-groep. heeft geestdriftig uit
geroepen, dat de lijst wel 5000 zaken be
vat. Maar wel ingehchte correspondenten
in Ottawa zijn niet onder den indruk van
de lijst, waarop b.v. geen enkel artikel
voorkomt dat in Canada wordt gemaakt,
zoodat de heer Bennett er ,wel degelijk
RIJNSBURG.
XI.
We zijn over 't interieur van de Kerk
te Rijnsburg nog niet uitgepraat.
Van de kerkmeubelen treft in de eerste
plaats de fraaie Renaissance preekstoel
met het doophek. We zien hoe de paneelen
van de kuip, die met eenvoudig snijwerk
zijn versierd, gevat zijn tusschen heel
mooie pilasters, omwonden met guirlandes.
De pilasters zijn bekroond met een Jonlsch
kapiteel. Daarop rust de breede geprofi
leerde kanselrand. Het klankbord boven
den kansel is geheel in denzelfden stijl. Bij
den kansel ontdekt men nog de antieke
koperen arm, waarin het doopbekken
wordt geplaatst. De ruimte voor de doop
plechtigheid bestond, wordt omgeven
door een Renaissance-schot met balusters.
Dit alles is van sterk eikenhout.
Eveneens geheel in denzelfden stijl is de
voormalige regeeringsbank, die om de
tweede pilaar aan de Zuidzijde is heen-
gebouwd. Voor de verbouwing bevond deze
pilaarbank zich aan de overzijde.
Het ls merkwaardig, dat in een kerk
ruimte als die te Rijnsburg een vereeni-
ging van zoovele stijlen als Romaansch,
Gothiek en Renaissance nooit storend
aandoet. Uit dogmatisch stijl-oogpunt zou
men moeten spreken van een allegaartje,
dat ons gevoel voor harmonische stijl
eenheid geweld aandoet.
Niets echter daarvan!
We nemen deze stijlmelange in één ge
bouw ten slotte heel gewoon en achten ze
volkomen verantwoord. Wellicht komt het
daardoor, dat een Romaansche kolom, een
Gothisch kapiteel, een laat-Gothisch ton
gewelf, een Renaissance-pilasterstelsel, al
deze werkstukken blijk geven het resul
taat te zijn van wel verschillende, doch
steeds wei-overwogen stijlprincipes.
Uit een smaakvol omwonden Renais-
sance-pilastertje met zijn Jonisch kapi
teel spreekt evenzeer rust, diepe bezon
nenheid en karaktervol stijlgevoel als uit
een Gothisch bladkapiteel of uit de stroeve
sterke ronding van een Romaansche tuf-
steenboog.
Bij alle vindt men bezonnen massa
verhoudingen, en de detailleering en pro
fileering mogen steeds anders van aard
zijn, omdat men uitging van verschillende
grondbeginselen, het eene is even be
haaglijk voor het oog als het andere.
Slechts dorre en nuchtere dingen, waar
aan elk dieper stijlbesef ontbreekt, kun
nen de harmonie verbreken.
Stijl sluit zich altijd aan bij stijl. Hoe
zuiverder de uitingen zijn, des te bevre
digender is de harmonie. Wat verschil
lende stijlzuivere tijdperken samen hebben
gevoegd is te beschouwen als een ongani-
sche groei. Stijl is de uiting van een
levens- en wereldgevoel. Waar een alge
meen levens- en wereldgevoel ontbreekt, is
geen stijl, geen harmonie, zooals de 19de
eeuw met haar archaïseerende en roman-
t.iseerende experimenten ons wel heeft ge
leerd.
Stijlen zijn als de accoorden in de mu
ziek. Ze vinden hun oplossingsaccoord in
dén reinen drieklank.
Nu we op deze wijze bij de muziek be
landen, willen we meteen enkele woorden
wijden aan het fraaie groote
kerkruimte naar het Westen
afsluit. Het is een monumeir
ment met een fraai gebed
van Slavonisch eikenhout
firma Van Leeuwen uit Leidétd
1923 werd geplaatst.
Enkele punten uit de gesc
dien orgelbouw, die ik ontleen
denkboekje, dat in 1923 werd
ter gelegenheid van de invrtj-"
ik even in herinnering, oaL
offervaardigheid van de Ned
te Rijnsburg in het licht te pi-
Het oude orgel voldeed niet
de eischen, en doordat de kerf
1903 driemaal was vergroot, m
de ruimte te zwak.
In 1920 werd een orgel-tï
richt, dat den 22sten Sept. va
voor het eerst bijeenkwam, j
duit te bezitten en dus van o
uitging, dat het nog jaren zou
het benoodigde fonds bijeen vai
Het eerste beroep op de ofien
der gemeente bracht evenwel r
op. Een jaar na dato was reeds
een. bijna de helft van de ver-v
Men besloot het er nu op te
was reeds op 24 Maart 1922 j
den heer Van Leeuwen te tot
Op 23 Mei 1923 werd het pt
ingewijd, terwijl het comité
belast gevoelde met een setu>
f2000. Van te voren was een
iioten van f. 2500, waarvan r-
aandeelen was terugbetaald
het resteerende bedrag birre
jaren volgde.
De Ned. Herv. Gemeente vg
heeft hiermee wel een besotu
beeld gegeven aan een grooi
in haar nabijheid, die het h.
niet bijeen kon krijgen, om»
prachtig oud orgel met schi
riaal naar den eisch te res'
Het Rijnsburger orgel is
Het bevat 24 verschillende r
sprekende pijpen. Er is een
het bovenklavier, een rolzw
raai crescendo en het bezit v
knoppen voor de regeling vat
Wijders zijn er verschillende
mogelijk en is er een automat:
omschakelaar.
In 't kort, 't is een heel
instrument, dat den naam vu
Van Leeuwen als orgelbouwer)!
doet.
Met groot genoegen hebber,
terd. toen de bekwame orgartr.
Koole, ons het materiaal deed).
De windmachine is aangebr
diepe nis van den torenmuur,
lijk is dit geen nis geweest, dol
gang om van den toren op d»
de kerk te komen. Men ziet in ie
ter weersziiden nog de moeten,
duimen hebben gezeten, waarop
de hengsels van de deuren draai/
We zullen thans niet meer se1
het interieur der kerk en in
artikel nog enkele algemeene o
maken.
voor schijnt te waken, dat de industrie
van Canada geen concurrentie zal onder
vinden van die van Engeland. Hoe het ge
noemde blad aan het cijfer 5000 komt is
wat raadselachtig. Misschien bevat de lijst
b.v. schroeven, waarvan elke variatie in
dikte en lengte is geteld om tot het in
drukwekkende cijfer te komen.
Volgens eenige voorstellingen in de
Engelsche pers hebben de Dominions let
terlijk samengespannen om Groot Brit
tannië te nopen zijn markt voor levens
middelen en grondstoffen voor de Domi
nions te reserveeren, voor zoover de Do
minions die markt kunnen voorzien. De
bladen van Lord Beaverbrook stijven de
Dominions in die houding, aangenomen
dat zij ze hebben aangenomen. De kran-
tenlord Beaverbrook behoef ik wel niet bij
mijn lezers in te leiden. Zijn optreden,
zijn opvattingen, de hevigheid waarmede
hij zijn vrij algemeen onpraktisch geachte
denkbeelden propageert zijn genoegzaam
bekend. Lord Beaverbrook en zijn helper,
de handelsimperialist Amery, gelooven,
dat het Britsche Gemeenebest van Naties
in groote welvaart en in vrede kan leven
buiten en met veronachtzaming van de
rest van de wereld. Amery heeft wel eens
in zooverre een concessie willen doen aan
de wereld buiten het Britsche Rijk dat hij
landen als Argentinië en Denemarken
onder zekere voorwaarden in de gelukkige
familie zou willen opnemen. Hij koos de
genoemde landen aangezien ze vanouds in
Engeland een markt hebben gehad voor
het grootste deel van hun uitvoer en om
dat ze, door met bekwamen spoed Enge-
land's afstand van den gouden standaard
te volgen, zich min of meer solidair heb
ben verklaard met Engeland's econo
misch lot.
Naar men weet, is de officieele houding
in Engeland geenszins in overeenstem
ming met die van Beaverbrook en zijn
„rijkskruisvaarders". In het parlement
zijn er vele conservatieven, die te zeer
onder de bekoring zijn gekomen van de
rozengeurige en mannenglanzige droomen
van den krantenlord. Maar Baldwin, de
leider der conservatieven, heeft tot op den
huidigen dag aan de felste en meest on
hebbelijke aanvallen van den hoogepries-
ter van ..Rijksvrijhandel" blootgestaan,
omdat hij niet bereid was de politiek van
Zijn partij met die des priesters te ver
eenzelvigen. Baldwin's houding wordt
wellicht bepaald door politieke overwegin
gen. In dit geval dan stemmen de conclu
sies van politieke overwegingen wellicht
in haar geheel De politiek Beaverbrook,
overeen met de belangen van de wereld
die er op is gericht de Dominions te be
lasten met de leveranties van het voedsel
voor de bevolking van Engeland (in ruil
waarvoor de Dominions dan de fabrika
ten van het Moederland zouden afnemen)
brengt onvermijdelijk mee, dat Engeland
de voedingsmiddelen, welke het tot heden
nagenoeg vrij uit andere bronnen heeft
laten toestroomen, met hooge invoerrech
ten zou belasten. De tegenstanders van
dit plan. dat minder drastisch toch wel
door het meerendeel der conservatieven
wordt onderschreven, kenschetsen het als
een „voedselbelasting", hetgeen het dan
ook is. aangezien tennaastebi] tweederde
deel van den levensmiddeleninvoer zou
moeten worden belast met een tarief ten
einde aan de Dominions een vrije markt
voor het resteerende derde deel (en meer 1
kunnen zij op dit oogenblik
brengen) te waarborgen.
Een partij, die in politiek proers
voedselbelasting zou opnemer.. o:<
zooals Beaverbrook en zijn voI?'!
willen, zou in verkiezingen r
hebben. De conservatieven hete
ger al tot hun schade gelsf
heeft deze les onthouden: enf
regeering, die hoezeer ster!
getint toch iets nationaals bb
heeft bij voorbaat verzekerd"
haars inziens geen eng ondBtm
worden, dat de conferentir dur
een begin moest zijn van
menwerking tusschen alle '•"4a\
gericht moest zijn eerder op:»
van tarieven in de Dominion)
van de wereld dan op een «ft'
nen het Britsche rijk tegen oe r
wereld, en dat Groot-Brittar.nl'1
geen handelsovereenkomsten W
sluiten, welke zouden indruisen?
belangen van zijn wereldhanoa
de positie van Engeland en BsMJ
ze aldus duidelijk aan zijn cara*
legeerden te Ottawa verklaart
strookt niet met de diepere «en-
mannen als de Canadeescne p>
met die van de meeste Domuuo
die niet minder dan voorheen ln
een goed melkkoetje blijven zien.
verbrook heeft nooit uitgelegd n«
economische rijksbeginselen o-
met het feit, dat de product'
van Engeland zijn ingesteld op een
vraag, welke zelfs in deze ben»-
toch nog wel tien maal zoo gw"
vraag uit de Dominions.allee".
ook nooit uitgelegd hoe hi) f® v
steeds groeiende en zwaar besw
dustrie der Dominions gelukk1^-
in het aan zichzelf genoeg nee-
pire van zijn droomen. Indien
begin af vastgestelde Bntscne
Ottawa zich er tot het einde kan
den dan zal de conferentie slee»
den resultaten kunnen afwen*".-
moet voor de wereld zoowel a
Britsche rijk het beste zu«- J
seel standpunt bezien beteekene"
den resultaten een succes, t"
bescheiden uitkomst te Ottawa
eerste schrede is op den weg
samenwerking tusschen alle 'at
wereld dan zal de hoofdstad jan
de komende geschiedenis w°r
schetst als de stad. waar de vic
RECLAME.
zijn Poeders alleen, wanneer
teekening dragen van den
A. Mijnhardt.
A. Vte B. Alleen als U me> t
wilt onderteekenen. kunnen
opnemen.