LEIDSCH DAGBLAD
3st4 Jaargang
Donderdag 14 Juni 1932
No. 29
)PDENNENHEUVEL
EEN RAADSELTJE
ANECDOTES.
door
IE. DE LELLE HOGER WAARD,
Hoofdstuk VIII.
Moortje en Daisy.
blijk werd het kleine poesje, dat
op dien voor allen onvergetelijken
.an Marie Bolthuis gekregen had,
(tear verschijning op Dennenheuvel
neene lieveling.
er had haar een schoteltje melk
|Vèh en zij stak er eerst haar pootjes
van haar bekje in zoodat de
naar alle kanten spatte. Maar Moe-
Jwees het kleine ding dén v/eg door
Ipioetje in het witte vocht te duwen
dat smaakte! Nu eens drinken,
veer likkebaarden als het poesje
dreigde er een kibbelpartijtje tus-
I de jeugd uit te breken door Bobs
Iking, dat eigenlijk alle poesen
I v.aren." Al die verwijtende oogen
|m heen deden hem er echter haastig
■evoegen: „behalve dit kleine ding
[rlijk! Dit is een schatje!"
ue wolk, die op eens donker en drei-
ivas komen opzetten, was weer even
verdwenen.
i groeide goed. Zij was pikzwart,
i het puntje van haar staartje was
prwijl de pootjes witte sokjes sche
rm te hebben.
e zullen we 't poesje noemen?"
Moeder.
fn noemden nu poesennamen op
^artje!"
ngstaart!"
iesje!"
pk,e!" klonk het dooreen.
Moeder had een veel mooieren
i Zij noemde het poesje „Moortje" en
•Jtje" zou 't kieine ding blijven hee-
T>k toen het een groote, dikke poes
pen was.
luisterde Poes dus naar den
i van Moortje en hoewel allen er
|ol op waren, was en bleef het toch
fcs poesje, daarzij het eerlijk van
JBolthuis gekregen had. Zij was het
■pie Moortje eten geven mocht en dit
■vergeten zou.
Tsnlijk bleek het geheugen van de
ite dochter des huizes beter te zijn
Iemand vermoed had, want tot aller
gde scheen zij Moeders woorden goed
Tthouden en geen lust meer te heb-
keg te loopen.
gppie wordt groot," zei Moeder, als zij
poe haar jongste Moortje's melk be
aam op de krant zette en daarbij
druppeltje morste.
Pa- wilde niets liever dan groot wor-
fh als Moeder het zei, was het na-
JJ. 20°. Bob kon haar wel eens plagen
or den mal houden, maar bij Moeder
pe zij daarvoor niet bang te zijn.
lamihe wordt steeds uitgebreid!"
■lo «rtf .een daS> toen ze met een
Tjt foxje kwam aandragen, dat
vi J°hg was en zij uit haar
van Jaap, den groente-
•Staien uit het had het zelf m°sen
hondje cpiinm. I 1 en natuurlijk het
.Ruimte ?at 2li het liefste vond.
zullen MÓortie0 Jzei M°ecier. „Maar.,
pi goed gedragen?" nieuwe huissenoot
Pe^MiekuR Moeder! waarom niet?!"
„Wel, omdat katten en honden - vooral
foxen! nu eenmaal groote vijanden van
elkaar zijn."
„Maar als we 'thun toch leeren
begon Bob overtuigd.
„Ze zijn allebei jong. Misschien zal het
wel gaan," zei Moeder, die het evenals de
jeugd een aardige tegenstelling vond: dat
zwarte poesje en dat witte hondje, hetwelk
op voorstel van Miek en met algemeene
stemmen „Daisy" genoemd werd.
„Moortje en Daisy klinkt leuk!" vond
Loek.
„Je zou ze ook gewoon „Zwartje" en
„Witje" kunnen noemen," zei Bob, maar
daarvan wilden de anderen niets weten.
Poes heette immers al Moortje en zou
moeilijk aan een anderen naam weer
wennen.
Vol belangstelling woonde de geheele
familie met Vader aan het hoofd
de kennismaking der beide dieren bij.
Moortje lag juist in haar mandje en
Miek zette Daisy bij haar neer, vlak vóór
de mand
Met grappigen ernst namen zij elkaar
op, maar van boosheid was bij geen van
beiden ook maar een spoor te bekennen.
„Ze zijn nog te jong." zei nu ook Vader,
„om vijandig tegenover elkaar te staan.
Moortje heeft in haai' korte poesenbestaan
nog niet met het hondenras kennis ge
maakt. Anders zou ze stellig wel een hoo-
gen rug opzetten of een poot uitslaan. En
Daisy is nog een veel te nieuwsgierig,
jong hondje om een vijandige houding
aan te nemen. Kijk, Daisy, begint al dich
terbij te komen."
Allen verdrongen zich nu om de poe-
senmand om beter te kunnen zien.
Moort je kwam ook wat naderbij en
gaf Daisy een kopje!
Het hondie. dat aan den gezelllgen om
gang met Moeder en het zusje en broertje
gewend was, vond het gewoon en likte
Moov eens.
„Wat 'n schatten!" fluisterde Miek.
't Duurde niet lang, of het tweetal be
gon te spelen.
Even keken de kinderen bedenkelijk,
toen Daisy in Moortje's staart scheen te
bijten, maar.het was natuurlijk een
spelletje en Daisy beet niet door. Tever
geefs trachtte Moortje nu Daisy's kleine
staartje te grijpen, al moest zij weldra die
poging opgeven.
Miek haalde toen een schoteltje melk,
waarin zij wat wittebrood geweekt had en
zette het vóór Daisy neer.
Maar wat gebeurde?
Moortje, die zich missclüen verbeeldde,
dat dit schoteltje lekkerder eten bevatte
dan het hare, stak er haar snuitje in en
liet zich den inhoud best smaken.
„Dat is brutaal!" vond Bob, die in zijn
hart toch altijd nog meer voor een hond
dan een poes voelde.
„Heelemaal niet brutaal!" verdedigde
Beppie haai- lieveling en ze keek haar
oudste broertje daarbij zóó uitdagend aan,
dat „de grooten" in den lach schoten.
Maar wat deed Daisy in dien tijd? Die
ging naar Moortje's schotel enliet
zich den inhoud daarvan best smaken!
„Wat een slimmerd!?' juichte Bob ,.Hjj
denkt zeker: leer om leer!"
„Daisy zal zich verbeelden, dat die melk
lekkerder is!" zei Miek.
„Of zoo verstandig zijn zich in het on
vermijdelijke te schikken," meende
Moeder.
„In elk geval kunnen we hun voortaan
samen één schotel geven," merkte Miek
practisch op.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
t Is zomerdag. Familie Spruljt
Gaat vroolijk er op uit:
Ze trekken naar het koele bosch
En pienicken op 't mos.
Juist zitten allen op den grond,
Of Moes kijkt angstig rond.
Z' ontdekt een vrtes'lijk iets: een mier!
En weg is haar plezier!
We gaan verhuizen! roept Moes uit.
Ik blijf hier zegt Pa Spruijt.
Och man, een mierenhoop! Toe, kom!
Smeekt Moeder. Wees niet dom!
Pa moppert nog: 't Is maar idéé!
Al gaat hij met Moes mee
Een heel eind verder, waar geen mier
Of ander vrees'lijk dier
Te vinden is. De rust herstelt.
Ma Spruijt zou voor geen geld
Zich wagen bij een mierennest.
Dat weten allen best!
Maar, 's avonds thuis, trext Moeder Spruijt
Haar beide kousen uit.
Wat zit er denk eens even! in?
Heb j' in een raadsel zin?
Zeg mij het antwoord dan!Een mier?
Een spin of ander dier?
Je raadt het stellig niet, o neen!
In elke kous een been!
(Nadruk verboden.)
Ingezonden door Hendrik West.
Deurwaarder: „Je zegt, jongentje dat je
vader niet thuis is. en hoe komt het dan,
dat zijn hoed daar aan den kapstok hangt?
Zoontje: „Ja ziet u. als vader zijn hoed
opzet, dan kan hij zich niet in de kast
verstoppen."
Ingezonden door John Delfos.
„O, Moeder ik hoefde vandaag niet op
het strafbankje te zitten."
„Hè vent, hoe prettig, had je zoo goed
opgepast?"
„Nee Moeder, maar de strafbank wordt
geverfd."
Zoo kregen Moortje en Daisy wel ieder
een mand, maar aten zij steeds uit éen
grooten schotel tot groot vermaak van al
len die dit nog nooit bijgewoond hadden.
De bewoners van Dennenheuvel vonden
dit echter heel gewoon. Moortje en Daisy
hadden dit immers vanaf den eersten dag,
dat ze bij elkaar waren, gedaan!
De jonge dieren groeiden ais kool en
deden hun gemeenschappelijk etensbakje
alle eer aan. al brak er weldra een tijd
aan, dat Moortje er katten- en Daisy
hondenbrood bij kreeg.
(Nadruk verboden) (Wordt vervolgd).